Column | Kunst en cultuur zijn niet rechts of links

Een jaar of vijf moet ik geweest zijn, toen ik in de SRV-wagen bij ons in het dorp gewapend met een gulden van mijn moeder om een ‘Kinder Überraschung’ vroeg. Omringd door drie volwassenen en de eigenaar van de wagen probeerde ik te wijzen naar het ei dat ik van de televisie kende, maar het duurde een eeuwigheid voor ze me begrepen en ik opgelucht naar huis kon met het chocolade-ei. Van de Duitse televisie, waar we ook schlagers op zagen en krimi’s, had ik ongemerkt woorden opgepikt.

Mijn eerste Jane Eyre, van Charlotte Brontë, las ik als jong meisje in stripvorm. Ik leerde over het leven op het platteland en het hobbelige pad van de liefde. Op de lagere school kon ik al schelden als een motherfucker door de Amerikaanse films die we thuis zagen en dankzij mensen als Jos Brink en Robert Long die ik op televisie zag, vond ik homoseksualiteit normaal.

Dat is wat representatie doet: als je mensen ‘kent’, volgt acceptatie als vanzelfsprekend.

Als tiener leerde Madame Bovary van Flaubert me dat liefde geen misdaad is, en om niet snel te oordelen. En als volwassene ontdekte ik op de Arabische televisie wat het Arabisch is voor masturbatie en vergrootte ik mijn woordenschat enorm.

Media, kunst en cultuur: er wordt op neergekeken door een bepaald slag politici en hun volgers. Ze zouden elitair zijn, overbodig. Toegegeven, sommige mensen doen er ook gewichtig over. Voor elke zin die ze uitspreken schudden ze hun boekenkast uit om intelligent over te komen.

Maar het mooie van kunst, cultuur, literatuur, muziek en film is nou juist dat ze je leren om zélf woorden te vinden voor je gevoelens en gedachten. In de kunsten is alles mogelijk en alles bespreekbaar voor iedereen. Ze zijn een toevluchtsoord voor hen die eenzaam zijn en gezelschap zoeken, voor wie niet kan reizen, maar de wereld wel wil ontdekken, voor wie een gebroken hart heeft. Geef toe, iedereen heeft wel eens liefdesverdriet met poëzie proberen te verzachten. Ik bij herhaling.

Kunst en cultuur geven troost. Ze maken het onaanraakbare en onbekende tastbaar. Ze openen nieuwe werelden, verkleinen afstanden, prikkelen de fantasie en dwingen begrip af. Vorige week nog zag ik een fascinerende expositie, Women in Revolt!, in het Tate Britain over kunst en activisme in de Britse vrouwenbeweging. Een van de video-installaties was een vrouw die onophoudelijk schreeuwde. Ik begreep haar.

Vrouwenrechten moeten net als kunst en cultuur steeds opnieuw verdedigd worden. Nu weer. Wilders wil de NPO opdoeken (stank voor dank na alle gratis reclame voor hem), Omtzigt wil één publieke zender weg en de VVD wil 400 miljoen euro bezuinigen. Dan blijft er verdomd weinig over.

Er valt genoeg kritiek te geven op de NPO met die ambtelijke, a-creatieve bovenlaag van overbodige managers. Maar een sterke publieke omroep is essentieel. De NPO zou geen mikpunt moeten zijn van rancunepolitiek of de kijkcijferterreur waar makers aan onderworpen worden.

Natuurlijk zijn er commerciële omroepen, maar een publieke omroep zou bij uitstek een thuis moeten zijn voor iedereen: groot amusement, kleine producties, lange gesprekken, niche-documentaires.

Kunst en cultuur zijn niet rechts of links, maar voor iedereen, of je nu van hoge kunst of plat vermaak houdt. Een beetje zoals een gezond democratisch parlement waar iedere stem telt en niet alleen die van de meerderheid.

Hassnae Bouazza is schrijver, journalist, columnist en programmamaker.