Vluchteling? Economische migrant? Moeder Mariam is van beide een beetje

Op donderdag 14 september baant Mariam Bamba, een moeder uit Abidjan, Ivoorkust, zich met haar zoontje Didier, oftewel ‘Didi’, een weg door de mensenmassa buiten het overbevolkte opvangcentrum van Lampedusa. Kleine Didi loopt er met zijn rode broek, lichtgrijze shirt en groene bandana bij als een wandelende Italiaanse vlag. Ook zijn moeder houdt van kleur. Tussen de duizenden Afrikaanse migranten, hoofdzakelijk jongemannen met een kort, donker kapsel, springen haar geblondeerde vlechtjes in het oog.

Met haar vurige karakter trekt Mariam nog meer de aandacht. Aan het grenshek rond het opvangcentrum is ze verwikkeld in een hoog oplopende discussie met een andere migrant. Dat de man drie koppen groter en ook een stuk breder is, deert haar niet. Achteraf legt ze uit waarom ze zo woest was. „Mijn zoontje en ik hebben al een dag niks gedronken of gegeten. Al die mannen hier duwen ons gewoon opzij. Ce sont des sauvages! Ze gedragen zich als wilden.”

Drie maanden later, op vrijdag 15 december, wacht Mariam Bamba buiten het postkantoor van het Siciliaanse plattelandsdorpje Vizzini, haar nieuwe woonplaats, op dik een uur rijden van Catania. Vizzini, verscholen tussen de met cactusvijgen begroeide heuvels van het Siciliaanse binnenland, is zeker schilderachtig. Tegelijk zie je vooral kuierende gepensioneerden en nauwelijks jongeren op straat. Mariams kapsel is, door een zwarte uitgroei, nu nog half blond en zonder vlechtjes. Haar wangen zijn voller. Trots zegt ze dat ze wat is aangekomen – in Afrika een teken van welstand.


Lees ook
‘Het nieuwe migratiepact van de EU lost nauwelijks wat op, maar speelt radicaal-rechts intussen wel in de kaart’

De Italiaanse premier <strong>Giorgia Meloni</strong> neemt haar Britse evenknie <strong>Rishi Sunak</strong> bij de hand tijdens een bijeenkomst van haar partij, Broeders van Italië.” class=”dmt-article-suggestion__image” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2023/12/vluchteling-economische-migrant-moeder-mariam-is-van-beide-een-beetje.jpg”><br />
</a> </p>
<p>Het verhaal van Mariam en Didi symboliseert de schier eindeloze worsteling van Europa met migratie. Ook het voorbije jaar bleef Italië met <a rel=meer dan 153.000 aankomsten over zee koploper in Europa wat betreft de aankomst van migranten. De radicaal-rechtse premier Giorgia Meloni, verkozen met een anti-migratie agenda, kreeg die toestroom nauwelijks afgeremd, ondanks een controversieel akkoord met Tunesië. Op de valreep bereikte de EU deze week dan toch nog een akkoord over de hervorming van het asiel- en migratiebeleid, met als doel migranten zonder recht op asiel sneller op te merken en uit te zetten. Tegelijk moeten vluchtelingen eerlijker over Europa worden verdeeld.

Tot tien tellen

Wat dit betekent voor Mariam en Didi weet de Ivoriaanse moeder nog niet. Wel kan ze vertellen hoe het haar en haar zoontje sinds hun aankomst op Lampedusa, op 12 september, is vergaan. Vijf dagen later werden ze overgebracht naar een centrum van eerste opvang in Pozzallo, in het zuiden van Sicilië. Daar werd Didi zes jaar. Later zijn ze overgeplaatst naar een klein opvangcentrum voor alleenstaande moeders met hun kinderen, in Vizzini. „Dat is ons huis!”, roept Didi enthousiast, als hij het pastelkleurige asielcentrum aanwijst.

Op de fruitmarkt van Vizzini.
Foto Antonio Parrinello

In het centrum is bezoek van mannen strikt verboden, en ook journalisten blijken hoogst onwelkom. Mariam stelt haastig voor om te praten tijdens een wandeling door het dorp.

Mannelijke migranten die haar en Didi wegduwen als het eten wordt uitgedeeld, hoeft ze in het kleine opvangcentrum niet langer te vrezen. Met de vrouwelijke coördinator heeft ze een goeie band, zegt ze, maar „de mannelijke hulpverleners zijn bazig en behandelen me als een kind”.

Didi is onlangs begonnen in het eerste leerjaar van het basisschooltje om de hoek van het opvangcentrum. Om vier uur stormt hij de school uit, op zijn moeder af en blijft een hele poos rond haar benen hangen, als een kuiken.

