De gevechten smeulen nog na in het zuiden van de Karenni-staat in Myanmar. Huizen en hutten zijn bijna allemaal verlaten. Van andere woningen rest slechts puin of een wirwar van planken en bamboe. Het politiekantoor van de plaats Mese, waar enkele weken geleden nog een hevige slag woedde tussen de strijders van de Karenni en militairen van de junta, is een geblakerd karkas. Glas, brokken steen en een enkel uniform bedekken de vloer. Een paar Karenni-soldaten verzamelen menselijke botten en verbranden die naast de ingang.
Net als de rest van de bevolking verzet de etnische minderheid Karenni, levend in het oosten van Myanmar, zich tegen het nationale leger. De militaire junta trok in februari 2021 alle macht weer naar zich toe nadat de National League for Democracy van Aung San Suu Kyi kort daarvoor de verkiezingen had gewonnen. Nu Mese veroverd is, is Karenni de eerste staat die bijna geheel in handen van de oppositie is. Het ambtenarenapparaat van de junta is ingestort en het bestuur is overgenomen door een tijdelijke raad van de Karenni. Een eigen politiemacht is al in functie en nieuwe teams worden opgeleid.
In de onttakelde omgeving zoekt de 32-jarige Bo Bo een onderkomen voor de ongeveer dertig aspirant-agenten die in Mese aan de slag moeten. Hij spreekt in bedachtzaam Engels en draagt een donkerblauw T-shirt met Peace in witte letters, en een onberispelijke scheiding in zijn haar. Bo Bo werd tien jaar geleden agent. Na circa vijftig jaar dictatuur kwamen toen fragiele politieke hervormingen op gang.
De staatsgreep van 2021 schokte de jonge agent diep. Hij sloot zich aan bij de protesten tegen de coup toen het leger hem beval de foto’s te verwijderen van juntaleider Min Aung Hlaing, die demonstranten op straat hadden aangebracht om op zijn gezicht te kunnen stampen. Een ultieme belediging in Myanmar.
Lees ook
dit opinie-artikel over de strijd in Myanmar
Gedeserteerde agenten
Bo Bo: „Ik zag de haat in de ogen van de honderden mensen tegenover ons. Dat ze ons niet aanvielen, was alleen omdat wij de wapens hadden. Ik schaamde me verschrikkelijk.” Die middag verliet Bo Bo de politie. Hij zette zijn besluit op Facebook. Hij vreesde woedende reacties, maar hij kreeg zo’n 2.500 keer bijval, ook van collega’s.
Het merendeel van de ongeveer driehonderd man tellende nieuwe politiemacht in de Karenni-staat is net als Bo Bo gedeserteerd. De agenten bemannen tien kantoren en enkele controleposten. De nieuwste aanwinst is een zestal politiemotoren die bij recente gevechten werden buitgemaakt. Het budget is heel beperkt, zelfs brandstof is er nauwelijks. „Terwijl de misdaad sinds de staatsgreep enorm is toegenomen”, zegt Bo Bo. „Maar ik doe mijn baan toch met trots en zelfvertrouwen. We werken voor de bevolking in plaats van voor het leger.”
De verovering van de Karenni-staat laat zien hoezeer de junta door gewapende oppositiegroepen in het defensief is gedrongen. Nooit eerder sinds het leger in 1962 de macht greep kwamen etnische minderheden uit de afgelegen gebieden en burgers in Centraal Myanmar tegelijk, en zo massaal, gewapend in opstand. Sinds drie machtige legers van etnische minderheden eind oktober een groot offensief uitvoerden in het noordoosten van Myanmar, verkeert het militaire regime in moeilijkheden. De Karenni-staat is de kleinste van het land, maar strategisch belangrijk. Het gebied vormt de verbinding tussen de noordelijke en de zuidoostelijke verzetsgroepen.
Lees ook
Verzamelde rebellen dagen de militaire junta van Myanmar uit
De junta komt troepen tekort nu het op zo veel fronten moet vechten. De pogingen van het nationale leger om die van elkaar af te snijden mislukten, maar in Loikaw, de hoofdstad van de Karenni-staat, wordt op enkele plekken nog hevig gevochten. Loikaw ligt slechts honderd kilometer van de nationale hoofdstad Naypyidaw. Daarmee is de slag om Loikaw symbolisch beladen.
2,6 miljoen ontheemden
Het geweld heeft grote humanitaire gevolgen. Nieuwe cijfers van de Verenigde Naties schatten het totale aantal ontheemden in Myanmar op 2,6 miljoen. Van de ongeveer 350.000 inwoners van de Karenni- staat is meer dan de helft op de vlucht geslagen sinds de staatsgreep. Ook al is het grootste deel van het gebied bevrijd, burgers durven nog niet terug te keren naar hun woonplaatsen. Alle strijdende partijen hebben mijnen gelegd. Ook angst voor bombardementen houdt de vluchtelingen tegen. In de lucht maakt het leger nog altijd de dienst uit met bommenwerpers, drones en artillerie. Om de bevolking te straffen voor steun aan de opstand worden dorpen, ziekenhuizen en scholen voortdurend bestookt.
Overal bivakkeren burgers in geïmproviseerde onderkomens. Soms in kampen van hout en bamboe, soms in stalletjes met daken van zeil en golfplaten langs de weg. De 64-jarige oud-lerares Mary vluchtte eerder dit jaar uit haar huis in Loikaw. Nu woont ze met het uitgebreide gezin in een cluster van bouwsels. Ze drijven een handeltje van onder andere frisdranken, bier, whisky, sigaretten en cheroots, Myanmarese sigaren. Met haar fijngerimpelde gezicht, bril en het haar in een net knotje is het niet moeilijk voor te stellen hoe Mary vroeger voor de klas stond. Alle vier haar zoons zijn actief in het leger van de Karenni Nationalities Defence Force (KNDF), een van haar schoonzoons is de leider.
Lees ook
‘De verdeel-en-heers-aanpak van de Myanmarese militairen werkt niet meer’
Oorlogsherrie
Over de weg langs Mary’s huis denderen denderen af en toe wagens met gezinnen en opgestapelde huisraad uit Loikaw voorbij. Op enkele duizenden burgers na is de stad waar voorheen ruim vijftigduizend mensne woonden verlaten. Dichter bij het front neemt de oorlogsherrie toe. Artillerie dreunt. Langs de helderblauwe hemel scheren bommenwerpers. Onophoudelijk zoemen drones die doelen identificeren of aanvallen uitvoeren.
Een stadse villa doet dienst als commandocentrum voor Mawie, de dertigjarige plaatsvervangend opperbevelhebber van de KNDF. Binnen herinneren wijnglazen in een houten rekje, brede fauteuils en een keuken met een afzuigkap nog aan de vorige bewoners. Terwijl de inslagen van mortiergranaten klinken, zegt hij: „De stad behoort aan ons. Wij zijn hier geboren en getogen. En we zijn terug.” Om zijn woorden kracht bij te zetten balt hij af en toe zijn vuist.
De verliezen in deze stadsoorlog zijn groter dan bij de strijd in de jungle en het platteland waar de verzetsgroepen in het voordeel zijn. Augustine, een 22-jarige strijder en drie jaar geleden nog geschiedenisstudent, verloor de afgelopen weken vijf vrienden. Sluipschutter George die een paar dagen eerder door granaatscherven in zijn pols en bovenbenen voor de derde keer gewond raakte, draagt op zijn arm een tatoeage met de namen van tien vrienden die sinds de coup omkwamen.
Lees ook
Oude politieke garde leidt de strijd tegen de junta in Myanmar