Messcherp en urgent ‘Indië Verloren’ prikt Nederlandse fictie over de Indonesië-oorlog door

De film Indië Verloren … Selling a Colonial War van In-Soo Radstake over de manipulatie door Nederland van beelden en feiten over de Indonesië-oorlog (1945-1950) is een van de meeste geslaagde documentaires over dit thema ooit in Nederland gemaakt. Dat is omdat Radstake, bekend van onder meer Made in Korea over zijn eigen adoptie, alleen respect heeft voor de feiten maar wars is van conventies.

Voordat de titel van de film in beeld komt, krijgt de kijker een spervuur van sweeping statements van historici over de Indonesië-oorlog over zich heen. Die oorlog was geen onafhankelijkheidsoorlog maar een oorlog ter verdediging van de onafhankelijkheid, zegt de een. Een ander zegt dat de oorlog „in feite onterecht” was. Woorden onderstreept door gruwelijke beelden van gedode Indonesiërs. Een volgende stem zegt dat die oorlog direct in de doofpot verdween. En daarover gaat de film, zoals de Indonesische historicus Bonnie Triyana in het openingsshot meteen al zegt: „Vergeet de propagandaoorlog niet!”

Wederzijdse propaganda

Die oorlog werd van beide zijden gevoerd. Dat de Indonesiërs zich bewust waren van het feit dat dit conflict op een wereldwijd podium zichtbaar was, is op de eerste beelden vanuit Indonesië na WOII te zien: muren, spandoeken, trams zijn volgeplakt met leuzen – in het Engels – over het zelfbeschikkingsrecht van alle volkeren. Over de hoofden van de Nederlandse tegenstander gericht tot de internationale gemeenschap.

Het Nederlandse frame om de koloniale oorlog te ‘verkopen’ was decennialang dat het niet om een oorlog ging maar om een binnenlandse kwestie. Daarom werd de term ‘politionele actie’ gebruikt.

Opmerkelijk is dat we Ben Bot, oud-minister van Buitenlandse Zaken (CDA), hierop messcherpe kritiek zien geven: hij vergelijkt het met wat de Russische president Vladimir Poetin nu doet in Oekraïne. Oorlog voeren onder een valse vlag om internationale inmenging te demonteren. Later in de film maakt Bot nóg een explosieve opmerking: hij vertelt dat hij met de toenmalige premier en minister van Financiën, Jan-Peter Balkenende (CDA) en Gerrit Zalm (VVD), ooit berekend heeft dat het de staat „catastrofale bedragen” zou kosten om alle oorlogsgetroffenen uit voormalig Nederlands-Indië te compenseren voor gederfde inkomsten en verdwenen bezit. „Dat liep in de honderd miljard, zal ik maar zeggen.” Het is voor het eerst in 73 jaar dat een relevante Nederlandse politicus zich zo uitspreekt over dit nog altijd gevoelige thema.

De Ierse historicus Paul Doolan ziet dat „de Nederlanders zich ervan bewust waren dat de representatie van oorlog net zo belangrijk was als het militaire aspect. En dus produceerden zij een fictie waarin de oorlog een humanitair project was.”

Onderzoeker Louis Zweers toont welke foto’s volgens de militaire censuur wel en welke niet geschikt waren. Regisseur In-Soo Radstake laat zien hoe hijzelf manipuleert door ook gesprekken rond de interviews mee te snijden. Terwijl Zweers voorafgaand aan het interview naar woorden zoekt, horen we de interviewer hem instructies geven. Daarop vraagt Zweers: „Zeg jij dit nu of zeg ik dat?” „Nee”, zegt de interviewer, „dat komt uit je boek.”

