Oekraïne houdt zijn economie overeind, ook in oorlogsgebied. ‘Toen we leerden hoe de Russen bombarderen, keerde de rust terug’

Oleksandr Skljarov schuift op zijn stoel naar voren als hij het woord krijgt tijdens het rondetafelgesprek met ondernemers in de stad Soemy, in het noordoosten van Oekraïne. Hij gooit zijn zinnen eruit, alsof hij op dit moment heeft gewacht. „Wat de reden is dat de Oekraïense economie herstelt? Kijk om je heen! De mensen aan deze tafel willen werken, in hun land zijn. Hier zitten ondernemers die hun bedrijf niet opgeven, terwijl ze leven onder de dreiging van Russische aanvallen.”

Skljarov (55) noemt hen „heldhaftige” mensen. „Ze hebben hun eigen bedrijf opgericht en opgebouwd. Ze hebben alle obstakels overwonnen. Deze ondernemers zullen de bedrijven, de mensen en Oekraïne beschermen. Omdat dit betekenis geeft aan hun leven. Zíj zijn de garantie dat Oekraïne bestaat, dat het zal bestaan en elke situatie zal overleven.”

Aan tafel wordt in stilte geluisterd naar Skljarov, plaatsvervangend algemeen directeur van baksteenfabriek Keramejja. Ruim een uur lang hebben negen ondernemers uit de provincie Soemy gesproken over de Oekraïense economie, en waarom die omhoog kruipt na het eerste oorlogsjaar.

In 2022, het jaar van de massale Russische invasie, kromp de economie volgens Europese Commissie en Internationaal Monetair Fonds (IMF) met 29 procent. Dit jaar is naar verwachting sprake van een herstel van 4,5 à 5 procent. Het IMF raamt de groei voor komend jaar op 3 tot 4 procent. Vóór de oorlog besloeg het Oekraïense bbp, gemeten in dollars, ongeveer een vijfde van dat van Nederland, nu is dat nog zo’n 16 procent. Brussel en IMF omschrijven de Oekraïense economie, die onder meer drijft op industriële en agrarische export, als „opmerkelijk veerkrachtig”.

Aan tafel spreken de ondernemers over de eerste oorlogsmaanden, toen de Russen de stad Soemy veertig dagen omsingelden. Tanks, Russische soldaten en militaire voertuigen passeerden hun bedrijven. Andere bedrijven werden verwoest door het oorlogsgeweld. Voedsel, medicijnen en brandstof kwamen het gebied niet in. Ondernemers pakten zelf een kalasjnikov om hun gezin te beschermen. In mei vorig jaar bevrijdde de Oekraïense krijgsmacht de provincie.

Personeelstekort

Daarmee waren de moeilijkheden voor de ondernemers niet voorbij. Ze houden nu met pijn en moeite hun bedrijf overeind. Ze stuiten op tal van problemen, laten ze weten tijdens het gesprek dat Konstantin Makarenko heeft georganiseerd, de voorzitter van de regionale Kamer van Koophandel.

Het grootste probleem is het gebrek aan personeel, zeggen de deelnemers, afkomstig uit diverse bedrijfssectoren. Werknemers zijn gevlucht naar het veiliger West-Oekraïne of naar het buitenland, of ze vechten aan het front. Mensen van zestig jaar en ouder blijven achter, zegt Makarenko (65). Een van de ondernemers aan de tafel heeft driehonderd mensen in dienst. Voor de oorlog waren dat er dubbel zoveel. „We hebben problemen mensen van middelbare leeftijd te vinden met kennis”, zegt Makarenko.

Een tweede obstakel is de logistiek. Zeeblokkades hinderen de uitvoer van Oekraïense producten via de Zwarte Zee. Aan de grenzen met Polen en Slowakije blokkeren vrachtwagenchauffeurs uit die landen de overgang uit protest tegen goedkopere Oekraïense concurrentie. De blokkade bij één grensovergang met Polen is inmiddels opgeheven.

