Voor wie Tweede Kamerverkiezingen toch vooral als horse race ziet: die wedstrijd is gelopen. De PVV kwam op 22 november even verrassend als overtuigend als eerste aan. Na de verkiezingsstrijd is de aandacht voor de peilingen echter niet afgenomen. En in de meest recente zetelpeilingen loopt de PVV in een soort van ererondje nog verder weg van de politieke concurrenten. Wat niet zo heel verrassend is, en nauwelijks nieuwswaardig.
Vreemd eigenlijk, dat er pal na verkiezingen zoveel aandacht voor zetelpeilingen is. In de aanloop naar verkiezingen is de uit peilingen afkomstige informatie allicht relevant voor kiezers. Met name strategische kiezers hebben immers behoefte aan een beeld van de te verwachten politieke verhoudingen. Wat gaan mijn mede-kiezers doen en wat betekent dat voor een nieuwe coalitie – en wat wordt mijn keuze in dat geval?
Maar de vraag naar wat men zou gaan stemmen als er ‘morgen’ verkiezingen zijn is op dit moment wel erg hypothetisch. Tweede Kamerverkiezingen staan niet voor de deur. De coalitie-onderhandelingen zijn nog maar net begonnen, als ze al echt begonnen zijn. En afhankelijk van hoe dat proces verloopt – moeizaam waarschijnlijk, en traag – en op enig moment afloopt en hoe vervolgens een nieuwe regering functioneert, zullen kiezers hun voorkeuren waarschijnlijk bepalen of herzien. Ruim de helft van de kiezers besliste volgens verkiezingsonderzoek van Ipsos in opdracht van de NOS pas in de laatste week voor de verkiezingen van 22 november wat ze gingen stemmen. Bij eerdere Kamerverkiezingen hakte 10 à 15 procent van de kiezers op de verkiezingsdag zelf de electorale knoop door.
Speelbal voor politici
Even pauzeren dan, met peilen? Nee, dat niet, maar wel graag doordachter omgaan met peilingen en de uitkomsten ervan. Dat betekent wat ons betreft nu minder media-aandacht voor zetelpeilingen. Niet alleen omdat ze de genoemde informatieve waarde voor kiezers momenteel niet hebben, maar ook omdat zetelpeilingen nu voor politici vooral een speelbal zijn. Als je niet serieus met ons praat, worden we alleen maar groter, kan de PVV hardop denken. Wordt het geen tijd om op te stappen nu het verlies doorzet, wordt de indringende vraag aan de politiek leider van de VVD. Maar er zijn nu helemaal geen Tweede Kamerverkiezingen – op z’n vroegst volgen die in de loop van 2024. En dan nog is de voorspellende waarde van zetelpeilingen doorgaans kleiner dan de vorige verkiezingsuitslag, zo weten we uit onderzoek. Daarom is de plek van zetelpeilingen wat ons betreft voorlopig even bescheiden op de achtergrond.
Verkiezingsuitslagen geven een uiterst beperkt beeld van wat kiezers eigenlijk willen
In een tijd van lopende coalitie-onderhandelingen is overigens zeker plaats voor peilingen, maar dan voor meer inhoudelijke en toegespitste peilingen. Verkiezingsuitslagen geven immers een uiterst beperkt beeld van wat kiezers eigenlijk willen. Op 22 november heeft het Nederlandse electoraat zich uitgesproken. Maar de boodschap van al die rood ingekleurde bolletjes is moeilijk te verstaan. Peilingen kunnen hier verhelderend werken. Wat zijn, nu de uitslag bekend is, eigenlijk de coalitievoorkeuren van kiezers, en – specifieker – van de kiezers van de diverse politieke partijen? Verschillende bureaus geven hier inzicht in. Coalitievorming hoeft wellicht niet naadloos te verlopen volgens deze voorkeuren, maar dat die voorkeuren mee worden genomen in de overweging van onderhandelaars zou in een democratisch bestel niet te veel gevraagd moeten zijn. En zolang het Nederlandse kiesstelsel gemankeerd is als het gaat om de beantwoording van die specifieke machtsvraag, kunnen peilingen deze zwakte in de democratische structuur misschien enigszins verhelpen.
