Het is moeilijk zonder somberheid terug te kijken op het afgelopen jaar, moeilijk niet moedeloos te worden over wat het nieuwe jaar zal brengen. Over Gaza, waar van veilige havens geen sprake is en het menselijk leed onbeschrijflijk groot. En dat het een onmogelijke opdracht lijkt om een antwoord te vinden op de vraag ‘wat áls er een staakt-het-vuren komt, hoe dan verder tussen Israël en de Palestijnen?’
Moedeloosheid ook over de patstelling in Oekraïne. Daar wordt nog steeds gestreden om de soevereiniteit van het eigen land, alsook voor de veiligheid van de rest van Europa. Met een president die desondanks in het buitenland moet bedelen om hernieuwde financiële en militaire steun.
Of dichterbij huis; over de verkiezingswinst van een partij die een deel van de inwoners van dit land niet als gelijkwaardig beschouwt en haar grondwetvijandige beleidsvoorstellen slechts in ‘de ijskast’ wil zetten. En, zoals vorige week te zien was in het debat over de formatie, over een land waar liberale waarden van ook andere politieke partijen eroderen.
Eigenlijk verkeert Nederland al sinds enkele jaren in een negatieve stemming. De steeds groter wordende opeenstapeling van problemen – van het woningtekort tot asielopvang en de klimaatcrisis – en het onvermogen van de landelijke overheid om met concrete oplossingen te komen, drukken het gemoed. Want over de pijnpunten lijken de meeste partijen het eens, over de uitweg niet. En dat ziet de burger.
Een meerderheid van de Nederlanders is somber over de richting waarin het land zich ontwikkelt, zo bleek uit het Continu Onderzoek Burgerperspectieven van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) van oktober. Dat onderzoekt de gemoedstoestand van Nederland al sinds 2008. En in vergelijking met de afgelopen vijftien jaar is het vertrouwen in de landelijke politiek laag, ziet het SCP. Sterker: waar dat vertrouwen in de politiek na verkiezingen meestal opleeft, hebben kiezers weliswaar hoge verwachtingen over wat er kán veranderen, maar weinig hoop dát er iets zal veranderen. 2024 voelt daarom misschien niet als de frisse start die andere nieuwjaren wel waren.
Maar uit de Burgerperspectieven blijkt nog iets anders; de meeste mensen zijn positief over het samenleven in Nederland. Onvrede richt zich op de overheid, niét op elkaar. Over het algemeen vertrouwen mensen hun medemens. En dat sociaal vertrouwen, signaleert het SCP, is al jaren stabiel. Het planbureau concludeert: „Veel Nederlanders noemen saamhorigheid in hun nabije omgeving, de vrijgevigheid bij rampen en betrokkenheid bij elkaar als punt van trots.”
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) schrijft hetzelfde: het vertrouwen in de landelijke politiek is het laagste in tien jaar, maar sinds 2012 neemt het vertrouwen in ándere mensen toe. Wie snakt naar houvast, kan zich hier aan laven. Saamhorigheid bestaat nog, zelfs in donkere dagen.
Die verdient wel bescherming, en daarmee inzet van iedereen. Saamhorigheid en vertrouwen kunnen alleen gedijen als mensen bijeenkomen. Als mensen niet alleen blijven praten met elkaar, maar ook blijven luisteren. Ook met mensen die wellicht tot ‘de Ander’ worden gerekend.
Over het gebrek aan dialoog maken mensen zich wel zorgen. Onderlinge verschillen lijken toe te nemen. Gesprekken over bepaalde onderwerpen worden in familiekring vermeden, uit angst voor ruzie. Eén enkel appje in de vriendenapp kan snel verkeerd vallen.
Juist nu de wereld gedomineerd lijkt door conflicten en tegenstellingen, hebben wij zelf het vermogen om het onderling niet zo ver te laten komen. Een mening hoeft niet altijd gegeven te worden. Een belangstellende vraag kan óók het begin zijn van een goed gesprek.
Dat vergt enige mate van optimisme. Geloof dat de kracht van een samenleving ligt in verbinding. Vertrouwen dat een gesprek met een andersdenkende niet hoeft te eindigen in frustratie of hoog oplopende emotie. Hoop dat er, in een somber stemmende wereld, ongekende dingen mogelijk zijn. En dat ieder individu daaraan kan bijdragen.
In de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog bij de Somme zou de Britse soldaat Alfred Victor Ratcliffe dichten over optimisme: „Kleine beetjes hoop, zoals de eerste lenteknoppen / Zullen ontluiken, ook al houden dood en verderf het land in de greep / De stormen mogen razen, maar kunnen de vleugel niet breken / Van de leeuwerik wiens lied steeds vriendelijk is / Hard jaar zonder medelij, trage dagen van minachting / Jouw soort sterft uit, zachtere dagen zullen aanbreken.”