Hoe zat het ook alweer? Als het eruit ziet als een eend, kwaakt als een eend, dan… Nou bij de Schotse kunstenaar Rachel Maclean (1987) kun je er dan gevoeglijk van uitgaan dat het géén eend is. Haar even hilarische als maatschappijkritische werk staat centraal in een focusprogramma op het komende International Film Festival Rotterdam. En het pronkstuk in dat kleine retrospectief bestaat uit de installatie en gelijknamige kortfilm Duck (2023) waarin ze in een met eendenmotieven volgeplempt decor met deepfakes James Bond tot leven wekt. Alle zes versies die we van hem op het witte doek voorbij hebben zien komen, welteverstaan. En ze kruipt ook nog even in de huid van Marilyn Monroe.
Al dat gespeculeer over wie de nieuwe Bond moet gaan spelen en wie die film zal gaan regisseren, heeft ze in één klap overbodig gemaakt: de als kunstschilder opgeleide Maclean speelt in haar films de meeste rollen gewoon zelf. Ze is de koningin van de dubbelgangers. En het hoofd van Sean Connery past haar dankzij de nieuwste technieken net zo goed als dat van Daniel Craig. Door kunstmatige intelligentie aangedreven beeldmodellen als Dall-E, Midjourney en Stable Diffusion zijn voor haar simpelweg de namen van nieuwe penselen.
Net als het werk van Maclean, passen ook de makers aan wie de andere twee focusprogramma’s zijn gewijd, in geen enkel hokje. Het Mexicaanse Colectivo Los Ingrávidos werkt met bestaand filmmateriaal op de grens van antikaptialisme en trance. De Chinese filmmaker Scud behandelt in zijn land taboeonderwerpen als homoseksualiteit en drugsgebruik. Alledrie bestormden ze de afgelopen tien jaar de podia van internationale filmfestivals en staan nu klaar om ook op het IFFR door te breken.
Toverballen
Maclean’s werk is een op hol geslagen rollercoaster van popcultuur, camp en satire. Ze bouwt werelden die eruitzien alsof ze een overdosis toverballen heeft gegeten. Of waar speelgoedfabrikant Fisher-Price de macht heeft overgenomen. Maar dan onder illegale invloed van ADHD-medicijn Adderall. Regenbogen exploderen. Alles is zuurstokroze, smiley-geel en pluizig als suikerspin. Ze heeft de kostuumafdeling van de BBC geplunderd en de pruikenafdeling van de feestwinkel. Niets is heilig, God noch gebod, koningin noch vaderland: in The Lion and the Unicorn (2012) kruipt ze in de huid van de Britse koningin Elizabeth en laat haar licht schijnen over de aloude animositeit tussen de Engelsen en de Schotten. Het is alsof ze in die film het Schotse referendum over onafhankelijkheid twee jaar later en de Brexit van 2020 al voorspelde.
Haar eigenlijke thema’s zijn feminisme, identiteit en beeldvorming, en het brullende brallen van het patriarchaat. Net zoals in het vergelijkbare lsd-feminisme van de Zwitserse Pipilotti Rist schuwt ze daarbij het groteske, perverse en morbide niet. In haar eerste wat langere film, het één uur durende Feed Me uit 2015 zit onder al die fluorescerende knettersuiker een scherpe aanklacht tegen een wereldbeeld waarin iedereen (en vooral meisjes) knap, schattig en happy moet zijn. In de setting van een talentenjacht verlekkeren infantiele volwassenen zich aan al die popperigheid. Iets wat ze in het nieuwere Dr. Cute (2019) nog eens in kort bestek herhaalt. De vraag die nadreunt is: wat als iets té schattig is?
Want al die banale stereotypes die ze inzet gaan natuurlijk ook nog ergens over. Soms zit het verstopt onder glitterpoeder, soms ligt het er duimendik bovenop. Hoe kan dat ook anders in een wereld waarin de personages in slogans met elkaar praten? In Make Me Up (al in 2019 te zien op het IFFR) gebruikt ze daarvoor onder andere de voice-over van de BBC-serie over kunstgeschiedenis Civilisation (1969) waarin kunsthistoricus Kenneth Clark het mansplainen lijkt te hebben uitgevonden. Een paar jaar voordat Laura Mulvey en John Berger de mannelijke blik van de film- en kunstgeschiedenis zouden ontmaskeren, orakelt Clark nog lustig over klassieke kunst- en schoonheidsidealen voor vrouwen.
Maclean voor de Biënnale van Venetië in 2017:
In een interview met technologieplatform ‘The Verge’ vertelde Maclean dat het cyberfeminisme in opkomst was toen ze op de kunstacademie zat: de gedachte dat vrouwen online eindelijk de vrijheid zouden hebben om zichzelf te uiten hoe ze wilden. Ze zag het tegenovergestelde gebeuren: de selfiecultuur bracht meer eenvormigheid en schoonheidsdictaten dan ooit met zich mee. Dus onderzoekt ze, zo zegt ze, zowel de vrijheid van fluïde identiteiten als de restricties van al die opgepoetste en gemanipuleerde versies van het zelf. Niet voor niets is de setting van Make Me Up een als snoephuis vermomde gevangenis, waar surveillancecamera’s de jonge vrouwen die er wonen 24/7 in de gaten houden om te zien of ze zich wel gedragen.
Gevonden geluid
Maclean gebruikt vaak ‘found audio’ voor haar dialogen, zoals reclames en flarden filmtekst, en plamuurt dat allemaal dicht met synthesizerdreunen waar horrorfilmer John Carpenter jaloers op zou zijn. Ook die associatie komt niet zomaar. Zoals al uit haar vroege film Over the Rainbow (2013), maar ook uit Feed Me en Make Me Up blijkt, leven we in een verrukkelijke schijnwereld – haar werk is uitgesproken, maar niet moralistisch. Maar al die teddyberen, porseleinen poppen, clownsmaskers en vrolijke speeldoosjes kennen we natuurlijk ook uit de horrorfilm. Wat gebeurt er als de zon ondergaat in ‘My Little Unicorn land’? Dan ontwaken onze nachtmerriedubbelgangers, onze Dorian Gray-selfie alter ego’s.
Dat haar films daardoor zo knarsen en schuren, en in het geval van de deepfakes in Duck glitchen en vastlopen, is eigenlijk wel een beetje lekker. Alsof Maclean net iets te lang aan een puistje krabt, waarvan wij ’s ochtends voor de spiegel nog dachten dat we dat konden verdoezelen als we maar genoeg Insta-filters en fillers zouden gebruiken. Maar het blijkt eigenlijk een open wondje waar, als je niet oppast, de pastelkleurige pus uitloopt.