Een zaterdagmiddag in de winter, een rijtjeshuis in Amstelveen. Op tafel staan schalen met noten, tomaten, paprika, komkommer, kaaskoekjes, cake. Naast elkaar op de bank zitten Ank de Jonge (56) en Charles Agyemang (55). Zij is verloskundige en hoogleraar verloskundige wetenschap in de UMC’s van Amsterdam en Groningen. Hij is hoogleraar migratie, etniciteit en gezondheid, in Amsterdam UMC. Hij onderzoekt waarom migranten uit landen als Ghana, Turkije, Marokko en Suriname zo vaak aan welvaartsziekten als obesitas, diabetes en hart- en vaatziekten lijden. En wat daar aan te doen valt. Hij neemt als eerste het woord en begint gepassioneerd te vertellen. „Mannen in een dorp in Ghana”, zegt hij. „Hoeveel zijn er te zwaar? Nog geen 2 procent. In de steden in Ghana? Nu 7 procent en het neemt snel toe, daar kom ik nog op terug. In Amsterdam? Wat denken jullie? Bijna 20 procent. En dan bedoel ik dat ze een BMI van 30 of hoger hebben. In de Bijlmer” – daar wonen de meeste Ghanezen – „is een op de vijf mannen obees.”
En de vrouwen?
„In de Bijlmer: de helft. De helft! Obees! Reken je de vrouwen met overgewicht mee” – een BMI tussen 25 en 30 – „dan is het bijna negen op de tien. Hetzelfde in Londen en Berlijn. Bijna negen van de tien Ghanese vrouwen in Europa zijn te zwaar.”
Te zwaar voor wat?
„Voor hun gezondheid. Obesitas geeft een groot risico op diabetes, hoge bloeddruk, beroerte, kanker, slijtage van de knieën en de heupen, depressie. En dit gaat niet alleen over Ghanezen. Het gaat over alle mensen met een migratieachtergrond, in de steden meer dan de helft van de bevolking. Ze zijn ruim twee keer zo vaak obees als mensen met een Nederlandse achtergrond. Je kunt dat niet negeren. Als je het negeert betaal je als samenleving een hoge prijs. Alleen al uit eigenbelang moet je er alles aan doen om dat te veranderen. Covid heeft beleidsmakers de ogen geopend, want wie lagen er in de grote steden op de IC’s? Vooral mensen met een migratieachtergrond. Zij waren het kwetsbaarst.”
Hij komt uit Kumasi, de tweede stad van Ghana. Zijn moeder had een kledingwinkel, zijn vader was cacaoproducent. Zijn akkers gingen verloren bij bosbranden die Ghana begin jaren tachtig teisterden, door droogte in de Sahel. En zijn vader was niet verzekerd. „Niemand was in die tijd verzekerd”, zegt hij. „Toen heb ik geleerd hoe snel je alles kunt verliezen.”
„Het heeft je gevormd”, zegt Ank de Jonge.
„Opeens waren we niet meer rijk en that hits you. Een van mijn zusters woonde al in Londen en ik dacht: daar moet ik naartoe. Studeren, geld verdienen, de familie helpen. Mijn moeder had veel invloed op me, dat heeft me ook gevormd. Kwam je te laat thuis omdat je te lang was blijven voetballen, dan had ze je eten aan iemand anders gegeven.” Hij lacht. „En dan kon je lang wachten tot ze iets anders had klaargemaakt.”
„Of je wilde gaan slapen”, zegt zij, „en dan lag er iemand anders in je bed.”
Hij ontmoette haar aan de universiteit van Edinburgh, waar hij de master public health deed. Zij zat een jaar boven hem en werkte, naast haar studie, als verloskundige. Dat was in 1999. Daarvoor was ze drie jaar verloskundige in Nigeria geweest, in verschillende dorpen. In het laatste jaar had ze een kliniekje opgezet. Ze moet altijd lachen, zegt ze, als Charles er moeite mee heeft dat mensen in Ghana zo vaak te laat komen. „Ik ben er wel aan gewend, maar Charles niet. Hij is echt een stadsjongen.”
