N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Beschermd wild Vijf jaar na zijn terugkeer naar Nederland is het tij voor de wolf aan het keren. En niet in zijn voordeel. Deze week kondigde de Europese Commissie aan de strikt beschermde status van het dier te willen afschalen. Voor voor- en tegenstanders is hij intussen „meer symbool dan dier”.
Hoe zou de wolf naar Nederland kijken, vijf jaar nadat het dier zich hier opnieuw gevestigd heeft? Zou hij weleens moeten glimlachen? Een gniffel onderdrukken misschien?
Dat een account met de naam ‘Gewoon Roos’ eind september bijvoorbeeld op X (voorheen Twitter) de vraag opwerpt of ze misschien een wolf had zien lopen door Harderwijk. Dat ene Robin Dirksen haar meteen bijvalt door beelden van ‘de wolf’ op de boulevard te delen. En dat partijleider Caroline van der Plas van de BBB vervolgens concludeert dat er een wolf „onder politie-escorte” door een tunnelbak loopt. En dat het dan al die tijd een hond was, in plaats van een wolf.
Zodra dat duidelijk werd, ging heel Harderwijk weer over tot de orde van de dag. Terwijl zo’n 150.000 hondenbeten per jaar zorgen voor gemiddeld 15.000 huisartsenbezoeken, 6.900 bezoeken aan de spoedeisende hulp, 230 opnames en 1,2 overlijdens, en terwijl bij de dodelijke slachtoffers in Nederland kinderen jonger dan vijf jaar oververtegenwoordigd zijn.
Zo druk maken Nederlanders zich over de aanwezigheid van de wolf, zeker in vergelijking met een dier dat zo algemeen geliefd en gekoesterd is als de hond.
De Nederlandse wolvenpopulatie – zo’n twintig volwassen dieren, verdeeld over negen roedels, met nog eens een kleine veertig welpen in hun midden – werd begin dit jaar een politieke factor van belang bij de Provinciale Statenverkiezingen. De wolf-sceptische BBB werd overal de grootste, ook in provincies waar nog geen wolf te zien was. Ook in Europa begint intussen een andere wind te waaien voor de diersoort – de Europese Commissie diende deze woensdag een voorstel in om de status van het dier te veranderen van ‘strikt beschermd’ naar ‘beschermd’.
Maar de wolf met eigen ogen zien, daar zijn vriend en vijand het over eens, dat is een belevenis. Het dier roept bij mensen een scala van emoties op, van ontroering en walging tot verbazing en hilariteit.
Boswachter André Donker woont midden op de Veluwe en zag het dier wel „zo’n vijftien, twintig keer” lopen. Hij weet de eerste keer nog goed. „We stonden op een ochtend ineens naar elkaar te kijken in mijn tuin. Heel ontroerend.”
Liesbeth Bakker, hoogleraar rewilding in Wageningen, zag haar eerste wolf tijdens een veldobservatie in Canada. „Heel vreemd, mijn eerste impuls was om in een boom te klimmen. Niet uit angst, maar uit een soort ontzag.”
Schapenhouders herkennen het dier vooral aan de beten die het dier op prooien achterlaat, en die tot een gruwelijk aanzicht leiden. Slechts zo nu en dan zijn ze er op tijd bij, zoals Aart van den Brandof, de herder van de Edese schaapskudde, die in oktober dit jaar op twee wolven afrende en de dieren zo wist te verjagen. „De persoon met wie ik was had gauw de gastoeter gepakt, dat geluid maakte wel indruk”, vertelde hij nadien aan Omroep Gelderland.
Soms is de wolvenactualiteit ook gewoon absurd. In april dit jaar besloot een wolf een dutje te doen in een tuin in Doetinchem. De inwoner die het dier als eerst signaleerde deed de agent die de melding aannam in de lach schieten: Silvia de Wolf-de Wolff, die het dier zag lopen tijdens het uitlaten van haar hond Roxy. „Ze vroeg nog of het geen familie was”, zei ze nadien tegen een journalist.
Dit voorjaar reisden vijftien Nederlanders die zich professioneel met de wolf bezighouden af naar het Zweedse eiland Djurö voor een wolvenconferentie. „We hebben bijna voor iedere wolf een deskundige gestuurd”, grapte ecoloog Hugh Jansman bij de incheckbalie. Een kleine driehonderd wolvendeskundigen uit ruim dertig verschillende landen kwamen samen.
