Is er één romantisch oratorium dat je met goed fatsoen in één adem kunt noemen met Bachs Matthäus-Passion, Händels Messiah of Haydns Schöpfung? Nee, vinden sommigen; die werken hebben nu eenmaal een iconische status. Maar onbetwistbaar is dat niet. Elias (1846) van Mendelssohn is óók een muzikaal meesterwerk en je vraagt je af waarom het in Nederland zo zelden klinkt; in het VK is het als Eliah zeker onder amateurkoren geliefd. Té sentimenteel is veelal de verklaring. Te schaamteloos welluidend in de als chocolade smeltende vrouwenstemmen van het engelentrio ‘Hebe deinen Augen auf’ of het daaropvolgende koor ‘Siehe, der Hüter Israëls’ – zo oorstrelend dat je er elke winterdepressie mee naar de Filistijnen kunt helpen.
Voor wie graag lijnen hoort in de muziekgeschiedenis, is de Franse dirigent Raphaël Pichon met zijn op originele instrumenten spelende ensemble Pygmalion een stralende ster aan het firmament. In muzikale kwaliteit en intellectuele autonomie kun je hem zeker zien als dé opvolger van muziekpionier Nikolaus Harnoncourt. Pichons benadering van de muziek van Bach was in vele eerdere projecten al om van te smullen. En nu neemt hij die ervaring in en antenne voor helderheid, structuur en idioom mee naar de romantiek – en zit je wéér met open mond en kippenvel te luisteren.
Voor de Johan Cruijf ArenA verzamelen zich duizenden in rood en zwart-geklede fans. Ze noemen zichzelf ‘stays’. De K-popband Stray Kids, bestaande uit acht Koreaanse jongens, trapte vrijdagavond hun allereerste Europa tour af in Amsterdam. Het is de eerste K-popband die in de Arena speelt, en het concert is al lange tijd volledig uitverkocht.
De Nederlandse Kyra (28) staat midden op het plein en deelt ‘freebies’ uit: zelfgemaakte armbandjes en sleutelhangers in het thema van de K-popgroep. „Het uitwisselen van freebies is best wel een cultuur in K-pop. Ik wilde mezelf aansporen om wat extraverter te zijn in de fandom. Nu komen er fans naar me toe en ontmoet ik nieuwe mensen.”
Het Koreaanse fenomeen K-pop (Koreaanse-pop) is sinds een aantal jaar wereldwijd razend populair. De muziekgroepen, zoals BTS en Blackpink, bestaan uit hardgetrainde Koreaanse jongeren, die vaak al van kinds af aan in opleiding zijn om popster te worden. De groepen bouwen een groot deel van hun fanbase op via sociale media, waardoor ook Nederlandse fans ze hebben leren kennen.
De groep Stray Kids haalt zijn populariteit vooral uit de unieke muziekstijl: elektronische hiphop rock-elementen
De groep Stray Kids haalt zijn populariteit vooral uit de unieke muziekstijl: elektronische hiphop met rock-elementen. Daarnaast hebben enkele leden van de groep een internationale afkomst. Twee bandleden spreken vloeiend Engels, wat de fandom toegankelijk maakt voor internationale fans.
Onder de wachtende fans zitten ook de Bulgaarse Kristiana (23), Nia (22) en Miriam (23). Ze hebben net bij de merchandise-tent een ‘lightstick’ gekocht, die 75 euro kost. „Iedereen heeft zo’n lightstick. Je kunt ze tijdens het concert verbinden met een app en de lampjes in de lightstick zullen dan mee veranderen met de lichten op het podium. Het maakt het heel leuk om te juichen en te dansen, en het geeft een gevoel van verbondenheid met alle fans in het stadion”, vertelt Kristiana.
De meiden zijn naar Amsterdam gekomen, omdat Stray Kids in slechts vijf Europese steden optreedt. „Het is heel bijzonder dat ze nu in Europa zijn. Ik ben al tien jaar fan, maar dit is de eerste keer dat ik naar hun concert kan”, zegt Miriam. Ook de Poolse Natalia (26) is naar Nederland gereisd voor de band. „Stray Kids komt met hun tour niet in de buurt van Polen. Nu reis ik naar meerdere steden voor de concerten. Ik was nog nooit in Amsterdam geweest.”
