Tv-recensie | Hollandse kampeerder schiet Afrikaanse olifant en verdient 25 euro

Op de eerste dag van het nieuwe jaar kwam ik midden in de zomervakantie terecht. De nieuwe reeks Een huis vol (KRO-NCRV) begon maandag weer, over drie grote Nederlandse gezinnen met zeven dan wel acht kinderen. We haakten aan bij de families aan het begin van de schoolvakantie. De familie Cudogham uit Amsterdam blijft in eigen land. Vader Iven gaat met vier van de zeven kinderen naar het natuurhistorisch museum in Leiden en dat ziet er zó niet overtuigend uit. Het tripje per trein lijkt van begin tot eind én halverwege bedacht en voorbereid door de producenten van het programma én de moeder van het stel die zelf niet meegaat maar wel de treintijden coördineert én de broodjes voor onderweg smeert.

Het gezin Blom uit Bodegraven vult de volledige aflevering met inpakken voor hun kampeervakantie in Albanië, het land waar ze jarenlang hebben gewoond. Eén bus, acht kinderen, twee ouders en om twaalf uur willen ze vertrekken. Ik heb ouders nog nooit zo kalm vijftig witte bolletjes zien beleggen met kokosbrood, en zelden hoorde ik van ouders die er voor vertrek op stónden dat hun kinderen eerst nog even gingen zwemmen in het opblaaszwembad – dat daarna nog geleegd en schoongemaakt moet worden. En vijf minuten voor het afgesproken vertrektijdstip de knutselspullen uit de kast halen om de kinderen nog even wat cadeautjes te laten knutselen, dat lijkt me bovenmenselijk. Geen spoortje haast of stress, geen onvertogen woord laat staan ruzie. Zou dit het (vast onbedoelde) effect zijn van permanent een camera in huis en achter je aan? Dat je je béter gaat gedragen? In dat geval zie ik mogelijkheden voor de hele samenleving.

Een dropje voor de gids

Het nieuwe programma van Johnny de Mol op SBS6 wordt aangekondigd als „het raarste tv-idee van de laatste jaren”. Dat leek me schromelijk overdreven. Hollanders loslaten in de binnenlanden van Afrika is vaker gedaan. Bangeriken enge dingen laten doen, zagen we ook al eens. En programma’s over Nederlanders op de camping zijn nou ook geen ei van Columbus.

In Camping De Wildernis verblijven „typische Nederlandse kampeerders” op een camping in Botswana. Dus, even voor het plaatje: midden in de Afrikaanse savanne is een strookje grond afgebakend, hek eromheen begroeid met nep-klimop, kunstgras op de grond, een camper, caravans, een tent met luifel. Een jeu-de-boulesbaantje, buitenkeukens en een natte groep met wc’s en douches. De olifanten sjokken in stomme verbazing langs en om dit potsierlijke strookje Holland heen.

De echte Hollanders zijn overgebracht uit Den Haag, Heiloo, Oosterhout en van net over de grens in België. De mannetjes hebben een wasserette of zijn gepensioneerd loodgieter, de vrouwtjes verpleegkundige, wimperspecialist en kapper. De oudste is zeventig, de jongste zestien. Ze eten bloemkool, witte boterhammen met speculaasjes en delen dropjes uit aan lokale gidsen (een dropfabrikant is sponsor van het programma). Doorgaans brengen ze hun vakanties door op de camping, en dat doen ze nu precies zo, maar dan in een land dat het hunne niet is. „Wij zijn hun gasten”, merkt de Haagse Jemaica terecht op.

Oké, het tv-idee is duidelijk. Wat nu? Ah, natuurlijk: een spelelement. De vier gezinnen krijgen een fotocamera en worden op safari gestuurd. Dieren fotograferen. Schiet je een olifant: 25 euro. Dat zijn de instap-kiekjes. Een roofdier met prooi levert al 125 euro op, en een modderspuitende olifant of een poepend nijlpaard 200 euro. Het gezin met de meeste scherpe foto’s waar een héél dier duidelijk op staat, verdient het meeste geld. Dus hup, de jeep in. Camera in de aanslag. Racen. Dáár! Een hert. Snel, die geit daar. Stop! Vogels. Nee, die hebben we al.

Niet zulke rare televisie, hoor. Dat is nou juist het erge.