De conferentie opende met een toespraak van de 77-jarige Luigi Boitani. Deze Italiaan is al sinds 1973 dé autoriteit op het gebied van wolfmanagement en auteur van meerdere handboeken over de soort. Hij schreef mee aan zeker dertig beheerplannen, van The Rocky Mountains in Amerika – waar de wolf in 1995 opnieuw werd uitgezet – tot India. „Tot nu toe manageden we schaarste”, hield hij zijn publiek voor, „terwijl we op veel plekken intussen met een overvloed aan wolven te maken hebben.”
Zelfs in dichtbevolkte gebieden als Nederland heeft de wolf opnieuw een thuis gevonden. Boitani waarschuwde: „Het is stukken moeilijker om overvloed te managen.” Hij vreest dat de aanwezigheid van de wolf in dichtbevolkt gebied het maatschappelijk draagvlak voor het dier zal ondermijnen.
Een dag later was het woord aan John Vucetich, een langharige Canadees met Zweedse wortels die intussen in Michigan werkt. Al 25 jaar kijkt Vucetich naar hoe een roedel wolven samenleeft met een groep elanden, op een eiland in Lake Michigan, nabij Chicago. „Als ik nu naar die wolven kijk”, zei hij, „dan denk ik: ik heb jullie opa’s en oma’s nog gekend.”
Ik zou het liefst de hele dag naar wolvenpoep kijken
John Vucetich ecoloog en ethicus
De bioloog liet zich omscholen tot ethicus, nadat hij ontdekte dat de belangrijkste kwesties rond zijn lievelingsdier uiteindelijk keuzes van de mens vergen. „Ik zou het liefst de hele dag naar wolvenpoep kijken”, lachte hij, „ik ben net zoals de meesten hier een echte eco-nerd”, maar de grootste vragen rond grote zoogdieren als de wolf spelen zich af tussen mensen, zo leerde hij. „Omdat wolven zelf geen stem hebben, hebben ze mensen nodig die hun stem vertegenwoordigen. Maar: ook mensen die last hebben van wolven hebben een stem. En die is net zo legitiem. En dat is waar de discussie ingewikkeld wordt.”
De conferentie over wolven blijkt vooral over mensen te gaan. En nee, de wolf is niet de enige grote vleeseter met een eigen conferentie, vertelt John Linnell tussen twee presentaties in. „Maar deze conferentie is wel een stuk beter bezocht dan die van alle andere grote carnivoren.” Het zegt volgens hem iets over de eeuwenoude obsessie van de mens met deze diersoort.
De Britse wetenschapper – net als velen hier het type outdoormens, met zakdoeksjaaltje om de nek en een geruite blouse aan – sluit de conferentie af. Hij verdiept zich vooral in wolf-mensinteracties, al dan niet met dodelijke afloop, en adviseert regeringen bij het opstellen van wolfbeleid. „Voor de duidelijkheid: er zijn maar een paar incidenten met dodelijke afloop per jaar, wereldwijd. Vooral in India.” Veel minder vaak, kortom, dan de wijdverbreide vrees voor het dier lijkt te suggereren.
Linnell spreekt over wat wel het Roodkapje-syndroom wordt genoemd: de goeddeels irrationele angst die deze diersoort bij de mens oproept. „Die vrees zit diep ingesleten in het culturele dna van West-Europeanen.”
De wolf is volgens hem een ideaal doelwit in de cultuurstrijd die overal ter wereld gaande is tussen natuurminnende kosmopolieten enerzijds en nationalisten die ‘het vreemde’ willen weren anderzijds.
Het dier staat in veel (radicaal-)rechtse retoriek symbool voor andere problemen, stelt Linnell. „En anders dan deze problemen, die vaak veel taaier zijn om op te lossen, is de oplossing voor dit probleem in de ogen van een populist simpel. Je hoeft het dier alleen maar te verjagen.” Een wolf bestrijden belooft burgers als het ware de ‘grip’ die ze bij andere thema’s zeggen te missen.
De culturele weerstand tegen de wolf bestaat overigens niet alleen in dichtbevolkte gebieden met een hoge kans op contact tussen mens en dier. Ook in gebieden waar bijna geen mens te vinden is, zoals op het platteland van noord-Noorwegen of in de Amerikaanse Rocky Mountains vind je zeer gemotiveerde actiegroepen tegen de wolf.