Grote kwesties
Peilingen, of kiezersonderzoek in het algemeen, kunnen niet alleen een beter beeld scheppen van het verlangen naar of de weerzin ten aanzien van bepaalde coalities, maar kunnen politici ook voorzien van meer inhoudelijk relevante informatie. Hoe denken kiezers in het algemeen, en de eigen kiezersaanhang in het bijzonder, over bepaalde grote politieke kwesties? Over de aanpak van de migratieproblematiek, over de kwestie van de bestaanszekerheid, over milieuvraagstukken en de energietransitie? Ook hier geldt weer: in een representatieve democratie hebben verkozen volksvertegenwoordigers een eigen mandaat. Maar waarom zouden zij geen gebruik maken van aanvullende informatie van hun kiezers, zoals beschikbaar via verantwoord opgezette en gepresenteerde opiniepeilingen?
Lees ook ‘Een peiling is geen voorspelling, maar een momentopname’
Er bestaat wel degelijk een leven voor opinieonderzoek na verkiezingen. Maar het is dan zaak om peilingen op juiste waarde te schatten. Eind december 2023 is die waarde niet zozeer gelegen in de schatting van het aantal zetels dat partijen zouden hebben als er verkiezingen zouden zijn – die verkiezingen waren al op 22 november, en we kennen de uitslag. Prominente aandacht voor zetelpeilingen is nu niet gepast. Peilingen moeten betrekking hebben op waar het nu om gaat: de samenstelling van een nieuwe coalitie en de inhoud van een regeerakkoord. Op die manier zijn peilingen waardevol en krijgen we veel beter inzicht in wat kiezers nu echt willen.
In Beeld Het was de week van de Miljoenennota en de zwartgelakte adviezen van ambtenaren. Die laatsten zijn vooral wat er in de herinnering blijft na twee lange dagen Algemene Politieke Beschouwingen. Premier Schoof haalde de woede van de oppositiepartijen ermee op zijn hals en de verhoudingen in de coalitie werden er nog verder door getest. NRC-fotograaf Bart Maat legde deze week het politiek spektakel vast. Een selectie van zijn beste beelden.
Commotie in de Kirkjuvegur, een straat aan de rand van het IJslandse dorp Heimaey. Het is nog maar net donker en de eerste papegaaiduiker is al uit de lucht gevallen. Vier kinderen lopen gillend rond een geparkeerde Skoda. Ze zijn met hun opa en oma op pad. De opa heeft zijn eigen auto zo neergezet dat zijn koplampen op de Skoda gericht zijn. Eén van de kinderen is gewapend met een net aan een lange stok, een ander heeft een zaklamp.
Het gevallen beestje blijkt zich verscholen te hebben aan de binnenkant van het rechtervoorwiel. Na een paar minuten lukt het de oma om hem eruit vandaan te duwen. Een van de kinderen kan de vogel pakken. „Hou hem voorzichtig vast. Pas op voor zijn vleugels”, roept de oma. „Au”, gilt het meisje dat de papegaaiduiker vastheeft. „Kun je stoppen met bijten zodat ik je kan helpen?” Ze stoppen het jonge vogeltje in een doos en stappen weer in hun auto. Op naar een volgende papegaaiduiker die in de war is geraakt.
Oh, there once was a PuffinJust the shape of a muffin,And he lived on an islandIn the bright blue sea!
Met dit gedicht van de Amerikaanse natuur- en kinderboekenschrijver Florence Page Jaques groeiden veel Amerikanen op. Het werd recent ook gebruikt in een veelbeluisterde podcast van The New York Times waarin de maker zijn liefde betuigt aan de papegaaiduiker. In IJsland en het Verenigd Koninkrijk is juist het kinderboek The Puffling Patrol populair, over kinderen die de vogels helpen.
Kinderen proberen een in de war geraakt papegaaiduikerkuiken onder een auto uit te halen.