Hoge energie
Dat de show in Amsterdam speciaal is, is te merken aan de hoge energie van de band en de fans. Gedurende het ruim drie uur durende concert, zingen fans hard, gillen ze wanneer hun favoriete bandlid op het scherm verschijnt en doen ze de danspasjes mee. De choreografie van Stray Kids wordt alleen maar energieker. In het toegift staan de bandleden op verhoogde karren, die de arena rondrijden. Fans op de tribune rennen naar voren als de karren dichtbij komen. Tijdens een wedstrijd om wie het luidste publiek kan zijn, laat Stray Kids de arena galmen van het schelle geluid. Het doet denken aan de boyband-gekte van onder meer One Direction.
Concert van Stray Kids in Amsterdam. Foto Vincent van den Boogaard
En dat terwijl in Korea juist strenge regels gelden tijdens de K-pop concerten. Daar wordt van fans verwacht dat ze stil zijn en op hun plek blijven zitten, luidt de Koreaanse ‘concert etiquette’. Na het eerste nummer is de hele tribune van de Amsterdamse arena al gaan staan, maar bandleider Bang Chan wijst de fans op de etiquette: „Laten we allemaal even gaan zitten, zodat iedereen het nog kan zien”, zegt hij.
Toch genieten de bandleden duidelijk van het enthousiasme van de fans. De online fandom bestempelt het concert als de meest energieke van de tour. Als toeschouwer van het concert is het ook moeilijk om niet aangestoken te worden door de Stray Kids-waanzin.
Ricky Gervais – 64 jaar inmiddels, en hij lijkt populairder dan ooit – heeft twee overtuigingen die hij graag uitspreekt: 1) op het podium moet je alles kunnen zeggen, en 2) God bestaat niet. Die eerste is onder comedians inmiddels een open deur geworden, de tweede een nogal oppervlakkige benadering van religie. Toch lijkt hij er zelf nog altijd van onder de indruk, en de laatste jaren heeft dit zijn weerslag gehad op zijn stand-upcomedy.
In zijn nieuwste show, Mortality – de losse rode draad erin is ‘ouder worden’ –, waarmee hij dit weekend twee keer in een uitverkocht AFAS Live stond, gebeurt dat opnieuw. Maar zeker niet de hele avond.
Al begon het gevaarlijk in Amsterdam, al was dat niet gevaarlijk in de zin van ‘stoer en onafhankelijk’, zoals Gervais dat zelf voor ogen heeft. Nee, het was gevaarlijk voor de kwaliteit van de show: alwéér ging het over de vrijheid van meningsuiting. Wéér over de klachten die Netflix ontving na zijn vorige special. En om de zoveel tijd wéér dat bekende trucje na een harde grap: „Oef, deze gaat de Netflix-uitzending niet halen”.
In het universum van Gervais is verontwaardiging over zijn voorstellingen een soort kwaliteitsmeter
In het universum van Gervais is verontwaardiging over zijn voorstellingen een soort kwaliteitsmeter. Wat natuurlijk onzin is, verontwaardiging verhoudt zich tot kwaliteit zoals mannen met tatoeages zich verhouden tot voetbal: er bestaat een zekere overlap, maar daar is alles mee gezegd.
Een andere geliefde categorie van Gervais sluit hierop aan: het grove om het grove. Zo voert hij een buurman in Pakistan op die aanbelt voor seks met een meisje. Maar helaas, het meisje is nog niet ongesteld. Wat de buurman dan gaat doen? Een homo van het dak smijten, wellicht, zegt Gervais. Ja, het is grof en ongevoelig, maar voor een comedian is nog belangrijker dat de grap saai is, voorspelbaar, al duizenden keren gedaan.
Grof én sterk
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat grof per definitie slecht is. Op andere momenten is Gervais grof en sterk tegelijk. Zo is er een vermakelijke fantasie waarin Gervais in de gevangenis belandt en niemand hem wil verkrachten, wat hij ook probeert. Hij houdt een pleidooi voor pesten omdat het altijd gepeste jongetjes zijn die later seriemoordenaar worden, en je kunt er maar beter vroeg bij zijn.
Ricky Gervais. Foto STEVO ROOD
Gervais is intelligenter, subtieler en vooral zelfkritischer dan hij meestal lijkt. Dat komt bijvoorbeeld naar de oppervlakte in een uitgebreide verklaring waarom hij zo vaak op het christendom inhakt en zelden op de islam. Ligt aan zijn christelijke opvoeding, legt hij uit, hij wil de cultuur belachelijk maken die hij het beste kent. Daarna, na een korte stilte: „No, I’m shit-scared, obviously.” Dan ineens lijkt hij te begrijpen wat er in ander materiaal aan schort: „Ik ben eerlijk, maar ik ben niet moedig.”