Didier is een guitig, wat in zichzelf gekeerd kind. Maar in de speeltuin van het dorp bloeit hij op. „Uno, due, tre…” Hij laat graag horen hoe goed hij al tot tien telt in het Italiaans. „Kort na onze aankomst in Sicilië is Didi een week lang opgenomen in het ziekenhuis”, vertelt zijn moeder.

Het kind heeft drepanocytose, ook wel de sikkelcelziekte genoemd, een zeldzame genetische aandoening die de rode bloedlichaampjes aantast en tot bloedarmoede kan leiden. „’s Nachts bloedt Didi vaak uit zijn neus ”, vertelt Mariam. „Af en toe heeft hij een bloedtransfusie nodig, iets wat hij in Tunesië nooit kreeg – misschien omdat zijn moeder een zwarte Afrikaanse is.”

Didier is geboren in Tunesië, waar Mariam van 2015 tot hun oversteek naar Lampedusa, drie maanden geleden, heeft gewoond. Didiers vader is een Kameroener die Mariam daar ontmoette, maar die uit hun leven verdween toen Didi vijf maanden oud was.

„We hebben altijd in Tunis gewoond”, zegt ze zacht, „Ik werkte er als schoonmaakster bij Tunesische gezinnen, tien uur per dag, elke dag behalve zondag.” Ze werkte van zeven uur ’s ochtends tot vijf uur ’s middags, voor 150 euro per maand. ’s Avonds vertrok ze naar haar tweede baantje als afwasser in een restaurant, tot middernacht. Didi werd opgevangen door een Afrikaanse vrouw en die hulp kostte Mariam dertig euro per maand.

Als kind had ik van mijn beide stiefmoeders enkel gehoord dat ik niks waard was, dat mijn leven later nergens op zou lijken

Als ze na middernacht uitgeput haar bed opzocht, drongen donkere gedachten zich op. „Als kind had ik van mijn beide stiefmoeders enkel gehoord dat ik niks waard was, dat mijn leven later nergens op zou lijken. Misschien hadden ze wel gelijk, dacht ik in Tunesië vaak. En ik dacht ook: waarom maak ik mezelf niet gewoon van kant?”

Zoals Didi zijn vader nooit heeft gekend, zo groeide Mariam op zonder moeder. „Mama stierf toen ik nog een kind was.” Haar vader, met wie ze hecht was en die ze in augustus vorig jaar verloor, zou nog tweemaal hertrouwen. Telkens met vrouwen die Mariam beschouwden als hun rivale, en die haar jarenlang fysiek en mentaal mishandelden. „Papa werkte als pompbediende. Hij vertrok bij het krieken van de dag en keerde pas terug als ik al sliep. Hij was er niet om me te beschermen.”

Met de eerste echtgenote na haar moeders dood kreeg haar vader drie kinderen, met de tweede nog een dochter. De drie jongsten rekenen nu voor hun schoolbenodigdheden en levensonderhoud op Mariams financiële steun. „Maar nu gaat dat even niet. Ik ben hier nog maar net en ik mag in Italië nog niet werken.”

Smeekbeden om geld

Ze staart bedrukt voor zich uit. Afrikaanse migranten in Europa voelen voortdurend de psychologische druk om geld op te sturen naar de familie, want, zo luidt het cliché, wie de EU binnen is geraakt heeft het sowieso gemaakt. Ondanks hun zeer getroubleerde relatie bestookt ook haar tweede stiefmoeder haar nu met smeekbeden om geld.

De kans om in elk geval fysiek te ontkomen, diende zich aan in 2010, toen in Ivoorkust een bloedige politieke crisis uitbrak. Mariam was achttien en de vrijheid riep. Het land werd in diepe onrust gedompeld, toen na verkiezingen zowel president Laurent Gbagbo als oppositieleider Alassane Ouattara de zege opeiste. Bij de machtsstrijd die daarop losbarstte, lieten zeker 3.000 Ivorianen het leven. Velen sloegen op de vlucht. Mariam zag haar kans schoon zo het land uit te raken. „Ik kwam terecht in een vluchtelingenkamp in Ghana, wat ik beschouwde als een kans om op eigen benen te staan.”

Ze zou er vijf jaar blijven. Mariam, een culturele, maar niet praktiserende moslima, liep er Michel, een christen, tegen het lijf. In 2012 werd Samira geboren, twee jaar later kwam Nora ter wereld.

Mariam en Didi bij de kerststal van Vizzini.
Foto Antonio Parrinello

Toen Nora één jaar was, in 2015, gebood het VN-Commissariaat voor de Vluchtelingen (UNHCR) de kampbewoners om vrijwillig terug te keren naar huis. Michel reisde met hun twee dochtertjes terug naar Ivoorkust, Mariam ging niet mee. „Ik wilde verder reizen, het avontuur aangaan en geld verdienen om terug te sturen naar mijn dochters.”