Foto’s: Foto Sigga Ella
Op de schaal van schattigheid scoort de papegaaiduiker hoog. De kleurrijke snavel, het zwartwitte verenkleed, de grote oranje poten, de onhandig ogende manier van vliegen, hun monogame leven. Sommige mensen zien iets van een pinguïn in ze. Ze zijn ook slim: in 2019 ging een filmpje viraal waarin een papegaaiduiker een stokje als gereedschap gebruikt om zich te krabben en parasieten uit zijn veren te verwijderen.
In de zomermaanden zijn deze vogels dé toeristische attractie op Heimaey, het enige bewoonde eiland van de Westman-eilanden, ten zuiden van het hoofdeiland van IJsland. Met miljoenen komen ze vanaf april broeden en eind augustus, begin september vertrekken ze weer. In IJsland heten ze lundi, in het Engels puffin. De kuikens zijn pufflings.
Op Heimaey is het al zo’n honderd jaar een traditie onder de 4.800 inwoners: in de tweede helft van de zomer gaan ouders en kinderen de pufflings redden. Als ze 15 tot 20 centimeter groot zijn en hun nest uitvliegen vanaf de Heimaklettur, een bergtop tegenover de haven, of vanaf de kliffen aan de westkant, gebruiken ze het maanlicht om zich te oriënteren. Maar de felle lichten uit het dorp zorgen voor verwarring: ze komen niet in zee terecht maar in de straten en de tuinen. Soms honderden per nacht. Ouders maken hun kinderen soms midden in de nacht wakker om naar ze te gaan zoeken.
Het eiland kent ook een andere, tegengestelde, traditie: het eten van de volwassen papegaaiduikers. De bewoners willen vasthouden aan beide tradities, dus ook het jagen voor de consumptie. Dat gebeurt ook elders in IJsland. In Reykjavik staan ze soms op het menu van toeristische restaurants. Goed klaargemaakt komt de smaak in de buurt van pastrami of eend met lekkere visachtige nasmaak, zeggen de mensen die ze hebben gegeten.
„Ik heb een goed recept, maar ik eet ze niet meer”, zegt Erpur Snær Hansen van het South Iceland Nature Research Centre. Hij vindt dat de jacht moet stoppen en hij geldt wereldwijd als dé tegenstander van de ‘oogst’ van deze vogels.
De Atlantische papegaaiduiker heeft weliswaar niet de status van bedreigde diersoort, maar is volgens de rode lijst van International Union for Conservation of Nature (IUCN) wel ‘kwetsbaar’. „Ze zijn wél bedreigd”, zegt Hansen stellig. Op lange termijn staat de populatie volgens hem enorm onder druk.
Maar op Heimaey staat Hansen alleen. Erpur? Die is altijd zo negatief, zeggen bewoners als je zijn naam noemt. Hij overdrijft. Hij heeft geld nodig om meer onderzoek te doen. Hij wil ons een eeuwenoude traditie afpakken.
Data sinds 1840
De papegaaiduiker leeft in het noordelijke deel van de Atlantische Oceaan. Ze worden 20 tot 25 jaar oud, met volgens Hansen uitschieters richting de 40. Er zijn vier grote populaties: langs de kust van Noorwegen, bij het Canadese Newfoundland, in het Verenigd Koninkrijk, op de Shetland-eilanden en de Farne-eilanden, en in IJsland, waar de grootste groep leeft. Ongeveer acht miljoen exemplaren – zo’n 60 procent – komen tijdens het broedseizoen naar IJsland, met name naar de Westman-eilanden. De rest van het jaar leven de vogels op zee.
Erpur Snær Hansen doet hier sinds 2007 onderzoek naar de vogelpopulatie. Hij maakt gebruik van een enorme dataset met gegevens vanaf 1840, bijgehouden door jagers. Gecombineerd met eigen veldwerk concludeerde Hansen drie jaar geleden met collega-wetenschappers dat de populatie sinds 1995 met 70 procent is afgenomen. Er is weinig twijfel over de oorzaak: klimaatverandering. Door gegevens over de Atlantische oceaancirculatie, een cyclus van zeventig jaar waarbij globaal om de 35 jaar het zeewater kouder en warmer is, te combineren met de dataset van de jacht, is te zien hoe de papegaaiduikers reageren op temperatuurschommelingen. Hansen berekende dat elke graad opwarming van de oceaan de populatie met ongeveer 55 procent doet afnemen.