Het derde probleem, zegt Makarenko, is de Russische dreiging. „De oorlog is in dit gebied altijd aanwezig. Zelfs als je aan tafel zit en thee drinkt.” Vanaf Soemy-stad is de afstand tot Rusland ruim dertig kilometer. De grensregio ligt dagelijks onder Russisch vuur. De afstand tot het buurland is zo kort dat een drone de provincie al heeft bereikt voordat het luchtalarm kan reageren.

Overleven

Toch weigeren de ondernemers aan tafel op te geven of te vertrekken. Ze zeggen dat ze hun boerderij of fabriek niet kunnen verplaatsen, of willen hun klanten niet in de steek laten. Dat ze trouw willen blijven aan Oekraïne. Ze vertellen hoe ze overleven, door zich aan te passen, te zoeken naar alternatieve logistiek en door te bezuinigen. Met instemming luisteren ze naar de gepassioneerde woorden van Skljarov.

Een bezoek aan diens baksteenfabriek Keramejja, gelegen buiten Soemy-stad, laat zien hoe precair de situatie is. Directeur Ivan Teljoesjtsjenko loopt door een lege, stille fabriekshal. Hij mist de stemmen van de arbeiders, zegt hij, de warmte van de ovens en de ‘muziek’ die de motoren van de machines maken. Na de Russische invasie kwam de productie er vorig jaar stil te liggen. Klanten zegden opdrachten af en eisten hun geld terug.

Constant loopt de baksteenfabriek in deze regio het risico van een Russische aanval. Toch was het mogelijk de productie twee keer te hervatten; in 2022 van augustus tot december en dit jaar van mei tot december. Maar het werkkapitaal schiet tekort, de vraag is gedaald en in het magazijn stapelen de producten zich op. Momenteel ruziet het bedrijf met de onderneming die het gas aanvoert. Keramejja kan de kosten daarvan niet betalen door gebrek aan inkomsten. Het is, zegt Teljoesjtsjenko, oneerlijk om zijn onderneming in oorlogstijd zo te duperen. Hierdoor is hij gedwongen de productie stil te leggen.

Wederopbouw

Toch denkt hij ook aan de toekomst. Keramejja bereidt zich voor op het nieuwe jaar. Oekraïne heeft bakstenen nodig voor de wederopbouw. Op een tafel ligt een bouwplan voor de ontginning van een steengroeve dicht bij de grens met Rusland.

Directeur Teljoesjtsjenko (68) mag Oekraïne verlaten. Mannen tussen de 18 en 60 mogen dat niet, omdat zij beschikbaar moeten zijn voor het leger. Toch blijft hij met zijn bedrijf in deze regio: een fabriek verplaats je niet makkelijk. Maar hij heeft ook een andere motivatie, legt plaatsvervangend directeur Skljarov uit: „Er zijn mensen zoals Ivan die vechten, die aan een nieuw Oekraïne bouwen.”

Dit geluid is ook te horen in Kyiv bij Michajlo Kolisnyk, hoogleraar aan de Kyiv School of Economics. De Oekraïense burgers voorkomen dat de economie volledig instort tijdens de oorlog, zegt hij in een klaslokaal. Kolisnyk (54) zag dat een significant deel van de bevolking Oekraïne na de Russische invasie niet ontvluchtte, maar er juist bleef om aan het land bij te dragen. „We hebben een sterke samenleving, en een zwakke overheid. De mensen die bleven, deden dat niet met de gedachte om de economie draaiende te houden, maar om existentiële redenen. We beseffen dat we ons land moeten redden. Dat we moeten werken om het te ontwikkelen.”