Hij knikt en zegt dat hij haar bij hun eerste kennismaking al leuk vond.
Zij: „Het hielp wel dat we het meteen over Afrika hadden.”
Hij: „Maar ik heb erg mijn best voor haar moeten doen.”
Zij: „Viel wel mee hoor. Er is veel wat ons bindt, toen ook al. We staan op dezelfde manier in het leven, dezelfde drive, ergens voor willen gaan. We kenden elkaar net toen we een keer tot ’s avonds laat in de bibliotheek hadden zitten werken. Charles moest ’s morgens om zes uur op om te werken en we hadden heel weinig geslapen. Hij werd wakker en zei: oh, I feel good. Ik dacht: dat is mijn man.”
Ze was al van plan om terug te gaan naar Nederland, naar haar familie en vrienden. Hij wilde na zijn master naar de VS gaan voor een promotieonderzoek. En daarna misschien terug naar Ghana. „I love Ghana.” Maar nu zei hij dat hij met haar meeging. Hij zocht een promotieplaats in Nederland, wat helemaal niet zo gemakkelijk was. Hij kon ook niet zomaar naar Nederland, het lukte pas in 2003. In 2005 promoveerde hij aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam op een onderzoek waarbij hij de bloeddrukwaarden van Afrikaanse en Zuid-Aziatische migranten in het Verenigd Koninkrijk vergeleek met die van de Europese bevolking. Daarna wist hij nog steeds niet of hij in Nederland kon blijven, tot hij een Veni-beurs van NWO kreeg om in Amsterdam bij Karien Stronks, hoogleraar sociale geneeskunde, onderzoek te gaan doen naar de gezondheid van migranten in het Verenigd Koninkrijk en Nederland.
Ank de Jonge groeide op in Drenthe, Hoogeveen. Haar vader was onderwijzer, later leraar, en haar moeder was tandartsassistent. Na het vwo werd ze ingeloot voor geneeskunde, maar ze koos voor verpleegkunde. Dat lag haar meer, zegt ze. Ze wil dicht bij mensen zijn. In haar opleiding maakte ze haar eerste bevalling mee, en ja, dichter bij mensen kun je niet komen. „Ik weet nog hoe het kind heette, een meisje. Ik was nog enthousiaster dan de ouders, voor hen was het al de derde.” Ze werkt nog altijd zes dagen per maand als verloskundige en ze vindt het elke keer weer bijzonder, een kind dat geboren wordt. „Als ik het niet meer bijzonder zou vinden, zou ik ermee stoppen. Mensen hebben er recht op dat ik hun bevalling bijzonder vind.”
Haar verloskundeopleiding deed ze in Ipswich, in Engeland, en ze zag dat verloskundigen daar veel meer onderzoek deden dan in Nederland. In haar laatste jaar in Edinburgh stuurde ze een mail naar alle medische faculteiten in Nederland: of ze kon komen promoveren. „Van zeven hoorde ik niets en de achtste, in Nijmegen, stuurde me door naar de hoogleraar en huisarts Toine Lagro-Janssen. Zij was bezig met het opzetten van vrouwenstudies in de geneeskunde en zei: daar hoort verloskunde bij, kom maar.” Ze promoveerde in 2008 op een onderzoek naar de posities waarin vrouwen bevallen, of er verschillen waren in de uitkomst. Er zijn, concludeerde ze, geen goede argumenten om vrouwen per se liggend op hun rug te laten bevallen, de standaard. Andere houdingen geven goede uitkomsten en vrouwen hebben meer controle als ze kunnen kiezen.