Afrikaanse migranten in Europa voelen altijd de druk om geld te sturen naar familieleden

Het boterde toen al niet meer tussen haar en Michel, al was samen terugkeren naar Ivoorkust toch nooit een serieuze optie geweest. „Onze families, en al helemaal de mijne, zouden nooit onze vrije partnerkeuze hebben aanvaard, zeker niet aangezien het een relatie tussen een christen en een moslimvrouw betrof.”

Mariam kwam in Tunesië terecht. Haar zoektocht naar economische zelfstandigheid mondde daar dus uit in twee slecht betaalde baantjes. Het huis waarin ze verbleef, moest ze met heel wat andere migranten delen. „Met zes vrouwen en drie kinderen sliepen we in dezelfde kamer. Ik had nooit een moment voor mezelf.”

Over de vaders van haar kinderen wijdt ze niet graag uit. Alleen dit: „De grote liefde van mijn leven heb ik nog niet ontmoet.” Ze laat wel doorschemeren dat haar relaties tot hiertoe telkens ook een onderdeel vormden van haar zoektocht naar een stabieler en ook materieel steviger bestaan. Over Michel, de vader van haar dochters, zegt ze bijvoorbeeld dat hij in Ghana ook heel goed voor haar is geweest, en haar „vooruit heeft geholpen”. In Tunesië kreeg ze Didi, haar derde kind, en enkele maanden later was Mariam niet alleen een migrant in dat Noord-Afrikaanse land, maar ook een alleenstaande moeder die hard moest werken om de eindjes aan mekaar te knopen.

Het lukte, ternauwernood, maar in februari sloeg de sfeer in Tunesië helemaal om. Opgepookt door de autocraat Kais Saied, die zwarte migranten ervan beschuldigde dat zij de Tunesische bevolking kwamen ‘vervangen’, namen de geweldsincidenten tegen zwarte Afrikanen toe. Ze werden aangevallen, beroofd en bedreigd. „We werden bespuugd en met stenen bekogeld, ook door kinderen en adolescenten”, blikt Mariam terug.


Lees ook
‘Met mensensmokkel kun je hier in Tunesië vet veel geld verdienen’

Mabior uit Zuid-Soedan hangt na een mislukte oversteekpoging rond in Sfax, Tunesië.

Mariam graaide haar spaargeld en Didi bijeen, reisde naar havenstad Sfax en stapte er in een boot. „Een houten bootje, met plek voor tien man, waarin we met zijn eenendertigen zaten samengepropt. De kinderen huilden, terwijl het water almaar steeg.”

Met een ontredderde Didi op schoot begon Mariam uit alle macht water uit de boot te hozen. Drie uur lang, tijdens de gitzwarte, koude nacht. „Bij Kerkennah [een Tunesische eilandengroep] kwam de Tunesische nationale garde ons op het spoor. We werden tegengehouden en binnen vijf minuten tijd dobberden wij allemaal in het koude zeewater rond.”

Didi had een reddingsvest aan, maar zijn moeder niet. „Lieve zoon, ik zal jou beschermen, wees niet ongerust”, riep Mariam, vlak voordat ze zichzelf voelde wegzinken onder het wateroppervlak. „Ik stak Didi met beide armen omhoog. Zo ver omhoog als ik maar kon.”

De schipbreuk kostte aan één vrouw het leven, de overige migranten werden tijdig door de nationale garde uit het water gevist. „Zonder hulp had niemand van ons het overleefd.”

En plan B? Ze glimlacht veelbetekenend. „Dat is er niet.”

Mariam popelt om in Italië te beginnen met werken, maar eerst moet ze haar asielprocedure doorlopen. In Vizzini heeft ze één dierbare vriend, een jongeman uit Guinee, die acht jaar geleden in Italië aankwam, inmiddels vloeiend Italiaans spreekt en als hulpverlener met migranten werkt. Zo’n baan wil Mariam ook wel: „Het is mijn droom om ooit – wie weet – voor UNHCR te werken, en zo iets te kunnen betekenen.”

Ze video-belt geregeld met haar dochters in Ivoorkust, die ze sinds 2015 niet heeft gezien. Plan A klinkt zo: een verblijfsvergunning krijgen, omdat Didi een ziekte heeft die in Europa beter kan worden behandeld, en daarna ook dochters Nora en Samira naar Italië halen. „Ik wil niet dat ook zij opgroeien zonder moeder, en dat ze ook zo lijden.” En plan B? Ze glimlacht veelbetekenend. „Dat is er niet.”