Daar tegenover staan – eveneens overal – felle voorstanders, die het dier óók als symbool zien, maar dan van het ideaal van ‘rewilding’, het opnieuw laten verwilderen van stukken natuur.
Of zoals Linnell het zegt tijdens de laatste fika – koffiepauze – voor de conferentie in Zweden eindigt: „Voor beide groepen is de wolf meer symbool dan dier.”
Gesterkt door de electorale omslag bij de Provinciale Statenverkiezingen lobbyen provincies intussen bij minister en in Europa voor een ander wolvenbeleid en het afnemen van hun beschermde status.
„Wolvenmanagement is mensenmanagement”, is dan ook de zin die ecoloog Hugh Jansman sinds 15 maart op de lippen bestorven ligt. Om het vol te houden in een land als Nederland hebben wolven vooral draagvlak nodig, meer nog dan habitat.
Behalve ecologen, biologen en wildbeheerders zijn er tijdens de conferentie dan ook presentaties van gedrags- en communicatiewetenschappers die onderzoeken hoe je dit draagvlak – een mentaal soort habitat – vindt en behoudt.
Jansman: „Voor een cultuur als de Nederlandse lijkt het extra lastig om samen te leven met de wolf. We zijn sterk gevormd door het christendom, dat zich altijd heeft laten voorstaan op het idee dat de mens er is om orde aan te brengen in de chaos. De wildernis om te vormen tot een tuin. De hond was het symbool van de duivel. Als je die kon doden gebeurde dat vaak op de meest gruwelijke manier denkbaar. Het beest de onderkaak afsnijden bijvoorbeeld, of in een kuil lokken waar het nooit meer uit kon komen.”
Het is niet altijd verstandig om je als pro-wolf te profileren
Mathilde Klaassen vrijwilliger voor het netwerk Wolven in Nederland
De Wageningse ecoloog toont zich het meest onder de indruk van de presentatie van wildbeschermer Jhala uit India, die vertelde dat zijn land – toch evengoed behoorlijk verstedelijkt – radicaal anders naar dieren kijkt. „Er zijn geen voorbeelden van grote zoogdieren die ze daar echt bewust verjaagd hebben”, vertelt Jansman. „Alleen de cheeta is in India uitgestorven, maar die voeren ze nu opnieuw in.”
Begrijp me niet verkeerd, zegt hij, „probleemdieren schieten ze af, dat wel, maar in het boeddhisme en het hindoeïsme zien ze mensen veel meer als onderdeel van de natuur, in plaats van dat we boven andere dieren zouden staan. Dat is echt anders dan in Nederland.”
Dit hardnekkige culturele dna, gecombineerd met twee verkiezingsuitslagen in één jaar die weinig goeds voor de wolf beloven, maakt dat de gemeenschap van ecologen en biologen die de terugkeer van de wolf naar Nederland aanvankelijk met gejuich begroette, steeds stiller wordt in het vieren van hun verrukking. „In onze appgroepen gaat het behoorlijk los als er een nieuwe melding binnenkomt. Maar dat laten we steeds minder zien, uit angst te worden versleten voor pro-wolf. Dat zijn we wel, maar het is niet altijd verstandig om dat te tonen”, zegt Mathilde Klaassen in de lobby van het conferentiehotel, vlak voor de Nederlandse wolvendelegatie weer naar Nederland rijdt. Zij is als vrijwilliger actief voor het netwerk Wolven in Nederland, dat onder meer waarnemingen van wolven – „al zijn het meestal honden” – registreert.
Op sociale media kan het er hard aan toegaan, maar ook daarbuiten is de sfeer soms grimmig. Natuurbeheerders vertellen dat ze liever niet in kleding met een zichtbaar logo boodschappen doen. De polarisatie rond de wolf bracht wolvenbeschermers ertoe zich genuanceerder te uiten rond het dier. Het werden wolvenliefhebbers in schaapskleren.
