De woekering van perfecte portretten

Arjen van Veelen

Arjen van Veelen

Deze week peddelde ik in mijn vouwkajak over een brede, snel stromende rivier. De zon was nauwelijks op, tussen wat wolkenflarden door scheen nog de maan. Ik viste gauw de telefoon uit het borstzakje van mijn zwemvest en veegde de camera open. Ik had een paar seconden voor de wolken kwamen, de kajak wiebelde.

De dagen ervoor had ik geleerd bijna volmaakt te fotograferen. Dankzij het boek Fotograferen met de iPhone. Professionele foto’s maken met de camera die je altijd bij je hebt van Scott Kelby. Hij beloofde met Amerikaans enthousiasme dat ik „absoluut verbluffende” foto’s zou maken „waarvan je zou zweren dat ze met grote, zware dure digitale spiegelreflexcamera’s zijn gemaakt”. Want de huidige iPhone heeft een betere camera dan de professionele topcamera’s van tien jaar terug.

Dit boek zou me veel geld besparen, dacht ik. Ik kon mijn dure systeemcamera verkopen. Ik dacht aan de woorden van de Cubaanse fotograaf Alberto Korda die het beroemde portret van Che Guevara maakte. „Vergeet de camera, vergeet de lens, vergeet dat alles”, adviseerde hij, „met elk fototoestel van vier dollar kun je de beste foto’s maken.” Kun je nagaan wat een iPhone van duizend euro kan, dacht ik.

Alleen nog die trucs leren. Dus ik las hoe je de nachtmodus slim inzet. En hoe je de burst-modus gauw activeert. Probeer maar: veeg je camera open en houdt de plus-volumeknop van je iPhone ingedrukt, dan schiet je camera als een mitrailleur. Alleen een sukkel mist nog het ‘beslissende moment’.

Ik las over perfecte portretten: laat je model het hoofd naar voren steken als een kip en dan het gelaat iets naar beneden kantelen. Klinkt gek, maar dat geeft een portret met perfecte strakke kaaklijn. Het werkt! Sinds ik die tip las, loop ik ook in het dagelijks leven zo als een kip rond, want wie wil geen strakke kaaklijn.

Ik maak nu bijna volmaakte foto’s. En inderdaad: de beste camera is degene die je altijd bij je hebt.

Daar zit ook meteen het probleem. Het probleem van de camera die je altijd bij je hebt is dat je die echt altijd bij je hebt. Zelfs als je op een schemerige rivier iets magisch meemaakt. Ik heb bijna volmaakte foto’s, maar het beslissende moment heb ik gemist.

Zoals ik veel momenten heb moeten missen. Op mijn telefoon, nog niet eens twee jaar oud, staan 7.000 foto’s opgeslagen. Exclusief duizenden die ik heb verwijderd. Zevenduizend bijna volmaakte foto’s, tien per dag – met dit ritme krijg je omgerekend een kwart miljoen foto’s op een mensenleven. Idiote woekering.

Er was één zin in het iPhone-boek die me raakte. Een beroemde uitspraak, een cliché, van de overgemythologiseerde oorlogsfotograaf Robert Capa. „Als je foto’s niet goed genoeg zijn, dan was je niet dichtbij genoeg.” Hij bedoelde: je moet dicht bij de actie zijn. Zelf stierf hij toen hij te dichtbij de actie was en op een landmijn stapte.

Maar ik las de zin poëtisch: je moet dichtbij het leven komen. Dichtbij mensen. Hoe kom je dichter bij mensen, hoe kom je dichter bij de maan? Vertrouwen winnen, contact maken, er zijn. Niet steeds je telefoon trekken.

Alle techniek schept afstand. De vernuftige iPhone werpt letterlijk een scherm op tussen jou en het leven. Als je kind speelt, zie je een fotomodel. Als iedereen nietsvermoedend geniet, trekt iedereen synchroon zijn telefoon om het geluk te claimen. Zie je een gelukkig mens, vraag je haar om het hoofd naar voren te steken als een kip. Zie je de maan, zoek je de burst-modus en schiet je de bol aan flarden.

Elke sigaret kost je gemiddeld negen minuten van je leven, las ik eens. Zo pakken foto’s ook minuten af van je geleefde tijd. Die 7.000 bijna volmaakte foto’s op mijn telefoon zijn een collectie van niet beleefde momenten. En ik heb nog niet eens één papieren foto-album. Hoe leg ik dat de kinderen uit? Mijn ouders klooiden nog met dure rolletjes, maakten albums vol halfscherpe foto’s die toch stuk voor stuk iconischer voor me zijn dan het portret van Che Guevara voor de wereld.

Zo’n album wil ik de komende maanden ook maken voor mijn kinderen. Het wordt strafwerk. Ik zal dagen, wekenlang waden door de fotostroom. Ik zal beseffen: de beste camera was de camera die je nooit bij je had.

Arjen van Veelen vervangt op deze plek Floor Rusman als columnist.