‘De legende is dat Pantaleon Hebenstreit zo’n grote ster werd, dat hij door Lodewijk XIV gevraagd werd voor een concert. Die zou Hebenstreit hebben gezegd zijn uitvinding naar zichzelf te noemen. Daarom heet het de pantaleon.”
Franziska Fleischanderl (40) is een van de weinige professionele psalterium-spelers. Het psalterium (of psalter) is een snaarinstrument uit de eeuwenoude familie van de citers, waarvan er op de hele wereld varianten te vinden zijn: van het Nederlandse hakkebord en de Midden-Oosterse qanun tot de Chinese guzheng. Sommige citers worden bespeeld door aan de snaren te plukken, anderen worden aangeslagen met twee kleine hamertjes, zoals de Italiaanse psalter uit 1725 van Fleischanderl. Ze behaalde in Leiden haar doctoraat na onderzoek naar de speelmethodes van haar instrument, dat in de barok even populair was als viool, harp of klavecimbel. De pantaleon is óók een afstammeling van de citer-familie. Maar dat instrument bestaat niet meer, en we weten er maar bar weinig over.
„We weten dat de pantaleon enorm moet zijn geweest voor een citer, zo’n drie meter lang. Er is opgeschreven dat het publiek het heel bijzonder vond om te zien hoe Hebenstreit achter zijn instrument heen en weer stond te springen. En we weten dat er zowel darm- als stalen snaren op zaten, wat betekent dat het zowel heel hoog als heel laag kon klinken. Hebenstreit scheen een enorme virtuoos te zijn, het publiek zou nog nooit zoiets hebben gehoord. Dat snap je ook wel als je bedenkt dat het waarschijnlijk het bereik had van een klavecimbel, maar dan met de mogelijkheid om harder of zachter te spelen [dat kan een klavecimbel niet, red.] en om hamertjes van verschillende materialen te gebruiken, die allemaal een andere klank maken. Omdat Hebenstreit volgens brievenschrijvers de enige was die goed op zijn instrument kon spelen, werd hij een superster.
Franziska Fleischanderl probeert pantaleonmuziek te recreëren.
„Heel wat bouwers hebben geprobeerd een pantaleon te reconstruëren, maar de beschrijvingen ervan lopen zo uiteen dat het nog niet gelukt is. Het instrument is een enigma, ik zou zó graag weten hoe het eruitzag en hoe het klonk. Ik wil alleen niet weten hoeveel werk het geweest moet zijn om zo’n enorm instrument te stemmen.
„Met Holland Baroque ga ik proberen de pantaleonmuziek te recreëren. Ik heb een bouwer gevonden die een paar enorme psalters heeft gebouwd. Ik heb er nu een die even groot is als ik. Die zet ik op de concerten naast mijn eigen psalterium, zodat ik zowel hoge noten als basnoten kan spelen. Dat is voor zover ik weet nog nooit geprobeerd. Ik heb nog geen idee hoe het met het orkest erbij gaat klinken.”
Franziska Fleischanderl speelt met Holland Baroque de concertreeks ‘Pantaleon’, waarin ze op zoek gaan naar de klank van de pantaleon. 20 t/m 25 januari, diverse locaties. Info: hollandbaroque.nl
Een alleenstaande moeder probeert met haar drie kinderen te overleven in een oorlogsgebied. Een voor een verliest ze alle drie de kinderen. Dat is in het kort de gruwelijke plot van ‘Moeder Courage en haar kinderen’, het beroemde anti-oorlogsstuk uit 1939 van de Duitse toneelschrijver en -regisseur Bertolt Brecht (1898-1956). In haar nieuwe enscenering, bij Het Nationale Theater, geeft regisseur Liesbeth Coltof Brechts klassieker, vlak voor het slot, een onverwachte, adembenemende draai.
Moeder Courage is een ingewikkeld stuk om te regisseren. Een moeder die haar kinderen verliest maakt doorgaans zo veel indruk, dat de politieke boodschap waar het Brecht om te doen was gemakkelijk onder die tragiek bedolven raakt. Een paar keer herschreef Brecht het stuk. Steeds maakte hij het titelpersonage een tandje onsympathieker, in de hoop dat het publiek zo minder zou worden bevangen door medelijden, en meer stil zou staan bij het problematische politieke systeem waar Courage model voor stond.
Moeder Courage is een handelaar. Met haar kinderen en haar wagen met koopwaar trekt ze door bezette gebieden in een niet nader gespecificeerde oorlog. (Bij Brecht is dat de Dertigjarige Oorlog, Coltof baseerde zich op de bewerking van de Engelse Anna Jordan, die de boel fijn abstraheerde door de personages over een zogenaamd grid te laten bewegen, waar plaatsen zijn vervangen door nummers.) Haar koopwaar, bij Coltof blikken bier en burgers, slijt Courage aan soldaten. Als het een blauwe maandag vrede is, weet Courage niet waar ze het zoeken moet. Het moet oorlog zijn om rond te komen.