Mathilde Klaassen: „Van tegenstanders van de wolf vraag ik om realistisch te zijn: dit dier gaat niet zomaar meer weg. Maar ook wij ‘wolvenknuffelaars’ zouden meer empathie moeten opbrengen, bijvoorbeeld met boeren die vrezen voor hun vee. Of voor het publiek, dat simpelweg bang is. En laten we daarbij ook realistisch zijn: als er straks driehonderd wolven door Nederland lopen, dat kán helemaal niet. Of het is op zijn minst onbekend terrein, dat wolvenliefhebbers en wolvenvrezers samen moeten verkennen.”
Elk incident met een wolf kan dodelijk zijn voor het draagvlak
Mathilde Klaassen vrijwilliger voor het netwerk Wolven in Nederland
Dit besef leidde de afgelopen jaren tot een nieuwe boodschap bij natuurbeschermers – over wolf en mens die „conflictarm” moeten zien samen te leven.
Iedere waarneming is volgens Klaassen weer spannend. Komt een wolf een mens tegen? Zet hij zijn tanden in een schaap? En hoe zorg je ervoor dat de nuancering – dat het bijvoorbeeld vaker een losse hond is dan een wolf – tijdig het publiek bereikt? Het is op eieren lopen – voor wolf én wolvenvriend. „Elk incident kan dodelijk zijn voor het draagvlak”, zegt Klaassen. „Dan is het afgelopen.”
Vlak voor de bestelbus weer naar Nederland trekt, besluit John Linnell dan ook met een onverwacht pleidooi: „Het doden van een wolf moet altijd in de gereedschapskist van wolvenbeheerders zitten. Niet omdat het echt nuttig is – voor elke wolf die je doodt worden er zo weer een paar welpen geboren – maar opdat het publiek ziet dat die optie altijd op tafel ligt.”
Ook John Vucetich, de Canadese bioloog-ethicus, pleit hiervoor. „Als je in een discussie de stelling opwerpt dat je geen wolven mag doden zonder goede reden, dan blijken boeren en natuurbeheerders het hartstikke eens te zijn. En dan heb je ineens een ander gesprek: wat zijn wel goede redenen om een wolf te doden, en wat niet?”
Op de reis terug, in de trein langs eindeloze Zweedse bossen en meren, dringt zich nog eenmaal de vraag op: hoe zou een wolf naar Nederland kijken? Misschien zou het dier wel het meest verbaasd zijn door het vertrouwen in grenzen en hekken dat hier heerst. Tussen soorten bijvoorbeeld. Wetenschappers kunnen op basis van uitwerpselen determineren of een dier een wolf of een hybride is, die zich heeft voortgeplant met een hond of jakhals. Sommigen wolvensceptici hopen daar zelfs op, omdat hybrides niet door dezelfde Europese wetten beschermd worden als wolven.
Of: grenzen tussen landen. De eerste wolf die zich in 2018 op het noordelijk deel van de Veluwe vestigde sinds het laatste exemplaar van zijn soort in 1868 werd neergeschoten, was zich vanzelfsprekend van geen grensoverschrijding bewust.
Het is eigenlijk bizar dat ieder land zijn eigen wolvenbeleid heeft, was dan ook de consensus op de wolvenconferentie.
„I learn by going where I have to go”, dichtte Theodor Roethke ooit in zijn beroemde gedicht The Waking. Voor wolven is het precies zo. De enige grens die ze daarbij respecteren – ze zullen wel moeten – is die tussen leven en dood. En die komt in Nederland meestal in de vorm van een voertuig dat op ze af dendert. Meestal is dat een auto, begin deze maand waren het twee treinen die wolven troffen.
Een kleine twintig wolven – grofweg de helft van de huidige populatie – vond sinds de terugkeer van de soort intussen zo de dood. Zo zou het kunnen dat een toppredator als de wolf uiteindelijk in het Nederlandse verkeer zijn meerdere vindt. De eerste meldingen van wolven die terug naar Duitsland trokken zijn al geregistreerd.
Voor het zover is, lijken zowel voorstanders als tegenstanders hekken als oplossing voor alles te zien. Voorstanders omdat de wolf alleen door een minimum aan schade aan te richten van draagvlak verzekerd blijft. Tegenstanders omdat ze hopen dat hekken de habitat zo onaantrekkelijk maken dat de wolf zijn geluk elders besluit te beproeven.
