In de rechtspraak geldt het beginsel dat wie een ander iets verwijt zelf schone handen moet hebben. Rechtsbescherming komt niet onverkort toe aan degene die zelf medeveroorzaker is van het onrecht. In de rechtszaak tussen Zuid-Afrika en Israël voor het Internationaal Gerechtshof leek Israël hier afgelopen vrijdag indirect een beroep op te doen door Hamas te beschuldigen van genocidale acties tegen Israël en in het verlengde daarvan Zuid-Afrika te verwijten Hamas te hebben gesteund. Is Zuid-Afrika geloofwaardig in de klacht dat Israël zich mogelijk schuldig maakt aan genocide op de Palestijnen in Gaza?
Dit verwijt aan Zuid-Afrika is niet helemaal ongegrond in het licht van het Genocideverdrag. Israël gebruikt dit argument om Zuid-Afrika als klagende partij ongeloofwaardig te maken, maar welke actor heeft in de context van het Israël-Palestina conflict nog schone handen? Zijn niet alle staten op de een of andere wijze betrokken bij de tragedie die steeds verder escaleert? Juist deze aanklacht tegen Israël die gebaseerd is op het Genocideverdrag maakt dit pijnlijk duidelijk.
Escalatie
Dat genocide, het ultieme kwaad, ingeroepen moet worden om de internationale rechter de kans te geven zich uit te spreken over de afschuwelijke gebeurtenissen in en rond Gaza, duidt op het langdurig falen van de internationale gemeenschap om internationaal recht serieus te nemen.
De escalatie van het geweld vindt plaats in een omgeving waar het internationaal recht al heel lang geen betekenisvolle rol heeft kunnen spelen. Invloedrijke staten gebruiken het recht niet om Israël en de Palestijnen te helpen een oplossing te vinden. Het Internationaal Gerechtshof staat buitenspel wanneer het om ‘gewone’ schendingen van het internationaal recht gaat. Daarvoor moeten Israël of mogelijk andere betrokken staten eerst toestemming geven. Deze toestemming is er niet, behalve in het Genocideverdrag.
Lees ook
Israël voelt zich ‘gedemoniseerd’ in genocide-zaak
Het Genocideverdrag is dus het enige verdrag waaronder een aanklacht tegen Israël geformuleerd kon worden. Zuid-Afrika heeft die handschoen opgepakt. Echter, de aanklacht kan alleen betrekking hebben op het misdrijf van genocide. Andere meer voor de hand liggende vragen over zelfverdediging en de grenzen daaraan, de toepassing van het oorlogsrecht, de rechten van de Palestijnen, kunnen momenteel dus niet door deze rechtbank behandeld worden. Alleen de vraag of geweld door Israël wordt uitgeoefend met de intentie om volkenmoord te plegen op de Palestijnen in Gaza staat ter discussie.
Het Genocideverdrag is een tweesnijdend zwaard. Het verdrag verbiedt het plegen van genocide en verplicht voorts alle staten om al het mogelijke te doen om waar ter wereld ook genocide te voorkomen en te bestraffen. Zuid-Afrika beschuldigt Israël van het plegen van genocide, maar de vraag kan gesteld worden wat Zuid-Afrika in het verleden gedaan heeft om te voorkomen dat het tot deze situatie is gekomen? Deze laatste vraag geldt niet alleen voor Zuid-Afrika, maar geldt ook voor alle andere staten. Genocide ontstaat niet in een vacuüm. Het is een geleidelijk proces van toenemend systematisch geweld en discriminerende maatregelen, het oproepen tot haat en het ontmenselijken van de tegenstander.
Signalen dat het de verkeerde kant opgaat zijn vaak duidelijk zichtbaar; de vraag is wat kunnen en vooral willen andere staten doen om te voorkomen dat het daadwerkelijk tot een genocide komt. Respect voor het internationaal recht zou hierbij een heel duidelijke en neutrale leidraad geweest zijn.
De rechters van het Internationaal Gerechtshof hebben nu een schier onmogelijke taak. Zij moeten binnen enkele weken besluiten of er voldoende geloofwaardigheid is in de beschuldiging van Zuid-Afrika dat Israël mogelijk genocide pleegt. Of dat daadwerkelijk zo is, wordt pas later in de jarenlange procedure verder uitgezocht. Vervolgens, als de rechters de beschuldiging geloofwaardig achten, is het de vraag of zij ook meteen een of meer voorlopige maatregelen uitvaardigen om te zorgen dat de situatie niet verergert. Zuid-Afrika heeft onder andere gevraagd om Israël te verplichten de militaire acties in en tegen Gaza onmiddellijk stil te leggen. Wat het Hof ook besluit, het kan niet meer zijn dan een antwoord op een zeer specifieke juridische vraag naar de genocidale intenties van Israël. Het is een juridisch complexe omweg om te proberen een staakt-het-vuren te bewerkstelligen. Ik ben bang dat zo’n voorlopige voorziening vrede niet dichterbij zal brengen.
Preventie
Toch is deze zaak van groot belang voor het internationaal recht om de toepassing van het Genocideverdrag verder te verduidelijken, maar dat zal nog jaren duren. Preventie van genocide had in het veel eerder stadium moeten beginnen. De internationale gemeenschap, inclusief Nederland, heeft hierin gefaald.
Het Internationaal Gerechtshof is door Zuid-Afrika gevraagd om een aantal voorlopige maatregelen aan Israël op te leggen. Maar het Hof mag ook zelfstandig tot andere maatregelen besluiten. Zo kan het in een voorlopige voorziening een oproep doen aan alle staten om zich intensiever in te spannen om te voldoen aan de verplichting om genocide te voorkomen en te bestraffen, waaronder door het serieus nemen van het internationaal recht. Dit zou onderstrepen dat het voorkomen en bestraffen van genocide een verantwoordelijkheid is van de hele internationale gemeenschap.