Lees ook
‘Hoe meer het antisemitisme groeit, hoe Joodser ik word.’ Tamar van den Dop hoopt dat mensen hun zachtheid bewaken
Knappe balans
Coltof vindt in haar enscenering, vooral na de pauze, een knappe balans tussen emotie en systeemkritiek. In tien scènes presenteert ze ons een aardse, in punk-achtige outfit uitgedoste Tamar van den Dop, die als Courage de kiezen op elkaar zet om zichzelf en haar kinderen heelhuids door die oorlog te loodsen. Steeds herinnert Coltofs regie je eraan dat deze moeder en haar kinderen niet alleen zichzelf vertegenwoordigen, maar staan voor alle moeders, alle kinderen, in oorlogsgebieden. Die, net als Courage, genoodzaakt zijn zich te voegen naar een systeem waarin winstbejag voorrang heeft op medemenselijkheid, en waarin oorlog lucratiever is dan vrede. Zo houdt een oorlog zichzelf in stand. „Soms heb ik het gevoel”, zegt Courage, „dat ik mijn wagen door de hel heen rijd en zelf het hout verkoop om de vuren brandende te houden.”
Helemaal evenwichtig is de voorstelling niet. De noodzaak om dit stuk te spelen is niet constant voelbaar, sommige scènes, met name in de eerste helft, voelen wat plichtmatig aan. Wél voelbaar is die tijdens twee ingevoegde danssolo’s. Begeleid door drums en synthesizer van duo Spill Gold lijkt danser Pepe Rollema zich in een lugubere choreografie de eigen nek om te draaien. Danser Daley Monte vliegt over de speelvloer alsof hij door onzichtbare handen heen en weer geslingerd wordt, zijn halfnaakte lichaam weerloos tegen de krachten die op hem inwerken. Het zijn dit soort jongenslichamen, besef je, die overal ter wereld aan de lopende band worden gerecruteerd, verminkt en gedood, alsof het om wegwerpproducten gaat.
Scène uit de voorstelling ‘Moeder Courage’.
Foto Bart Grietens
Onaards lucide
De indrukwekkendste rol in het stuk is die van de niet-sprekende dochter Kattrin, hier waanzinnig mooi vertolkt door een bijna onaards lucide Yela de Koning. In haar pakje gemaakt van fietsbinnenbanden, met geblondeerde korte coupe, stapt ze met grote ogen rond over de speelvloer, terwijl ze als enige van alle personages probeert het goede te doen. Ze hoopt op vrede, zegt Courage, die haar een leven „met een man, een kind, een hoekbank” in het vooruitzicht heeft gesteld.
Het is deze Kattrin met wie Coltof Brechts stuk een zwaai geeft. Kinderen die sterven in een oorlog zijn geen „collateral damage”, is de boodschap die Coltof hier luid en duidelijk op doet klinken, waarmee ze onder andere verwijst naar het huidige geweld in Gaza. In Brechts stuk zijn de twee strijdende kampen inwisselbaar. Coltof plaatst hier, vlak voor het slot van de voorstelling, haar ferme kanttekening bij: soms is het wel degelijk belangrijk kleur te bekennen. De scène knijpt je de keel dicht. Zo valt het samen, op het nippertje, zoals Brecht voor ogen moet hebben gehad, mede dankzij die fenomenale vertolking van Yela de Koning: het emotionele ís politiek.
Veertig jaar geleden namen „bevlogen galeriehouders het initiatief een plek te creëren waar kunstenaars en verzamelaars elkaar kunnen ontmoeten. Zo ontstond in 1985 de KunstRAI. En nu is onze stad jarig, en vieren we het jubileum.” Met deze woorden opende burgemeester Femke Halsema gisteren in de Parkhal van de RAI Amsterdam de veertigste editie van de nationale kunstbeurs, die in het teken staat van de 750ste verjaardag van Amsterdam. Twee van de oudste galeries van Nederland en van de hoofdstad zijn prominent aanwezig, Galerie Lieve Hemel voor realistische kunst en Galerie Mokum die zich toelegt op expressieve landschappen en beeldhouwwerk. Beide galeries dateren uit de jaren zestig.