Kwetsbare wetenschap

Het is die lichtvoetigheid die de film ook spannend maakt. Zo wordt de vraag gesteld wie die term ‘politionele acties’ eigenlijk heeft bedacht. Drie historici weten het niet, de laatste, Zweers, krijgt van de interviewer te horen dat het de toenmalige Nederlandse vertegenwoordiger bij de VN, Eelco van Kleffens, was. Hij duikt vervolgens in zijn papieren – en spuit aansluitend zijn nieuwverworven kennis.

Dat komt een paar keer terug: dat historici nog even de feiten opzoeken. Dat is niet alleen maar komisch: zo laat Radstake de kwetsbaarheid van de wetenschappelijke autoriteit zien.

En hij speelt graag met zijn bronnen. Als Paul Doolan langdradig ingaat op de vraag „hoe de binnenlandse kwestie een internationaal conflict werd” wordt de band versneld afgespeeld zodat we alleen nog trefwoorden opvangen: „De Britten… dan de Australiërs… de Nederlandse regering.. dan heb je de VS… de Koude Oorlog … en natuurlijk India… dan is er de Sovjet-Unie.” Waarop de interviewer zegt: „Geweldig.” En Doolan onzeker: „Korter?” Als hij opnieuw begint, zitten we ineens in New York. Want daar, in de toren van de VN, bevindt zich de andere arena van het conflict.

En dat is ook het verhelderende van deze film. Dat de Indonesië-oorlog niet alleen draaide om een conflict tussen Nederland en Indonesië was altijd al wel aanwezig op de achtergrond van de geschiedenis van de ‘politionele acties’. Immers, „Amerika dreigde met intrekking van de Marshall-fondsen”, zo heette het al in de geschiedenisboekjes.

Maar Radstake kiest fragmenten van beraadslagingen in de VN die direct aantonen hoe slecht Nederland de tijdgeest aanvoelde. Tegenover een helder betoog van de Indonesische oud-premier Sutan Sharir over vrijheid en zelfbeschikkingrecht staat Van Kleffens. Hij spreekt woorden uit waarvan nu je mond openvalt. „Ik vraag u heren: wie wilt u helpen? Deze mensen? Of de beschaafde burgers die wij steunen?”

Een hoofdthema van de film is het racisme dat de basis is van kolonialisme. We zien een stukje Nederlandse propagandafilm waarin Nederland wordt aangeprezen als de beste, niet-racistische, kolonisator ter wereld. En dat wordt direct als een leugen ontmaskerd. Groene-journalist Maurice Swirc, auteur van het standaardwerk De Indische doofpot, legt nog eens uit hoe het racisme in de kolonie in elkaar zit: het rassenonderscheid tussen ‘Europeanen’, ‘Vreemde Oosterlingen’ en ‘Inlanders’ was vastgelegd in de wet.

https://www.youtube.com/watch?v=qywviMNqKKg

Lees ook
een interview met historicus Gerda Jansen Hendriks over de propagandafilms die Nederland maakte in de Indonesië-oorlog

Beeldmateriaal uit de Indonesië-oorlog dat onbruikbaar is gemaakt door de militaire censuur. Beeld uit de documentaire ‘Indië Verloren...’

Maar ofschoon Radstake kijkt vanuit een meer internationaal perspectief, ondanks zijn virtuoze omgang met bronnen, ondanks zijn ontmaskering van de Nederlandse propaganda die racisme en oorlog probeerde te verbloemen, belicht hij zelf toch ook vooral de Nederlandse kant van deze historie. Hoe de Indonesische propaganda werkte, welke impact de gebeurtenissen hadden op Indonesiërs, staat niet centraal maar dient als achtergrond voor het Nederlandse verhaal dat een mix is van daderschap en slachtofferschap. En dat is dan weer heel klassiek.

De film krijgt echter urgentie doordat lijnen worden doorgetrokken naar het heden: dit zijn dingen die ook nu, voor huidige generaties, relevant zijn. Zo bleek recent dat Nederland nog steeds van mening is dat dit geen oorlog was maar een binnenlands conflict. Een politionele actie, als het ware. Geweldig.