Zijn filosofischer verhandelingen mogen er ook zijn. Hij heeft een sterk betoog over de tijd- en plaatsafhankelijkheid van onze morele overtuigingen. Driehonderd jaar geleden was Gervais misschien wel slavenhouder geweest, zegt hij, alleen dan wel een van de goeie; hij zou iedereen netjes behandelen. Ook dit stuk is grof, maar dat is slechts de stijl waarin hij een overtuigend verhaal giet. Het werkt niet per se omdat het grove grappen zijn, het werkt omdat hij laat zien hoe mensen voor zichzelf recht praten wat krom is: we doen slechte dingen, maar op de goede manier.
Ricky Gervais in Amsterdam. Foto STEVO ROOD
Je moet van deze momenten genieten, want meteen daarna komen de platgetreden paden weer. Tegenwoordig hoef je niet meer deugdzaam te zijn, zegt Gervais, je hoeft alleen maar op sociale media te zeggen dat je deugdzaam bent. Een theorie die tien jaar geleden op Twitter al niet meer origineel was.
En aan het eind is er toch weer dat stokpaardje. „We hebben een raar decennium achter de rug”, zegt hij, „waarin mensen ons probeerden te vertellen waar we wel en niet om mochten lachen. Maar we hebben ons verzet en we hebben gewonnen, so fuck them.”
Prima, Gervais, je hebt gewonnen. Hopelijk kun je dit in een volgende show dan eindelijk laten rusten.
Het olieverfschilderij Portret van een kleptomaan (1820-1824) van Théodore Géricault toont een man met een rommelig baardje en een stuurse mond. Het meest intrigerend zijn de ogen, die naar een punt rechts achter de kijker staren. Hierdoor is het onmogelijk om contact te maken of tot zijn innerlijk door te dringen. Zien we zijn obsessieve neiging om te stelen? Of komt het door het label ‘kleptomaan’ dat we geneigd zijn dat erin te zien?
Dit schilderij vormt het uitgangspunt van de door Fiona Tan gecureerde expositie Monomania. De Nederlandse kunstenaar (1966) raakte gefascineerd door ‘de kleptomaan’ en probeert te ontrafelen wie hem zijn label heeft gegeven.
Het portret is onderdeel van de reeks Les Monomanes (‘monomanie’ was in de 19de eeuw een term voor mentale ziekte): tien portretten door de Franse schilder Géricault (1791-1824). De ontstaansgeschiedenis is omgeven met mysterie. Veertig jaar na Géricaults overlijden herontdekte dokter Adolphe Lachèze de helft van de reeks op een zolder (de overige worden als verloren beschouwd). „Ze zijn authentiek, heel goed geschilderd, lelijk en extreem moeilijk om te verkopen”, schreef een kunstcriticus in die tijd. Lachèze had een ronkend marketingverhaal nodig om de schilderijen te verkopen. Zo ontstonden titels als Portret van een kleptomaan, Een gokverslaafde vrouw en Kinder-kidnapper.
Théodore Géricault, ‘Portret van een kleptomaan’ (1820-1824). Foto Hugo Maertens/ Museum voor Schone Kunsten Gent
Het beestje een naam geven, is een poging om grip te krijgen op de geest. Tegelijkertijd was de opkomst van de psychiatrie een krachtig middel waarmee werd bepaald wie en wat normaal was en wat als krankzinnig gold, zoals filosoof Michel Foucault in Geschiedenis van de waanzin in de 17de en 18de eeuw (1961) beschreef.
De expositie Monomania is een mix van geschiedenis, wetenschap en kunst. Fiona Tan dook ervoor in de collectie en archieven van het Rijksmuseum en nam de verbeelding van mentale ziektes en psychiatrie onder de loep. Zo zien we een plattegrond van de eerste psychiatrische inrichting, en verschillende methoden waarop artsen probeerden vat te krijgen op de geest.
Een verloren vrouw
Een ziektebeeld kan iemand reduceren tot een label, zoals in het geval van het portret van ‘de kleptomaan’. Maar ze kunnen iemand ook vrijspreken van verantwoordelijkheid.