Oprichter van de KunstRAI Wim van Krimpen bedacht om van begin af aan elk jaar een gastland met bijbehorende galeries uit te nodigen, dat waren in de afgelopen tijd onder meer New York, Marokko, Japan, Berlijn en Denemarken. Nu ligt het accent op Amsterdam 750 jaar. Daarom is des te opvallender dat de ruim honderd deelnemende galeries weinig urbane of grootstedelijke kunst bieden. Landschappen, soms expressionistisch-dynamisch of juist impressionistisch-verstild, figuratief geschilderde vogels, bloemstillevens en abstracte kunst voeren de boventoon. Een uitzondering maakt Kunsthandel P. de Boer die met het indrukwekkende Panorama Amsterdam (2024) van voormalig stadstekenaar Arie Schippers de stad prominent in het zicht plaatst. Vijf meter Amsterdam zien we, in acryl geschilderd vanaf de A’dam Toren met het Centraal Station op de voorgrond en daarachter de stad met een rode gloed erboven. Prijs: 40.000 euro. Dezelfde stand toont de impressionistische Italiaan Giovanni Boldini (1842-1931) die de Zuiderkerk schilderde, prijs 135.000 euro. Dit werk geeft de stad weer zoals toeristen die graag zien: een spitse toren, boogbrug, wat in losse stijl geschilderde grachtenpanden, rood aangelichte wolken.
Een bezoeker tijdens de opening van de KunstRAI.
Foto Remko de Waal
Weinig politieke kunst
Burgemeester Halsema riep in haar toespraak de grimmige jaren tachtig op, met krakersrellen en grote geopolitieke spanningen. Die laatste beheersen ook nu het wereldbeeld. Actuele, politiek geladen kunst treffen we slechts bij een enkele galerie aan, en dan toevallig niet een Amsterdamse. Galerie de Roos van Tudor uit Leeuwarden toont foto’s van Maartje Roos waarin ze zowel traditie als actualiteit verenigt. Groots opgezette werken uit de reeks De zee vrij spel? verbeelden de gevolgen van klimaatverandering, bovendien sluit ze aan bij de traditie: in het wandvullende Zicht op Haarlem herkennen we het beroemde stadsgezicht uit 1670-1675 van Jacob van Ruisdael, maar nu staan de omliggende landerijen half onder water en lijken alleen de St. Bavokerk, de Koepelgevangenis en de duinen aan de stijgende zee te ontsnappen. Exotische vogels als kroeskoppelikaan en flamingo lopen waar Van Ruisdael eeuwen terug bleekvelden schilderde.
Ook uitgeverij en galerie 99 Publishers plaatst het vogelleven midden in de aandacht. Met de expositie Birdland geven ze een royaal overzicht van vogels in de kunsten van de vroege zeventiende eeuw tot nu. Gelijktijdig verschijnt het rijk geïllustreerde boek Birdland, voorbeeldig samengesteld door grafisch ontwerpbureau Mart. Warmerdam. De presentatie laat de bijna dramatische tegenstelling zien tussen de liefde van de mens voor de vogels en de vernietiging van de natuur door diezelfde mens. Bij de ingang hangt een sculptuur van Iris Box, Fragments of life (2019). Aan dunne, doorzichtige draden zweven tal van kleine objecten uit de natuur, zoals veertjes, reepjes schors, schelpen, stenen, braakballen en zelfs stukjes glas. Het lijkt een zwerm spreeuwen. Daarachter ontvouwt zich de vogelexpositie met beelden van uilen van Chris Tap en Hetty Heyster naast enkele kleine, schitterende White box paintings van Christiaan Kuitwaard, vier intieme werken met onder meer een dode zanglijster. Groots en kleurrijk van opzet en tegelijk intrigerend zijn de zogenoemde ‘exotische vogelmodellen’ van de Australische fotograaf en kunstenaar Leila Jeffreys die de Molukse kaketoe Prudence uitbeeldt in zachtroze tinten.
Peter Vos: Brileider/ Spectacled Eider, 2025. (Olie op doek 52 x 60 cm)
Rauw materiaal
Het spannende van Birdland is dat talloze bijeengebrachte kunstwerken niet alleen een staalkaart bieden van de ornithologie maar ook de kunstgeschiedenis weerspiegelen: we gaan van het nauwgezette realisme van bijvoorbeeld Melchior d’Hondecoeter naar de verfijning in de vogelstudies van Margot Holtman. Indringend is het werk van Leon Adriaans die zwanen schildert op rauw materiaal als veevoederzakken. Zo komt het echte boerenleven de kunsten binnen, dat neemt niet weg dat zijn werk Zwanen (1987-1989) even sierlijk als stijlvol is.
Vogels zijn verspreid over de hele KunstRAI, zoals in de stand van de Utrechtse galerie Heejsteck# waar kunstenaar Peter Vos een intens verstild vogelportret laat zien van de zeer zeldzame brileidereend. Zoals hij de kleurschakeringen weergeeft van de vogel tegen een lege achtergrond is het verenkleed net art deco. Engagement en een band met de actualiteit is slechts sporadisch te vinden, of het moet Wow Now zijn van Rob Malasch van de Amsterdamse galerie Serieuze Zaken. Met dit project biedt hij jonge kunstenaars de gelegenheid alle denkbare cross-overs, performances en kunstwerken te tonen, geïnspireerd op idolen uit de hedendaagse kunst.