„Het gaat allemaal om de zandspiering”, vertelt Hansen in het onderzoekscentrum in de haven van Heimaey. Deze dunne, lange visjes vormen voor veel vogels het belangrijkste voedsel, ook voor de papegaaiduiker. De ideale temperatuur voor zandspiering is 7 graden. Wordt het warmer of kouder, dan krijgen ze het moeilijk. En de papegaaiduiker dus ook. Dan worden de kuikens minder goed gevoed en vliegen ze in een slechte conditie uit. Hansen waarschuwt dat de hele populatie over 20 jaar verdwenen kan zijn.
Papegaaiduikers spotten
Bij reisbureau Odinn Tours, vlak bij de haven van Heimaey, zitten op een zonnige ochtend in augustus gidsen te wachten op de toeristen. Die maken voor 70 euro per persoon een papegaaiduiker- en walvistour. Vanmiddag is de boot vol. Morgen en overmorgen zijn nog onzeker: er is slecht weer op komst.
Garanties op het zien van papegaaiduikers worden niet gegeven. Maar dat gaat vanmiddag wel lukken, vertelt de 19-jarige Reynir Thór Egilsson. „Er zijn er heel veel dit jaar.” In een hoek staat een doos met twee kuikens, afgelopen nacht in het dorp gevonden. Deze worden vanaf de boot losgelaten, leuk voor de toeristen.
De eerste die we vangen, laten we altijd weer los. Dat is een soort bijgeloof
Hoewel ze ook afhankelijk zijn van een gezonde populatie papegaaiduikers, zijn de gidsen bij Odinn Tours niet tegen de jacht. „De traditie zit te diep in ons”, vertelt gids Egilsson. Hij heeft eerder in de zomer met zijn vader en broer op de vogels gejaagd. Dat doen ze met een stok van een meter of vier, met een groot net eraan. Afschieten is niet handig, dan blijft er niks van het vlees over. De jagers hangen op de schuine hellingen en proberen de vogels te vangen als ze uit de nesten vliegen op weg naar zee.
„De eerste die we vangen, laten we altijd weer los. Een soort bijgeloof”, zegt Egilsson. En als een vogel visjes in zijn bek heeft – de papegaaiduiker kan er wel tien tegelijk vangen – dan laten ze die ook vrij. „Want dan is die op weg naar een kuiken.” Samen met zijn broer en vader hebben ze tachtig vogels gevangen. In november geven ze een etentje voor 15 personen. Dan gaat de hele vangst op. Voor een volledige maaltijd heb je per persoon wel 4 à 5 vogels nodig. „Tachtig papegaaiduikers. Wat maakt dat nu uit? Er zijn er hier miljoenen.”
Tachtig zal het verschil niet maken, erkent Hansen. Maar in heel IJsland mogen jaarlijks zo’n twintigduizend vogels worden gevangen, met illegale vangsten is het waarschijnlijk wel het dubbele, zegt Hansen. En dat maakt wel degelijk uit, samen met de dalende aantallen door klimaatverandering. „Juist de vogels die voor het eerst terugkomen, die van drie en vier jaar oud, worden veel gevangen. Die komen wel naar het broedgebied, maar broeden nog niet. Ze vliegen rond de oudere vogels en de nesten, ze zijn dus makkelijker te vangen. Dat zorgt voor een aanslag op de populatie.” Zijn organisatie heeft de autoriteiten geadviseerd te stoppen, maar de traditie is volgens hem zo sterk verweven met IJsland dat politici die beslissing niet durven te nemen. IJsland weerstaat tot nu toe de internationale druk, net als bij walvissen, om de jacht op deze dieren helemaal aan banden te leggen.
Hansen dacht in april dat 2024 weer een slecht jaar zou worden voor papegaaiduikers. De zee was te warm. Maar een onverwacht koude zomer en noordelijke stroming in zee zorgden voor veel zandspieringen en een jaar met veel broedende vogels. De kuikens die uitvlogen gingen goed gevoed hun leven op zee tegemoet. „In de goede jaren worden de eilandbewoners in slaap gesust. Maar er zou geen discussie meer over moeten zijn. Stop hiermee.”
