In de behandelkamer van arts Mohammad Rafi Manish is de 55-jarige Mariam op de grond gezakt: door een hernia kan ze amper rechtop staan. „Ik moest zó veel graven”, zegt ze. Voor de dokter doet ze de beweging voor die haar blessure heeft veroorzaakt: haar rug kromgebogen, maaiend met twee armen over de vloer voor zich. Zo doorzocht Mariam de overblijfselen van haar huis , op zoek naar familieleden, in de westelijke Afghaanse provincie Herat die in oktober getroffen werd door een reeks zware aardbevingen. De lemen huisjes waren daar niet tegen bestand, de meeste stortten volledig in. Er kwamen daarbij zeker duizend mensen om; in de dorpjes in de regio staan nu tenten tussen de hopen puin.
Lees ook
Grote verwoesting en duizenden doden in westelijke Afghaanse provincies na aardbevingen
Mariam is haar huis kwijt. Maar erger dan dat en dan haar fysieke pijn, is dat haar familie bij de ramp omkwam: twee volwassen dochters, en hun jonge kinderen. „Als ik niet kan slapen, dan wil ik door de resten naar hen zoeken”, zegt ze tussen lange uithalen door. Ze houdt de zoom van haar donkere sjaal tegen haar ogen. Slapen doet Mariam überhaupt nog weinig, bang dat de grond wéér zal beven. Een buurvrouw met net wat meer geluk probeert zich over haar te ontfermen, te zorgen dat ze in ieder geval te eten heeft. Zij bracht Mariam vandaag naar dokter Manish, bij de mobiele kliniek van de Afghaanse ontwikkelingsorganisatie AADA .
De medische post bestaat uit een aantal containers – ingericht als behandelkamers, met tafels voor patiëntenonderzoek en een douche en toilet – aan de rand van het verwoeste dorp Naib Rafi. Hier hebben sinds de ramp honderden mensen hulp nodig. Kinderen krijgen inmiddels lessen in een grote tent. Vrouwen bakken brood in ‘ovens’ – gaten die ze in de grond hebben gespit. Gezinnen speuren samen door de overgebleven bouwvallen, met kruiwagens op zoek naar bruikbare resten van hun huisraad.
Islamitische geleerde
Tot wel vijftigduizend gezinnen zijn getroffen door de aardbevingen; zeker achtduizend huizen werden volledig verwoest. Er zijn nu nog zo’n zeshonderd gewonden die zorg nodig hebben. Mousa Ashari ratelt die officiële cijfers met beheerste stem af, in zijn kantoor in Herat, hoofdstad van de gelijknamige provincie. Hij leidt de regionale tak van de nationale Afghaanse rampenbestrijdingsdienst (ADMA). De omgeving is aardbeving-gevoelig. Het was „vrijwel direct duidelijk” dat dit een grote ramp zou zijn, vertelt hij.
Ashari, die eerder al andere bestuurlijke functies bekleedde in dienst van het Islamitisch Emiraat dat de Taliban in 2021 uitriepen in Afghanistan, laat zich aanspreken als mawlawi: een term voor islamitische geleerden. De zware natuurramp was de eerste waarmee hij in zijn nieuwe functie te maken kreeg. „Wij hebben in de afgelopen twintig jaar veel ontberingen gekend”, zegt hij smalend, refererend aan het Afghanistan van voor de machtswissel.
De rampenbestrijdingsdienst kwam in actie volgens het protocol: in één dag werd in kaart gebracht waar voedsel en medische hulp nodig waren. Een commissie van religieus geschoolden, ook aangesteld door het emiraat, coördineerde de hulpmissies. Hoeveel ze weten van hulpverleningsacties is onduidelijk, maar volgens Ashari staat de autoriteit van de geleerden buiten kijf: „De commissie haalde donaties op, en coördineerde de juiste verdeling ervan.”
Burgers zamelden vrachtwagenladingen vol kleding en voedsel in. China, Iran en Tadzjikistan stuurden hulpgoederen, maar het regime heeft met weinig landen diplomatieke betrekkingen die het kon aanwenden om hulp te vragen. Volgens critici duurde het lang voordat de autoriteiten de donaties die wél kwamen, doorlieten naar het getroffen gebied.
