Minder exposities, minder aankopen, minder educatie: Nederlandse musea bezuinigen door hoge kosten

Het Natuurhistorisch Museum Rotterdam trok dit jaar meer bezoekers dan ooit. „Ruim zeventigduizend”, zegt directeur Kees Moeliker aan de telefoon. „Daarmee wordt mijn aandacht wel afgeleid van de financiële zorgen.”

Moeliker heeft tegenstrijdige gevoelens. Zijn museum bevindt zich in een situatie die kenmerkend is voor veel Nederlandse musea. De bezoekers zijn in het afgelopen jaar massaal teruggekeerd. Er komen evenveel mensen als voor de coronajaren, soms zelfs meer. Maar desondanks heeft een deel van musea moeite de eindjes aan elkaar te knopen.

Enkele grote musea kwamen de afgelopen maanden in het nieuws door grote financiële tekorten. Eerst was er het Cobra Museum in Amstelveen, daarna De Fundatie in Zwolle. Ook musea waar de nood niet acuut is, voelen de krapte. De Vereniging Rembrandt merkte dit jaar dat musea veel minder aanvragen deden voor steun bij aankopen voor hun collecties: de musea konden hun eigen aandeel in de kosten niet betalen.

NRC sprak met directeuren en financiële beleidsmakers van zeven musea en hoorde allereerst blijdschap over het teruggekeerde publiek. Maar musea vragen zich ook af of ze op de lange termijn genoeg aankopen kunnen blijven doen, educatieprogramma’s kunnen ontwikkelen en exposities kunnen maken. Of ze, kortom, hun maatschappelijke functie kunnen blijven vervullen zoals ze willen.

Twee jaar inflatie

De prijsstijgingen begonnen in 2022, en musea merkten dat direct – allereerst aan de gestegen energiekosten. „We zitten in een rijksmonument, qua isolatie is het een drama”, zegt Moeliker van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. Zijn collega Anne de Haij van het Stedelijk Museum Schiedam maakte hetzelfde mee: „Vorig jaar heeft de gemeente op de piek van de energiecrisis energie voor ons ingekocht. Helaas komt er pas volgend jaar een nieuwe aanbesteding.” De noodsteun die veel gemeenten in 2023 uitkeerden om de energiekosten van musea en andere maatschappelijke instellingen te compenseren, was vaak hard nodig.

Personeelskosten drukken nog sterker op de begrotingen. Begin 2023 stegen de lonen binnen de museum-cao met gemiddeld 5 procent, en ook externe dienstverleners verhoogden hun kosten. Beveiligers zijn bijvoorbeeld veel duurder geworden. „Beveiliging kun je bijna niet krijgen, die moet je inhuren”, zegt Wijnand Mirandolle, hoofd financiën van het Scheepvaartmuseum in Amsterdam.

Ook kunsttransporten werden het voorgaand jaar opvallend duurder. Directeur Patrick van Mil van het Stedelijk Museum Alkmaar moet „puzzelen” om topstukken voor de toekomstige tentoonstelling Verlangen naar Egmond (2025) uit de Verenigde Staten te krijgen, door bruiklenen en transporten handig te combineren. „De kosten liggen 30 tot 40 procent hoger.”

De stille kaasschaaf

De bezoekers bleven komen, dus mogelijk merkten ze niet of nauwelijks dat musea in het afgelopen jaar de tering naar de nering zetten. Een deel van de musea verhoogde de entreeprijzen. Het Openluchtmuseum in Arnhem brak voor het eerst door de „psychologische grens” van 20 euro, vertelt directeur Teus Eenkhoorn. Kaartjes kosten nu 22 euro in het hoogseizoen en 18 euro daarbuiten. „In de zomer komen veel toeristen, die bereid zijn meer te betalen. De bezoekersaantallen hebben er niet onder geleden, en het heeft ons wel wat extra’s opgebracht.”

Veel musea maken door de kostenstijgingen minder tijdelijke tentoonstellingen per jaar. Het Stedelijk Museum Alkmaar bijvoorbeeld, ging van acht à negen tentoonstellingen per jaar naar vijf à zes; het Natuurhistorisch ging van acht naar zes.

Zakelijk directeur Annelies Meuleman van het Drents Museum in Assen schoof handig in de planning. „We hebben een aantal dingen naar voren gehaald die niet zo duur waren. Henk Helmantel [een hedendaagse realistische fijnschilder, red.] ligt heel goed in het noorden, en de expositie was relatief goedkoop omdat er niet met de kunstwerken gereisd hoefde te worden. De grote Frida Kahlo-tentoonstelling, die heel duur is, konden we juist een jaar uitstellen.”

Ict, administratie, inventaris voor evenementen: door de krapte kijken musea ook kritischer naar de kosten van de eigen bedrijfsvoering. Directeur Peter de Haan van Museon-Omniversum in Den Haag wil de komende jaren zijn personeelsbestand met 10 procent laten krimpen door natuurlijk verloop. Daar merkt het publiek niets van, denkt hij. „Als we efficiënter werken, kunnen we hetzelfde doen met minder mensen.”

Maar Kees Moeliker van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam vindt dat hij zijn bezoekers én zijn personeel tekort doet met de doorgevoerde bezuinigen. Begin 2023 heeft het museum de lonen niet volgens de cao verhoogd, maar bevroren. „De medewerkers begrepen het. Ze werken met hart en ziel voor een natuurhistorisch museum.” En in 2024 is het museum in de zomervakantie niet meer op maandag open, tot zijn spijt. „Dan staan mensen aan de deur te rammelen.”

Hoe blijf je investeren?

„Dat is de puzzel waar iedereen voor staat”, zegt Peter de Haan van Museon-Omniversum. „Je moet in tijden van hoge kosten natuurlijk besparen, maar je moet óók investeren. We hebben de zakelijke verhuur en de bedrijfsvoering versterkt, en voor onze tentoonstellingen en activiteiten geldt dat eigenlijk ook.” Het gaat goed met het museum, vindt hij. Maar ook hij kan nu niet zoveel geld in de toekomst van het museum steken als hij wil. „De vaste opstelling kunnen we pas vernieuwen als we onze reserves weer hebben aangevuld na 2025.”

Iets dergelijks vertelt Teus Eenkhoorn van het Openluchtmuseum in Arnhem. Ook daar gaat het goed – al brak het museum door het natte weer geen bezoekersrecords. Hij wil het parkeerterrein overkappen met zonnepanelen, maar vraagt zich af of de door het ministerie van OCW aangekondigde miljoenen voor verduurzaming van rijksmusea wel doorgaan, als er straks een nieuw kabinet is. „De politiek is niet bestendig.”

De verkiezingswinst van rechtse partijen baart meer directeuren zorgen: hoeveel steun blijft er straks voor cultuur?

Directeur Anne de Haij van het Stedelijk Museum Schiedam voelt dat ze steeds meer eigen inkomsten moet aanwenden voor de vaste lasten: huur, energie, vast personeel – terwijl die kosten vroeger uit gemeentelijke subsidies gedekt werden. „Dat is uit zijn verband getrokken en met de huidige politieke wind wordt dat niet beter.”