Dat gezondheid en gezondheidszorg ongelijk verdeeld zijn, dat zien ze allebei dagelijks. En allebei vinden ze dat je er alles aan moet doen om dat te veranderen, maar niet zonder er rekening mee te houden dat er in die bevolkingsgroepen andere normen en waarden kunnen gelden dan die van jou. Charles Agyemang weet dat het niet werkt om Ghanezen in Nederland alleen te vergelijken met Europese Nederlanders. „Pas als je ze vergelijkt met Ghanezen in Ghana komt de boodschap aan”, zegt hij. „Dan zien ze opeens dat ze in Nederland anders zijn gaan eten, en geen fysieke arbeid meer verrichten, en veel minder lopen door de metro en de trams overal, en dat ze daardoor zwaar zijn geworden. Ze zien dat zwaar zijn voor oudere Ghanezen in Ghana nog een teken van welvaart is, maar voor jonge Ghanezen niet meer. Die zitten op Instagram, op TikTok, op YouTube, ze nemen het westerse schoonheidsideaal over. Ze willen slank zijn.” Maar ze worden zwaarder, zegt hij, omdat ze ook het westerse eten idealiseren. In 2011 opende de Amerikaanse fastfoodketen KFC de eerste filialen in Ghana en sindsdien zijn chick’n share hot wings en finger lickin’ good fries daar hartstikke populair. En krijgen ook in de Ghanese steden steeds meer mensen obesitas.
Is het probleem dan dat je in Nederland overal fastfoodketens hebt?
„Ja, ook, en dat ze zo goedkoop zijn, vergeleken met gezond eten. Fastfood is goedkoop, gemakkelijk en comforting. Het geeft troost. En voor veel migranten is gezond eten, sowieso gezondheid, geen prioriteit, daarvoor hebben ze te veel stress. Heimwee, taalproblemen, je niet serieus genomen voelen, de blauwe envelop die op de deurmat valt, de familie in je thuisland die op je rekent voor steun, er zijn zo veel oorzaken.”
Zij: „In de tweede en derde generatie wordt de stress niet per se minder. Je bent hier geboren, maar je wordt toch vaak als anders gezien. En in de cultuur van je ouders ook.”
En een groot deel van de Nederlanders wil je weg hebben.
Hij: „Alsof dat kan. Alsof migratie er niet altijd geweest is en er altijd zal zijn, wat je er ook van vindt. Mensen komen en mensen gaan. Je kunt proberen het te managen en sturen op de kwalificaties van mensen, meer niet. En kijk naar de voordelen. Wie doen het werk op Schiphol? Wie in de zorg? In het Verenigd Koninkrijk heeft bijna de helft van de verpleegkundigen en artsen een migratieachtergrond. Europa heeft migranten nodig om te kunnen blijven bestaan.”
Wat Charles Agyemang ook weet: dat hij naar de mensen toe moet gaan als hij ze wil bereiken met zijn adviezen over hun gezondheid. Dus stapt hij ’s zomers op de fiets naar de Bijlmer – Ank heeft hem leren fietsen – en organiseert hij met Ghanese artsen en studenten informatiebijeenkomsten: dit is waardoor je te zwaar wordt, dit is waarom dat slecht voor je gezondheid is, dit is wat je eraan kunt doen. Mensen kunnen hun bloeddruk en suikerwaarden laten meten, ze gaan op de weegschaal en ze horen: your health is your wealth. In de rest van het jaar gaat hij er ook zo vaak mogelijk naartoe. „De Bijlmer is mijn tweede home”, zegt hij. „Ik spreek er voor radio en tv, ik ga er naar de kerk.” Van huis uit is hij zevendedagsadventist, maar alle andere diensten bezoekt hij ook. Alles om vertrouwen te winnen, zegt hij. Niet boven de mensen staan. Tussen hen in.