Hierdoor blijven de economie en haar infrastructuur intact, zegt hij. Er is elektriciteit en water. Internet doet het, de hele oorlog. Ondernemingen als de Oekraïense Spoorwegen en post- en koeriersbedrijf Nova Posjta functioneren, boeren bewerken hun land. West-Oekraïne draait naar omstandigheden economisch normaal. Het geld gaat rond in de nationale economie en er wordt geconsumeerd. Het leger, met naar schatting een miljoen militairen, schept banen, onder meer in de productie van uitrustingen en wapens. „Oekraïne heeft een burger-militaire economie gecreëerd”, zegt Kolisnyk.

Hij stelt vast dat zijn land voor 50 procent zelf de economie overeind houdt. De andere helft komt op het conto van westerse financiële steun.

Bombardement

Onder anderen Vitali Dedjoesjev levert een belangrijke bijdrage aan dat Oekraïense aandeel. Vorig jaar maart zag hij vanuit zijn kantoor in het centrum van Soemy-stad dikke zwart-grijze rookpluimen. De bestuursvoorzitter van verffabriek Polisan wist het meteen: zijn bedrijf, net buiten de stad, was geraakt door Russische bommen. Drie dagen woedde de brand. Ruim een jaar later staat op dezelfde plek een gloednieuw magazijn. Bouwvakkers monteren er stellages waar de potten verf komen te staan. In een nieuwe hal ernaast wordt aan de vloer gewerkt. In februari moet het bedrijf weer volledig draaien. „Ik heb dertig jaar in dit bedrijf geïnvesteerd”, zegt Dedjoesjev verbeten. „Ik wil het niet verliezen vanwege de oorlog.”

Een maand na het bombardement, vorig jaar april, heropende Dedjoesjev (54) zijn verffabriek. Ook hij kampt met logistieke en personele problemen. Voor de oorlog werkten er twaalfhonderd mensen, nu achthonderd. „Vacante plekken hebben we gevuld met gepensioneerden.” Zijn productie ligt op de helft van wat hij voor de oorlog maakte. Het eerste oorlogsjaar leed hij verlies, dit jaar speelt hij quitte.

Dedjoesjev vindt het lastig om aan te geven of het goed gaat met zijn bedrijf. Voor de oorlog was hij marktleider in zijn land. „Met alle onzekerheden in oorlogstijd is het moeilijk te zeggen wat goede en slechte prestaties zijn voor een bedrijf.”

Geld keert terug

Hij komt met twee verklaringen voor de groei van de Oekraïense economie. De eerste is simpele wiskunde, zegt hij. „Als je scherp daalt, is het makkelijker daarna een beetje te groeien.” De tweede is de verandering van de oorlogssituatie. In de eerste chaotische oorlogsmaanden sloten bedrijven en haalden ondernemers hun geld weg uit Oekraïne, zegt hij. „Dat veranderde toen de frontlinie stabiliseerde en we leerden hoe raketten vliegen, hoe de Russen bombarderen. De rust keerde terug. Mensen begonnen hun geld terug te halen en weer uit te geven in Oekraïne. De terugkeer van dit geld veroorzaakte een lichte stijging van het bruto binnenlands product.”

Het laat ook zien hoe kwetsbaar de groei van de economie is: die hangt af van hoe de oorlog zich ontwikkelt. Daardoor is de onzekerheid over het komende jaar gigantisch. Gedaalde belastinginkomsten – door oorlog, emigratie en de economische krimp van 2022 – en hoge militaire uitgaven hebben enorme gaten geslagen in de Oekraïense begroting. In 2023 komt het begrotingstekort uit op 19 procent van het bbp, verwacht het IMF, volgend jaar wordt het krap 16 procent. Zonder westerse hulp is zo’n tekort onhoudbaar. Exclusief giften van donorlanden zouden de tekorten zelfs uitkomen op 27 respectievelijk 20 procent van het bbp. „Zonder buitenlandse steun overleeft de Oekraïense economie niet”, zegt professor Kolisnyk in Kyiv.