Deze editie van de KunstRAI schetst een kleurrijk kunstklimaat, decoratief voor het oog, maar is eerder behoudend dan ruw of verontrustend. We zien mediterrane terrassen, dravende paarden, roeiers op het water, zwemmers in een rivier, vlinders ook, beslist smaakvol geschilderd. Eigenlijk is het meest beklemmend en indringend het olieverf op doek Der Baum (1985) van Armando bij Galerie Mia Joosten. Dan zijn we weer terug bij de bittere jaren tachtig, toen de kunstbeurs begon. In een hevig contrast met zwart en veel wit drukt Armando (1929-2018) iets uit dat je verschrikking zou kunnen noemen. Subliem.
KunstRAI, RAI Amsterdam, Hal 8. T/m 4/5. Info: kunstrai.nl
Het leven van cabaretier Johan Goossens zie je een beetje voor je als een natte zandbak in november. Het heeft wat treurigs, maar als je het wílt zien, heeft het tegelijkertijd iets komisch. In elk geval: er wringt iets. Zelf omschrijft Goossens zich ergens in zijn nieuwste voorstelling als een „kleinzielig, neurotisch wezen gevangen in het lichaam van een amicale gast”.
Hij wil graag de persoon zijn bij wie buitenlandse vrienden altijd terecht kunnen: „Blijven jullie tien dagen langer? Nou, gezellig toch!” De realiteit is dat de lol er snel af is zodra „een vriend een keukenkastje opentrekt op een manier dat ik denk: zou je dat niet eerst even vragen?”
In eerdere voorstellingen vertelde Goossens (42) onder meer over zijn werk als leraar Nederlands. Inmiddels is hij al een tijdje docent-af, maar in het vermakelijke Het volle leven leren we dat hij nu zelf in opleiding is. Zijn eigen ervaringen bij een haptotherapeut waren dusdanig positief dat hij besloot tot een opleiding voor deze therapie waarbij aanrakingen je gevoelsleven inzichtelijker kunnen maken.
Bij Goossens was dat nodig. Gevoelens ging hij vaak te lijf met witte wijn, terwijl seks de makkelijkste manier was om contact te maken: „Minder benauwend dan een relatie, minder stressvol dan familie, minder eng dan vriendschap en minder gênant dan een gesprek bij de bakker.” In zijn negende voorstelling vertelt hij over zijn geploeter met de dagelijkse dingen. Is hij eigenlijk wel sociaal? Ja, hij heeft sociale beroepen gehad, zoals werken met daklozen en lesgeven, maar zodra hij de buren op de gang hoort als hij zelf net naar buiten wil gaan, wacht hij toch even tot ze vertrokken zijn.
Cabaretier Johan Goossens in zijn voorstelling ‘Het volle leven’.
Foto Jaap Reedijk
Dagelijks gestuntel
Goossens neemt de tijd voor pogingen tot gesprekken met publiek. Met een kralenwinkeleigenaar is nog wel een gesprekje mogelijk, maar geconfronteerd met een ‘octrooigemachtigde’ schieten Goossens sociale vaardigheden tekort. Zijn interacties met het publiek zijn, zoals bij de meeste cabaretiers, oninteressant. Tegen publiek praten is niet hetzelfde als contact maken. Daar is pas sprake van bij échte interesse in het antwoord.
Op andere momenten is Goossens veel beter in het leggen van contact. Sterker nog: het is zijn grote kracht. Door een scherp oog voor eigen dagelijks gestuntel en doordat hij dit geregeld (ogenschijnlijk) onbeholpen opdient, is de verbinding sterker dan die met de cabaretier die precies weet hoe alles zit en dat formuleert zonder spoor van twijfel. Dat maakt het minder storend dat niet al zijn verhalen even sterk zijn. Zo is ongemak bij een zelfscankassa een ei dat inmiddels door zo’n beetje elke comedian wel is uitgebroed. Daartegenover staan gelukkig leukere verhalen, zoals over zijn belangst, problemen met zelfgemaakte kerstkaarten en een rondje feedback geven tijdens zijn studie haptotherapie.
Op de beste momenten demonstreert Goossens dat cabaret niet gaat om schijnbaar triviale anekdotes en leuke grapjes. Veel interessanter (en meestal grappiger) is een blik op de worstelende mens daarachter. In Het volle leven zien we iemand die zijn uiterste best doet om ‘normaal’ mensengedrag na te doen, maar voor wie dat vaak niet meevalt.