Zo was er de wolf in Wapse, die begin deze zomer een Drentse hobbyboer zou hebben aangevallen en een kleine mediastorm veroorzaakte. Ook een WOO-verzoek, dit najaar, kon geen einde maken aan de onduidelijkheid over of het nu een wolf was die een mens aanviel of een mens die een wolf bedreigde. Burgemeester Rikus Jager, die werd ingeseind, wilde niet te lang talmen en gaf opdracht het dier af te schieten.
We zullen misschien wel nooit precies weten wat daar gebeurd is. De betrokken hobbyboer zelf laat NRC weten dat de camerabeelden die hij van het incident heeft niemand zullen overtuigen. „Iedereen ziet toch wat-ie wil zien.”
Wellicht heeft hij gelijk. Maar intussen beet deze eenjarige wolf volgens deskundigen juist van zich af uit paniek omdat hij, toen hij eenmaal door het wolfwerende raster heen gebroken was, niet meer wist hoe hij terug moest komen.
Deze paradox – dat een hek niet alleen buitensluit, maar ook insluit – is ook mensen niet onbekend. Migratiedeskundige Hein de Haas roept het al jaren en schreef het dit jaar nog eens op in een boek over migratiemythes: hoe strenger de toelatingseisen in een land van bestemming, hoe kleiner de kans dat een migrant nog terug wil of kan.
Intussen lijkt de consensus dat er zó beheerd moet worden dat aan alle onzekerheid over de aanwezigheid van de wolf een eind komt. Faunaschade Preventiekits, steeds hogere hekken van nóg beter staal, speciaal getrainde herdershonden, gps-monitoring.
Alles voor de bestaanszekerheid van de wolf. Want als dat niet lukt, zo vrezen zijn beschermers, winnen de sceptici het pleit.
Nieuwe verhoudingen in het Europees Parlement na de verkiezingen in juni 2024 zouden ervoor kunnen zorgen dat de wolf zijn ‘strikt beschermde’ status, verkregen in 1979, verliest. Als het voornemen van de Commissie door parlement en lidstaten wordt bekrachtigd zou dit het startsein kunnen betekenen voor het opnieuw bejagen van de wolf, zolang een soort overigens hierdoor niet uitsterft.
Maar wat zou de wolf zélf willen? Dat laat hij zien door zijn gedrag, zeggen sommige wetenschappers. Als de grond hem in Nederland te heet onder de voeten wordt, dan trekt hij verder. Bioloog-ethicus Vucetich, die al vijfentwintig jaar naar een wolvenfamilie op een eiland in Lake Michigan kijkt, denkt daar genuanceerder over. „Met de mogelijkheden die we als mensen hebben om wolven toe te laten dan wel af te schrikken, komt ook een verantwoordelijkheid kijken”, zei hij daar eerder over in NRC. „Kun je het wolven wel aandoen om in een land te leven waar het risico op lijden zo groot is? Betekent het beschermen van wolven niet dat je hen soms naar een ander leefgebied moet leiden?”
Uiteindelijk denkt Vucetich toch van niet. „Lijden en gevaar horen in zekere zin bij het leven en moet je voor lief nemen. Dat geldt voor mensen, maar ook voor andere levende wezens. Als je wacht op een wereld waarin geen enkel levend wezen iets van een ander te vrezen heeft, kun je blíjven wachten. Dan is nergens plaats voor carnivoren.”
Misschien, zegt hij, zijn wolf en mens wel op zoek naar hetzelfde: ruimte om zich te ontplooien. Bestaanszekerheid, zo je wilt.
En, voegt hij daar aan toe: mensen geven wolven als het ware de schuld als het hen daaraan ontbreekt. „Dan projecteren we onze negatieve gevoelens over de samenleving op de nieuwkomer. En denken we dat die opgelost zijn zodra we die hebben verwijderd. Een illusie natuurlijk.”
Middeleeuwer Franciscus van Assisi had dat goed begrepen, toen hij in het door honger en pest bevangen Italiaanse plaatsje Gruppio aankwam. Hij ontdekte dat de bevolking te midden van al die bezoekingen bovenal de wolf vreesde, die ze ’s nachts konden horen huilen. Ze hielden zich daarom angstvallig schuil achter de stadspoorten.
Tot verbijstering van de inwoners liep Franciscus de stadspoort gewoon uit om de wolf te begroeten. Broeder Wolf, zou hij hebben gezegd, ik herken je honger.
Een zin om een samenleving mee te beginnen.