Kinderen laten kuikens uitvliegen aan de kust van Heimaey.
Foto’s Sigga Ella
In een kartonnen doos
Acht uur in de avond. Het eiland licht nog zwakjes op bij de ondergaande zon. Aan de zuidwestkant van het eiland zijn de papegaaiduikers tot op een paar meter te benaderen. Ze zijn niet bang voor mensen.
Hilmar Ágúst Björnsson, leraar en handbalcoach, is even verderop met zijn vrouw, twee jongens en een jong meisje uit de auto gestapt. Met twee kartonnen dozen en vijf angstige pufflings. Afgelopen nacht hebben ze door het dorp gereden, en de beestjes in een half uur gevangen. „De kinderen hoeven nog niet naar school, vandaar.” Overdag hebben ze goed in de gaten gehouden of ze wel gezond waren, zegt hij. Dat zijn ze. Dus mogen ze vanavond opnieuw uitvliegen.
Aron (9) en zijn even oude vriendje Kristófer pakken allebei een beestje uit de doos. Met twee handen gooit Aron er eentje voorzichtig richting de zee. Kristófer doet het meer zoals je tennisbal weggooit. „Vroeger vingen we veel meer. Soms wel twintig, dertig. Maar dit jaar is oké. De laatste jaren waren er veel minder”, vertelt Hilmar. De 4-jarige Elvar mag er ook een loslaten. Zij zet hem op de grond. De vogel denkt een minuutje na en vliegt weg. Op naar een leven op zee. Als-ie het overleeft komt hij over een jaar of vier terug. Om te broeden. En, misschien, om opgegeten te worden.
Hier vloekt men niet. Jef Van den Bossche trof een ingelijste afbeelding van de variatie op het zevende bijbelse gebod aan tijdens zijn werk als vastgoedfotograaf; boven het gebod staan het alziende goddelijke oog met aan weerszijden engelen, en de mededeling: ‘God ziet mij.’ Het werd de titel van de serie foto’s die hij maakte van Belgische huizen, pastorieën, cafés en andere gebouwen.
Een serie die bijna terloops begon, vertelt Van den Bossche aan de telefoon. „Als vastgoedfotograaf moet ik de interieurs van gebouwen die te koop staan, zo gunstig mogelijk fotograferen. Dat is vooral een kwestie van techniek. Ter afwisseling ben ik de interieurs die me troffen, op een andere, meer esthetische manier gaan fotograferen. Na enige tijd drong het tot me door dat ik de enige persoon ben die de verlaten en tot verdwijnen gedoemde interieurs nog kan vastleggen. Toen besloot ik er een documentaire serie van te maken.”
De interessantste interieurs komt hij meestal tegen in huizen van overleden oude mensen die zijn leeggehaald. Sommige bewoners hebben tientallen jaren of zelfs meer dan een halve eeuw niets veranderd.
Zo dateert de stijlvaste keuken met de oranje wandtegels ongetwijfeld uit de jaren zeventig van de twintigste eeuw. En op de gaskachel na, lijkt de woonkamer van een pastorie, waar een groot kruisbeeld aan de schoorsteen hangt en een fles met vermoedelijk miswijn naast de schouw staat, na de Tweede Wereldoorlog onveranderd.
Foto’s: Jef Van den Bossche
Vooral keukens en badkamers trekken de aandacht van Van den Bossche. Steevast fotografeert hij die exact frontaal, zodat de keukenkastjes, fornuizen, tegels, keukenbladen, wastafels en koelkasten bijna abstracte De Stijl-achtige composities worden. „Ik verander bijna nooit iets aan de interieurs die ik aantref”, vertelt hij. „De stoelen, tafels, kachels, kruisbeelden, kleden – alles staat, hangt zoals het is achtergelaten door de leeghalers. Alleen heel persoonlijke attributen, zoals familiekiekjes, verwijder ik. Ik wil algemene foto’s maken.”