Iets geloven of niet geloven: hoe werkt dat eigenlijk?

College

Hoe overleven we dit jaar de gesprekken tijdens het kerstdiner? Misschien heb ik iets voor je. Pasgeleden gaf ik college over gedrag en verandering. Een van de oefeningen was het toepassen van de behandelde literatuur op actuele krantenartikelen. Studenten gebruikten onder meer de ideeën van psycholoog Daniel Kahneman, uit zijn boek Thinking, fast and slow, om meer te begrijpen van ons stem-, eet- en vlieggedrag.

Een onderwerp dat verschillende keren terugkwam: hoe ga je iets geloven? Wanneer neem je iets voor waar aan? Bijvoorbeeld dat Nederland ‘vol’ is. Of dat veiligelanders verantwoordelijk zijn voor de crisis in de vluchtelingenopvang.

Cognitief gemak

Volgens Kahneman gaan we iets geloven als het makkelijk is om dat te doen. In zijn woorden: als we cognitief gemak (cognitive ease) ervaren, hebben we de neiging om iets als aantrekkelijk en waar te ervaren. Cognitieve spanning (cognitive strain) leidt er juist toe dat een gedachte onaantrekkelijk en onwaar voelt.

Wat leidt tot meer of minder cognitief gemak? Grote letters. Verhaaltjes. Iets op rijm. En – iets wat reclamemakers al meer dan honderd jaar weten: herhaling. Een idee waar je frequent mee wordt geconfronteerd, ervaar je vanzelf als aantrekkelijker en waarachtiger. Kahneman schrijft: „Een betrouwbare manier om mensen in onwaarheden te laten geloven is frequente herhaling, omdat vertrouwdheid niet gemakkelijk van waarheid te onderscheiden is.”

Denkfouten

Veel denkfouten draaien om cognitieve spanning en cognitief gemak. We denken bijvoorbeeld dat een onderwerp belangrijker is als je het makkelijk uit je geheugen kunt opdiepen (availability heuristic). We geloven eerder dat een idee waar is als het aansluit bij iets dat we al dachten (confirmation bias). En we voelen dat iets klopt wanneer veel andere mensen er net zo over denken (conformity bias).

De grap van al dat snelle, gevoelsmatige denken is dat je er in het dagelijkse sociale verkeer prima mee wegkomt. We gaan immers allemaal zo door het leven. Maar als het gaat om het vaststellen van wat waar of juist is, dan zet ons snelle, automatische denken ons algauw op een dwaalspoor.

Kerstdiner

Een paar weken geleden hoorde ik een psycholoog in een radioprogramma spreken over religie. Waarom geloven miljoenen mensen bijvoorbeeld dat met Kerst de redder van de wereld geboren is in een stal?

Deze psycholoog gooide het vooral op de neiging tot conformiteit. Wat hij jammer genoeg niet deed, was het toepassen van deze ideeën op zichzelf. Terwijl in de hoofden van de mensen die geloven dat het kerstverhaal onzin is, dezelfde wetmatigheden aan het werk zijn.

Het is iets wat mijn studenten al snel doorhadden: het is juist de uitdaging om het onderzoek naar cognitieve spanning ook op jezelf toe te passen. Ook al levert dat wat ongemak op. Juist wanneer ik daartoe bereid ben, bijvoorbeeld aan het kerstdiner, vergroot ik de kans om iets nieuws te leren en mijn tafelgenoten wat beter te begrijpen.