Intrigerend is de rechtszaak van de huishoudelijke hulp Henriette Cornier in 1825. Op haar zevenentwintigste stond ze terecht voor het onthoofden van het negentien maanden oude kind van haar bazin. Het verhaal werd breed uitgemeten in de pers. Omdat er geen afbeeldingen van Cornier zijn overgebleven, wordt het verhaal gereconstrueerd aan de hand van rechtbankverslagen, krantenberichten en de analyse van psychiater Etienne-Jean Georget. Georget, nu beschouwd als een van de grondleggers van de psychiatrie, liet drie experts als getuige optreden. Hij bepleitte samen met de experts dat Cornier leidde aan monomanie. Ze zou dus niet onder het strafrecht moeten vallen. Het werd de eerste zaak waarin een persoon werd gevrijwaard van verantwoordelijkheid door een mentale ziekte. Cornier werd veroordeeld tot levenslang, anders was ze onder de guillotine beland.
Corniers levensverhaal wordt aangrijpend verteld in de begeleidende publicatie, waarin wordt uitgelegd hoe destijds met name vrouwen en mensen uit de arbeidersklasse vanwege hun leefomstandigheden een groter risico liepen als ‘mentaal ziek’ te worden gediagnosticeerd. Cournier werkte al vanaf haar twaalfde als huishoudelijke hulp. Ze was op haar twintigste getrouwd en gescheiden, daarna raakte ze twee keer zwanger en moest beide baby’s afstaan voor adoptie. „Ik ben een verloren vrouw”, riep ze tijdens haar arrestatie.
Edvard Munch, ‘Staand naakt met rood haar’, 1902. Foto Rijksmuseum
Vrouwen hadden in de 19de eeuw weinig rechten. In die krappe bewegingsruimte kon het een uitdaging zijn niet door te draaien, en daardoor als ‘hysterisch’ of ‘melancholiek’ te worden bestempeld. De tentoongestelde witte kanten doopjurken (1800-1900) werken daardoor als babyspoken. Eronder liggen gehandwerkte merklappen uit de vorige eeuw: bezigheidstherapie voor huisvrouwen. Vervolgens zoomt Tan in op de criminele klasse, aan de hand van politiefoto’s van zakkenrollers die actief waren op de Wereldtentoonstelling in 1889. Zij krijgen elk een gefictionaliseerd audioverhaal. Vooral het verhaal door schrijfster Sacha Bronwasser bij de foto van Emelie Olzewska beklijft: in kort bestek weet ze een ontroerende liefdesgeschiedenis neer te zetten. Het verhaal dat door Fiona Tan is geschreven, balt het thema van de expositie veelzeggend samen: een foto is altijd een momentopname die nooit volledig lijkt samen te vallen met wie je echt bent. Het is een constructie.
Gelaat
Wat weten we van wat er werkelijk achter iemands gelaat schuilgaat? Tan speelt in meer zalen met het idee van zien en gezien worden. Dat benadrukken ook Japanse en Javaanse maskers met hun uitvergrote emoties en gelaatstrekken (1600-1800), die werden gedragen bij theaterstukken. In een fotografisch zelfportret bedekt Tan met zo’n masker ook haar eigen gezicht. Niet alleen de ziel van de ‘kleptomaan’ blijft ondoordringbaar door zijn masker, ook haar eigen wezen wordt door een masker afgedekt, lijkt ze hiermee te willen zeggen.
Franz Xaver Messerschmidt (1736-1783), een van de 64 beelden met grimassen waarvoor de beeldhouwer zelf model stond.Foto Rijksmuseum/ Albertine Dijkema
De kleine zaal met cyaan-blauwe afdrukken van kant (een fotografisch proces) blijken een subtiele voorbode van Tans eigen videowerk Janine’s Room. Tan maakte het als sluitstuk voor de expositie. In een loop zien we Janine. Ze doet onderzoek naar de menselijke geest in een kamer die is volgestouwd met boeken. Ze leest er de verhalen van gediagnosticeerde mensen. Neerdalend zand symboliseert de ongrijpbaarheid van de materie. Maar door de hoge mate van contemplatie – Janine doet het rustig aan, valt in slaap, droomt – krijg je niet het idee dat er iets op het spel staat, dat ze een urgentie voelt. Dat is een gemiste kans. Waar de historische verhalen van Cornier en de kleptomaan zo aangrijpend zijn, lijkt Janine’s Room een ivoren toren die is losgezongen van de wereld.
Een diagnose kan houvast bieden om ons gedrag te verklaren voor onszelf en aan anderen. Tegelijkertijd herinneren de portretten en verhalen ons eraan, hoe tijd- en trendgevoelig mentale ziektebeelden zijn. En dat er nu eenmaal een machtsverschil is tussen arts en patiënt, tussen kijker en geportretteerde. Monomania is een oefening in empathie, voorbij het label en het eerste gezicht.