Bij de westerse steun voor Oekraïne is de rol van het IMF van wezenlijk belang. Het fonds, dat landen bijstaat die in de betalingsproblemen komen, verschaft de Oekaïense regering noodkredieten ter waarde van 15,6 miljard dollar (14 miljard euro), in ruil voor hervormingen. Die bijdrage is bij lange na niet genoeg om het begrotingsgat te dichten, dat alleen dit jaar al tweemaal zo groot is. Maar de IMF-hulp zorgt wel voor macro-economische stabiliteit, waardoor donorlanden Oekraïne met meer vertrouwen geld kunnen geven of lenen.

Tot dusver is het IMF positief, lovend zelfs, over de hervormingen die de regering-Zelensky doorvoert, waaronder de bestrijding van corruptie. IMF-chef Kristalina Georgieva, een Bulgaarse, kan het goed vinden met Zelensky.

Maar uiteindelijk is Kyiv afhankelijk van de tientallen miljarden euro’s aan begrotingssteun die uit Europa en de VS komen. Vanuit de EU-instellingen is 77 miljard euro toegezegd (exclusief militaire steun), door de Verenigde Staten 25 miljard en door individuele Europese landen nog eens enkele miljarden, volgens het Duitse onderzoeksinstituut IFW.

Wel lijkt de rek er politiek uit: eind dit jaar strandden onderhandelingen in zowel EU als VS over nieuwe geldinjecties voor Oekraïne, door verzet van respectievelijk de Hongaarse regering en de Republikeinen. In Brussel blokkeerde Hongarije eerder deze maand een extra steunpakket van 50 miljard euro. Om het Hongaarse veto te omzeilen probeert de Europese Commissie nu via een omweg een noodpakket van 20 miljard euro voor Oekraïne op te tuigen, berichtte de Financial Times woensdag.

Te grote risico’s

Tijdens het rondetafelgesprek in Soemy klinkt dankbaarheid voor de westerse financiële hulp. Maar dit geld bereikt niet de bedrijven in de provincie Soemy, zeggen de ondernemers; zij staan er alleen voor. Zij bevinden zich in de ‘rode zone’ – beschietingsgebieden binnen vijftig kilometer van het front of de Russische grens – en geen bank durft het aan hier leningen te verstrekken. De risico’s zijn te groot. De regering in Kyiv steunt de ondernemingen daarom evenmin, net als buitenlandse organisaties en investeerders. De ondernemers betalen alles zelf.

Sommige ondernemers vinden de risico’s in de provincie te groot en zijn wel degelijk vertrokken. Exacte aantallen zijn onbekend.

Oleksandr Synytsja (52) heeft met zijn conserven- en verpakkingenfabriek Favor de regio deels verlaten. Hij wandelt door een verlaten fabriekshal. Aan een kant zitten gaten en andere beschadigingen door Russische beschietingen van september vorig jaar. De grens ligt 8,5 kilometer verderop. Ramen zijn met bakstenen dichtgemetseld. Het kantoorpersoneel is van de eerste verdieping verhuisd naar de veiliger begane grond. Zandzakken dekken daar de ramen af. Er is een schuilkelder. Nika Majboroda (48) heeft de dagelijkse leiding. Ieder moment kunnen Russische beschietingen beginnen. „Als je hier werkt, luister je altijd met één oor of er buiten wordt geschoten.”

Synytsja zou graag zien dat regering en internationale organisaties bedrijven in de rode zone financiële hulp bieden – ook voor eventuele verhuizing van hun bedrijven. De beschietingen in september waren voor hem en zijn mede-eigenaren aanleiding twee productielijnen te verplaatsen naar Polen. Een deel van de Oekraïense werknemers verhuisde mee, vertelt Synytsja. „Je bent als werkgever verantwoordelijk voor hun veiligheid.” De eigenaren denken er nu over de hele fabriek te verplaatsen naar West-Oekraïne. Al moeten ze daarvoor eerst geschikt terrein vinden.

Majboroda durft niet te denken aan de toekomst van het bedrijf. „Alles hangt af van wat Rusland doet.”

M.m.v. Mark Beunderman