Russische oligarch beschuldigt veilinghuis Sotheby’s van prijsopdrijving, en eist 380 miljoen dollar

83 miljoen dollar, zo’n 75 miljoen euro. Voor dat bedrag wilde de eigenaar van Tête eventueel afstand doen van zijn sculptuur van Amedeo Modigliani, de legendarische Italiaanse beeldend kunstenaar.

Dat was in 2013 het verkooppraatje waar hij instonk, zegt Dmitri Rybolovlev, een Russische oligarch zonder veel verstand van kunst. De kunstadviseur die hij had ingehuurd om een kunstverzameling aan te leggen, de Zwitserse ondernemer Yves Bouvier, hield hem voor de gek, zegt de Rus. Bouvier was zelf de eigenaar van de sculptuur van kalksteen. Die had hij een paar maanden eerder stilletjes gekocht voor zo’n 40 miljoen dollar, de helft van de latere verkoopprijs.

Het is een van de saillante details uit de aanklacht van een woensdag in New York begonnen rechtszaak: Rybolovlev versus Sotheby’s. Het veilinghuis zou Bouvier hebben geholpen om hem te bedonderen, stelt de Rus.

Sinds kunsthandel Knoedler & Company in 2011 veroordeeld werd voor het verkopen van valse, door een Chinese immigrant vervaardigde meesterwerken, heeft niet zo’n grote kunstfraudezaak gediend. Een rechtszaak met mogelijk grote consequenties. Experts verwachten dat het proces tegen Sotheby’s kan leiden tot nieuwe richtlijnen voor een meer transparante kunstmarkt.

Sculptuur ‘Tête’ van Amedeo Modigliani, aan Rybolovlev verkocht voor 83 miljoen dollar.
Foto Sotheby’s

Freeports

Dmitri Yevgenyevich Rybolovlev (1966) werd na de val van de Sovjet-Unie puissant rijk met kaliummijnen. In 2002 besloot hij zijn vermogen deels in kunst te beleggen. Als adviseur nam hij Yves Bouvier in de arm, een ondernemer in zogeheten freeports, belastingvrije opslagplaatsen in Genève, Luxemburg en Singapore waar miljardairs (kunst)schatten uit het zicht van de fiscus kunnen opslaan.

Rybolovlev kocht in elf jaar tijd voor ruim 2 miljard dollar 38 meesterwerken van Bouvier. De Rus, sinds 2011 ook eigenaar van de voetbalclub AS Monaco, veronderstelde dat de Zwitser hem hielp in ruil voor een vaste commissie. Dat ontkent Bouvier; hij zegt dat hij als kunsthandelaar opereerde en aan Rybolovlev mocht vragen wat hij wilde.

Dat Bouvier fortuinen verdiende aan de verkopen, ontdekte Rybolovlev bij toeval. De Rus lunchte in 2014 met een kunstadviseur die namens een klant een schilderij van Modigliani had verkocht, een doek dat Rybolovlev juist van Bouvier had gekocht. Toen de Rus van de adviseur hoorde voor welk bedrag Bouvier de Modigliani had gekocht, liet hij onderzoek doen naar al zijn aankopen. Zijn conclusie: Bouvier had aan zijn 38 kunstaankopen ongeveer een miljard dollar overgehouden.

De Zwitserse kunsthandelaar zou aan de kunstaankopen van de Russische oligarch ongeveer een miljard dollar overgehouden hebben

De Rus spande vanaf 2017 in Europa en Azië rechtszaken tegen Bouvier aan. Die verliepen niet heel florissant voor Rybolovlev en eindigden vorig jaar in Genève in een niet geopenbaarde schikking tussen beide partijen. Nu klaagt Rybolovlev, die niet op Amerikaanse en Europese sanctielijsten staat, in New York dus Sotheby’s aan. Hij eist namens twee van zijn op de Britse Maagdeneilanden geregistreerde ondernemingen een schadevergoeding van 380 miljoen dollar plus rente.

Het veilinghuis was betrokken bij 12 van de 38 aankopen die de Rus bij Bouvier deed. Een Amerikaanse rechter oordeelde eerder dat bedrog bij acht van die transacties niet is aangetoond of dat deze zaken zijn verjaard.


Lees ook
De rechtszaal als kunsttheater

De rechtszaal als kunsttheater

Gouden eieren

Bij de vier kunstverkopen die wél ter discussie staan – naast de Modigliani-sculptuur schilderijen van Gustave Klimt, René Magritte en Leonardo da Vinci – zou het veilinghuis met overdreven taxaties en andere onjuiste informatie Bouvier hebben geholpen om veel te hoge verkoopprijzen te vragen. Een kongsi waar beide partijen van profiteerden, aldus de advocaat van Rybolovlev. Op de eerste zittingsdag woensdag omschreef hij Bouvier als „de gans die gouden eieren legde voor Sotheby’s”. En Samuel Valette, de medewerker van het veilinghuis die de taxaties opstelde, noemde de jurist „een hebberige en buitengewoon ambitieuze tussenpersoon”.

Als bewijsmateriaal voert Rybolovlev e-mailcorrespondentie aan tussen Valette en Bouvier. Bijvoorbeeld over de Tête-sculptuur van Modigliani. In 2012 waardeerde de veilinghuismedewerker het beeld op een bedrag tussen de 70 en 90 miljoen dollar. Kennelijk niet naar de zin van Bouvier, want minder dan twaalf uur later kreeg hij een nieuwe taxatie van Valette – „90 tot 100 miljoen” –, die de Zwitser doorstuurde naar Rybolovlev.


Lees ook
‘De laatste Da Vinci’ voor 380 miljoen euro geveild

‘De laatste Da Vinci’ voor 380 miljoen euro geveild

‘Salvator Mundi’

Ook Salvator Mundi, het aan Leonardo da Vinci toegeschreven Christus-portret, staat in de rechtszaak ter discussie. Met een onderhandse verkoop verkocht Sotheby’s het schilderij op 2 mei 2013 aan Bouvier voor 83 miljoen dollar. Een dag later, aldus de aanklacht, verkocht de Zwitser het voor 127,5 miljoen aan Rybolovlev.

Toen de Rus twee jaar later Bouvier niet meer vertrouwde, wilde Bouvier hem overtuigen met een door Sotheby’s opgestelde taxatie van het schilderij. Valette vroeg een collega bij het veilinghuis om een bedrag van 125 miljoen dollar te noemen. Toen die collega weigerde werd het schilderij gewaardeerd op 114 miljoen en zorgde Valette er volgens de aanklacht voor dat de aankoop door Bouvier in de waardebepaling werd weggelaten.

Rybolovlev verkocht Salvator Mundi in 2017 bij Christie’s voor 450 miljoen dollar, nog altijd de hoogste veilingprijs ooit. De Rus liet ook andere van Bouvier gekochte kunstwerken veilen, steeds met zware verliezen.

Sotheby’s heeft elk wangedrag ontkend en beweert dat het zich aan de regels van de sector houdt. Volgens de advocaat van het veilinghuis zal Rybolovlev moeten bewijzen dat Sotheby’s op de een of andere manier wist dat Bouvier loog tegen de Rus over wat hij, Bouvier, voor de kunst betaalde toen hij deze kocht. In de aangeleverde stukken, hield de advocaat de juryleden op de eerste zittingsdag voor, ontbreekt daarvoor elk bewijs.

De rechtszaak duurt naar verwachting tussen de twee en zeven weken. Al kan het uiteraard ook veel eerder afgelopen zijn als Rybolovlev en Sotheby’s ervoor kiezen om een minnelijke schikking te treffen.