Sinds het emiraat werd uitgeroepen, wordt de humanitaire sector sowieso belemmerd door strenge regels. Zo mogen vrouwen, ook buitenlands personeel, vrijwel niet buitenshuis werken. In de getroffen districten in Herat worden de bewegingen van de internationale organisaties gecontroleerd, volgens Ashari. „Als een ngo ons hulp aanbiedt, dan bepalen ADMA en de commissie van geleerden samen waar die heen moet. En elke ngo die in Afghanistan opereert, heeft een overeenkomst met het ministerie.”
Zulke controle door de overheid plaatst internationale humanitaire organisaties voor de vraag of zij hun ‘lopende werkrelaties’ in het land kunnen voortzetten onder de Taliban. Doorgaans laten ze publiekelijk weinig los over wat ze veranderen om te kunnen voldoen aan de nieuwe regels en normen in Afghanistan.
Lees ook
De lemen huizen in Herat zijn nu onherkenbare hopen
AADA had ook contacten met de Taliban toen die vochten tegen de vorige Afghaanse regering en de internationale troepenmacht. Met lokale krijgsheren in de provincie Herat waren afspraken gemaakt om het humanitaire werk voort te zetten. „We hebben wel eens strijders of hun vrouwen behandeld in de huisartsenposten.”
Op die verhoudingen borduurde Ahmeen voort toen de strijders de macht kregen. Wel moet de directeur „alert blijven” op de veiligheid en bewegingsvrijheid van de medische teams. Er kan altijd een overijverige functionaris of politieman de regels wél streng toepassen. „Dan moet ik weer onderhandelen.”
Psychosociale hulp
In het district Zenda Jan vertellen burgers dat de Taliban legerhelikopters stuurden om aardbevingsslachtoffers te evacueren. Maar verder was er weinig materieel, men moest eerst met de hand door het puin zoeken. Later werden bulldozers ingezet. „Sommige lijken werden door de grijpers uiteengereten”, zegt psychosociaal hulpverlener Hosna Osmani van AADA.
Het team maakt zich zorgen over de psychologische gevolgen van de ramp, vertellen medewerkers tijdens de lunch in de container-spreekkamer. Hoe hard de gemeenschap werd getroffen, werd vaccinologe Marzia Ibrahimi duidelijk toen zij het inentingsprogramma wilde hervatten. Er waren nog maar een paar kleuters in leven die zij daarvoor kon oproepen. „Ik begon aan het wegstrepen van de omgekomen kinderen op mijn administratielijst, daar werd ik eigenlijk niet goed van.” Verloskundige Faiza Haqdoost zag vrouwen die haar vroegen hun zwangerschap af te breken: „Er was een vrouw wier kinderen waren omgekomen. De gedachte aan een nieuwe baby kon zij niet aan. En een jonge vrouw, die in verwachting was van haar eerste kind – ze was net getrouwd maar is nu weduwe. Heel pijnlijk.” De meeste zorg, stellen de artsen, komt neer op psychosociale bijstand. Ook de aanstaande moeders krijgen die nu.
Huilen in het donker
Net als Mariam hadden veel overlevenden in de eerste weken moeite met de nacht. Osmani hoorde mensen „in het donker huilen”. Huisarts Manish: „Eigenlijk kunnen we in deze rampsituatie niemand behandelen voor fysieke problemen, zonder óók naar het mentale aspect te kijken. We proberen deze mensen er echt doorheen te helpen.” Het vertrouwen van de bewoners wordt stukje bij beetje weer opgebouwd, merken de hulpverleners. Niet ver van dit gehucht is de bouw begonnen van enkele tientallen bakstenen huisjes, netjes in een rij.
De missie valt Manish en zijn collega’s zwaar. „Nu we hier al meerdere weken zitten, wordt het ook voor ons steeds lastiger om onze reacties uit te schakelen. We proberen in kleine concrete stappen te denken: wat is er nú nodig?”
Manish kan Mariams gezin niet terugbrengen, maar aan de hernia is iets te doen, in het ziekenhuis in Herat. De AADA-ambulance komt haar later die dag halen. Het zal een schokkerige rit zijn.