Ank de Jonge vertelt dat ze in de regio Groningen heel veel vrouwen met overgewicht en obesitas ziet, en die roken. Vrouwen zonder migratieachtergrond, maar wel achtergesteld en arm. Hun kinderen worden vaker dan gemiddeld te vroeg geboren, hebben een lager geboortegewicht en zijn kwetsbaarder voor ziekte en gebreken. „We komen er steeds meer achter”, zegt ze, „dat de cultuurverschillen tussen deze vrouwen en zorgverleners groter zijn dan we denken. Vrouwen voelen zich vaak niet begrepen door zorgverleners uit een andere sociale klasse. Ze voelen zich niet serieus genomen, beoordeeld, gediscrimineerd. Ze hebben ook vaker dan we denken een lage taalvaardigheid, waardoor ze teksten niet goed kunnen lezen en niet goed begrijpen wat zorgverleners zeggen. En dan kom jij aan met je gezondheidsadviezen. Wat jij vanzelfsprekend vindt – je wordt dik als je vaak bij McDonald’s eet en nooit meer op de fiets zit – is voor veel vrouwen helemaal niet vanzelfsprekend.”
Wat doe je daaraan?
„Onze eigen bewuste en onbewuste vooroordelen onderzoeken, we zitten er vol mee. We werken met ervaringsdeskundigen: vrouwen die armoede hebben gekend, maar eruit zijn gekomen. Zij snappen waarom je blijft roken als je zwanger bent en veroordelen je er niet om. We hebben in Nederland zwangerschap en geboorte heel veilig gemaakt en om het nog beter te maken moet je in de sociale hoek gaan zitten. Kijken naar financiële problemen en psychische problemen. Groepszwangerschapszorg aanbieden waarbij vrouwen elkaar peer support geven. Beter dat zij tegen elkaar zeggen waarom je moet stoppen met roken als je zwanger bent en wat gezond eten is.”
Drie, vier keer per jaar gaat Charles Agyemang naar Ghana om mensen te informeren over de gevaren van overgewicht, obesitas, diabetes en hart- en vaatziekten. Het is een epidemie, zegt hij. Meer dan 80 procent van de sterfte door deze ziekten is in landen met lage en middeninkomens.
Amsterdam UMC is net onder zijn leiding het project Generation H gestart om jonge mensen te leren wat gezond eten en gezond bewegen is. Op scholen in Ghana en Kenia vertelt hij hoe verslavend fastfood is – „you get hooked” – en hoe dik je ervan wordt. „Beter om er nooit aan te beginnen.” En ja, hij weet dat hij moet opboksen tegen de macht van de fastfoodketens en hun enorme reclamebudgetten. Maar daar wil hij zich niet bij neerleggen.
Ziet hij zichzelf als een migrant? Hij lacht en zij lacht ook. „Ik was jong toen ik wegging en nu, als ik daar ben, voel ik dat ik er niet echt hoor. In de ogen van de mensen daar ben ik geen echte Ghanees. Het is het probleem van alle migranten. Je raakt verloren. Je bent in je hoofd altijd op twee plaatsen, altijd op zoek naar de balans. En iedere migrant gaat morgen naar huis.”
Maar gaat nooit.
„Nou, voor mezelf denk ik: misschien, ooit.”
Hoe is het met de cultuurverschillen tussen jullie?
Ze kijken elkaar aan en hij zegt: „Wat is het belangrijkste in een relatie? Respect. Dat is in iedere cultuur zo.” En zij: „De verschillen tussen Nederlanders kunnen ook groot zijn, maar dan ga je er niet vanuit. Misschien is het voor ons wel gemakkelijker. Wij gingen ervan uit dat er verschillen zouden zijn. In het begin waren er weleens dingen waarvan je dacht: waar komt dit vandaan?”
Wat voor dingen?
„Precies wat je verwacht. Charles vond mij behoorlijk direct. En ik vond hem soms erg indirect.” Haar familie weet: als hij „interesting” zegt, dan vindt hij het eten niet lekker. „Maar de rodebietenstamppot van haar moeder”, zegt hij, „vind ik heerlijk.”