Wat vindt NRC | Winterkou laat omvang van dakloosheid zien

Goed nieuws voor mensen zonder dak of thuis: de winterkoudeopvang in de vier grote steden blijft langer open. Althans, tot vrijdagochtend. Dan kijken de GGD’s opnieuw naar de weersomstandigheden. En als de temperatuur boven het vriespunt uitkomt, staan de mensen zo weer op straat. Ook als het regent moeten ze eruit, terwijl ze in natte kleren misschien nog wel meer verkleumen dan wanneer het vriest. Dus goed nieuws? Niet echt.

Permanente winteropvang, van november tot april open, is er alleen voor een beperkte groep: mensen die sociale rechten hebben in Nederland, bijvoorbeeld omdat ze een Nederlands paspoort hebben of omdat ze kunnen aantonen dat ze door hun werk een binding hebben met de stad. Hier worden niet alleen een warm bed en een maaltijd geboden, maar ook hulp om weer toekomstperspectief te krijgen. Dat deze opvang niet voor een bredere groep beschikbaar is heeft te maken met de vrees voor een aanzuigende werking.

Zelfs als de tijdelijke slaapzalen weer een paar dagen langer openblijven kiezen niet alle mensen zonder dak of thuis voor de behaaglijkheid van de centrale verwarming. Wie zijn plek in de bosjes of onder een viaduct verlaat, loopt het risico dat die bij terugkomst is ingenomen. Of dat tent en slaapzak zijn verdwenen, want die spullen mogen overdag niet in de opvang worden achtergelaten. Daar komt bij: niet iedereen vindt het fijn om op een slaapzaal te liggen. Partners blijven soms liever samen in de kou, want in de opvang moeten mannen en vrouwen op aparte zalen.

De tijd dat de opvang vooral werd bevolkt door heroïneverslaafden is allang voorbij. Steeds vaker zijn het mensen die door tegenslagen in het leven – ontslag, faillissement, opstapelende schulden, echtscheiding – alles zijn kwijtgeraakt. Een andere grote groep, in Den Haag 80 procent, zijn arbeidsmigranten die voorheen werkten in onder meer de kassen in het Westland, de vleesindustrie en distributiecentra – werk dat Nederlanders liever niet doen. Ze verloren hun baan omdat ze ziek werden of anderszins ongewenst werden verklaard door hun werkgever. Daarmee verloren ze meteen ook hun slaapplek, want die werkgever was vaak ook hun huisbaas. Ook na talloze rapporten en debatten over de mensonwaardige behandeling van kwetsbare arbeidsmigranten is er helaas nog geen einde aan deze schrijnende praktijken.

Het doel dat in 2030 niemand in Nederland meer dakloos zou moeten zijn, lijkt helaas nog ver weg

Gelukkig zijn er mensen die zich het lot van deze groep aantrekken. Zoals de straatartsen die spreekuur houden voor mensen zonder papieren, of de Poolse stichting Barka, die dakloze arbeidsmigranten laat afkicken van drank of drugs, therapie geeft en helpt terugkeren naar hun land. En niet te vergeten is er het Leger des Heils, dat in de koude maanden buurtkamers openstelt voor iedereen die op zoek is naar „warmte en gezelligheid”. Beter zou het zijn als deze initiatieven niet nodig waren. Ruim een jaar geleden lanceerden drie bewindspersonen het Nationaal Actieplan Dakloosheid. In 2030 zou niemand in Nederland meer dakloos moeten zijn. Dat doel lijkt helaas ver weg. Zeker 26.000 mensen leven nog op straat.

Toch is het mogelijk om mensen de draad weer te laten oppakken, blijkt uit een succesvol project in Eindhoven, Amersfoort, Groningen en Rijnstreek. Daar krijgen dakloze jongeren elke maand een bedrag van 1.150 euro, zonder tegenprestatie. Met positief resultaat: ze gaan werken, vinden een woning en verbeteren hun gezondheid. De investering verdient zichzelf terug. Winteropvang is voor deze groep niet meer nodig. Een hartverwarmend project waar andere gemeenten lering uit kunnen trekken.