Waarom herkennen we ironie niet meer?

Stine Jensen

Nu iedereen weet dat Ramsey Nasr een Wunderkammer heeft, zou het zo maar kunnen dat we ook gaan denken dat hij een echte geleerde is, getuige de titel van zijn televisieprogramma: Dr. Nasrs Wunderkammer. Je moet maar durven, in deze tijd, jezelf dr. noemen zonder de doctorsgraad op zak. (Zekerheidshalve googelde ik of de veelzijdige en begaafde acteur toch gepromoveerd was: nee.) Ik zocht naarstig naar de knipoog die het ‘dr.’ relativeren zou, maar de zelfspot spat er niet meteen vanaf als dr. Nasr het over zijn Wunderkammer heeft.

Ironie is misschien wel een van de lastigste stijlvormen van deze tijd. En ik mis die, want ik hou van de ironie. Ik ben er volgens goed Scandinavisch gebruik mee opgegroeid. De meeste Denen komen de dag niet prettig door zonder zichzelf of iemand anders met milde spot een beetje te beledigen. Een bekende Deense uitdrukking is ‘Det er ikke så ringe endda’ – wat zoiets betekent als ‘dat is zo slecht nog niet’. Je kunt de uitdrukking de hele dag door gebruiken om de lulligheid van een situatie te onderstrepen of prestaties te relativeren. Ironie en (zelf)spot gedijen goed in een gelijkheidscultuur: jij bent niet beter dan een ander.

Voor de Deense filosoof Søren Kierkegaard is ironie een positief begrip dat de grens markeert tussen het esthetische en het ethische, de stijlvorm roept verwarring op en nodigt uit tot plaatsbepaling. Ironie houdt je daarom alert: het ontmaskert vanzelfsprekendheid.

In tijden van een ironiecrisis dient zich het ene na het andere misverstand aan. Te denken valt aan het schilderij met rokende witte oude mannen dat moest worden verwijderd van de Universiteit Leiden nadat een medewerker haar beklag had gedaan. Nog een sterk voorbeeld is de twist tussen de humoristen en de moralisten: Theo Maassen zei grappend in de Gelderlander: „Wat als hier oorlog komt en wij moeten vechten? Zitten wij hier met onze genderneutrale toiletten!”

Gelukkig (ironie) reageerde Tim Hofman namens alle trans personen op Twitter en speelde het dapper (ironie) op de man: „Ooit dapper cabaretier, nu een man die zijn angst voor de grillen van een oorlogszuchtige autocraat botviert op de minimale wens van een transpersoon.”

Het meest betreurde ik de ophef rondom een spotprent van Jos Collignon. Twee jongens gaan er met een wapperende Marokkaanse vlag op een scooter vandoor met de wereldbeker, en laten FIFA-directeur Infantino verbouwereerd achter. Ik moest er meteen om lachen, vond het een geestige omkering van stereotypen met een vette knipoog: de ware boef, dat is Infantino, deze jongens, vaak getypecast als slecht, krijgen hier juist de guitige glansrol.

Maar het werd een kwestie van jewelste: enkele medewerkers van de Volkskrant voelden zich gekrenkt, de hoofdredacteur trok daarop de cartoon terug met het argument dat de grap ‘moeilijk te begrijpen’ was. Acteur Nasrdin Dchar haalde op zijn Instagram groots uit en noemde de cartoon in een opsomming een voorbeeld van Marokkanenhaat: „Dankjewel Media dat je liever blijft hangen in xenofobie, racisme vooroordelen en het aanwakkeren van haat”. NOS-journalist Youssef Abjij bracht ‘de Media’ gelukkig (geen ironie) terug tot proporties door die weer te onttronen van de hoofdletter: „‘De media’ bestaat niet, ik ben niet verantwoordelijk voor wat een ander schrijft”.

Waarom herkennen we ironie niet meer en worden grappen zo ‘moeilijk’ gevonden, zo letterlijk gelezen? Ik denk dat het mede te maken heeft met de leescrisis. Leren lezen kent twee niveaus. Het eerste is het begrijpen van de letterlijk betekenis van taal. Het tweede niveau is het ontwikkelen van de ‘esthetische’ blik, die zicht richt op vorm. Je leert stijlfiguren herkennen (parodie, ironie), literaire genres (western, romance) en het type stuk (column, nieuws). Wie het eerste niveau niet beheerst, komt aan het tweede niet toe.

Terug naar de dr.-kwestie. Eerder was er een opstootje rondom het radioprogramma Dr Kelder en co. Jort Kelder deed iets grappigs: hij belde een echte dr. in zijn programma om te vragen of het mag, een titel voeren die je niet hebt. Het antwoord is nee. De dr.-titel is beschermd, die valselijk gebruiken is zelfs strafbaar. Kelder wees erop dat hij geen punt achter ‘dr’ heeft gezet, wie goed leest had de zelfspot kunnen waarnemen.

Nasr gebruikt wél die punt, het lijkt een gevalletje niet-gelukte ironie, geen zelfspot maar zelfliefkozing. Moge het desalniettemin een aanleiding zijn om de leesambities in dit land nog een tandje op te schroeven, voordat we gekrenkt ten onder gaan. Oh, wat mis ik de ironie!

Stine Jensen is filosoof en schrijver. Ze schrijft om de week een column op deze plek.