Voor wie uit Twente, de Achterhoek of de Veluwe ‘wegkomt’ is dit verhaal facultatief. Een geheugenopfrissertje, maar eigenlijk weet je het allemaal wel. Maar kom je van elders en kun je wel wat wintertroost gebruiken, let dan vooral even op. De troost klinkt in het oosten.
Loop je tussen het begin van de advent en Driekoningen, deze winter 3 december tot en met 6 januari, in Twente, de Achterhoek of op de Veluwe door het bos, dan zul je vroeg of laat een geluid horen dat in de rest van het land niet bestaat. Dichtbij de bron hoor je een loeihard geschal. Ben je verder van de bron, tot wel acht kilometer ver zelfs, dan hoor je ijle flarden van een oergeluid dat zich manifesteert op het snijvlak van muziek en dierlijk gejank; een roep die rechtstreeks uit een ander tijdperk lijkt te komen en die met nostalgische warmte direct onder je huid kruipt. Het is het geschal van de midwinterhoorn, een conische houten hoorn van een à twee meter lang, érgens in de natuur aangeblazen door een midwinterhoornblazer.
3 december, station Oldenzaal:
Iedereen die uit de trein stapt, wordt begroet met hoorngeschal vanaf het stationsplein. Een witte tent markeert het begin van een ‘midwinterhoornwandeling’, georganiseerd door de Mirrewinterhoornbloazers Ol’nzel, de lokale midwinterhoornclub met zo’n veertig blazende leden. Wandelaars lopen vandaag een route langs twaalf ‘blaaspunten’, met op elk punt vier midwinterhoornblazers die hun kunsten tonen om te vieren dat de midwinterhoorn weer naar buiten mag.
Vóór de advent in de buitenlucht op een midwinterhoorn blazen is absolute heiligschennis. Je mag oefenen, als het maar binnen is. Niet gek dus, dat de sfeer vandaag uitermate vrolijk is. „Hij mag weer van ‘de spieker’!” zegt Emiel van Hoek (62), verwijzend naar de spijker waar de midwinterhoorn thuis de rest van het jaar aan hangt.
Van Hoek wordt in Oldenzaal liefkozend ‘de grootmeester’ genoemd. Hij geeft nieuwelingen blaasles en leert iedereen in een cursus van tien weken een eigen midwinterhoorn te maken. Een van zijn leerlingen demonstreert ter plekke hoe je met beitel en fleshamer een lang stuk hout uitholt. „Midwinterhoorns zijn van berk, beuk of els: zacht hout. Je moet weten dat Twente een coulisselandschap is. Overal staan houtwallen. Houtwallen snoei je één keer in het jaar. Dan hou je gekromde stukken hout over, heel geschikt om zo’n hoorn van te maken.” Alleen de ‘hap’, het mondstuk dat je los in de hoorn steekt, is van vlierhout, een hout dat aan de buitenkant veel harder is. Een midwinterhoorn is ongestemd. Welke tonen eruit gaan komen, wordt pas duidelijk als hij af is.
Niet alleen is 3 december dit jaar de eerste dag dat er buiten mag worden geblazen, het is ook nog eens „ideaal bloasweer”, zegt de veurman (voorzitter) van de club, Rutger Koens (23). Het is kraakhelder, met een temperatuur rond het vriespunt, geen sneeuw en af en toe een lichte bries. „Dan komen de tonen het verst.”
De route van ongeveer tien kilometer leidt door bossen en langs velden, kriskras over prachtige landgoederen. Voortdurend klinkt er uit alle windrichtingen midwinterhoorngeschal. Soms van ver, zodat je weet dat de route nog wel even duurt, soms van geruststellend dichtbij, ten teken dat het volgende blaaspunt nadert.
„Ik kan niet meer normaal naar bomen kijken”, zegt de 15-jarige Eva Oude Egbrink, die nu zo’n zes jaar blaast en op een van de blaaspunten heeft postgevat. „Ik zie de hele dag takken waar je een mooie hoorn uit zou kunnen halen. Soms zie je een mooie tak groeien op iemands land, dan vraag je of je het af mag zagen. Meestal mag dat wel. En als het niet mag, dan kom je ’s avonds in het donker even terug…” Nouri Olde Hanter (23) staat naast haar: „Als de dagen tegen het einde van het jaar echt korter beginnen te worden, dan gaat het kriebelen. Je weet dat je dit jaar weer een beetje beter gaat kunnen blazen dan vorig jaar. Het ene jaar kun je nog maar drie noten, maar het volgende vier, en nog wat later lukken er ineens vijf.”
Bij Oude Egbrink en Olde Hanter wordt de traditie al generaties doorgegeven. Olde Hanter blaast nu nog op een leenhoorn, maar thuis is ze met haar vader begonnen met het maken van haar eerste eigen hoorn. Ze gebruiken het midwinterhoorngereedschap van haar opa.
Als Olde Hanter blaast, hoor je dat zij niet van de Oldenzaalse club is. Dat zit zo: op de midwinterhoorn blaas je niet zomaar wat weg. Elke stad, ieder dorp of buurtschap heeft een eigen riedel. Als je blaast, blaas je éérst je dorpsriedel, je ‘oaln roop’ (oude roep), zodat iedereen in de wijde omtrek weet welk dorp je aan de midwinterlijn hebt. Pas daarná mag je improviseren. Ben je uitgeblazen, dan sluit je af met één lage en één hoge toon, en dan is het wachten op antwoord. Dat kan van dichtbij komen, of van kilometers ver weg. Belangrijke regel: je laat elkaar netjes uitblazen en tettert niet door anderen heen. Kenners kunnen horen dat Olde Hanter en Oude Egbrink uit het naburige dorp De Lutte komen.
Boze geesten verjagen
Ooit was de midwinterhoorn in met name het Germaanse gebied hét communicatiemiddel, vertelt Veurman Koens: „Als er een kind was geboren, dan blies je een paar vrolijke noten. Dan wisten je buren, kilometers verderop: ‘Hé, morgen even gebak eten bij de buurman’. Als je alleen lage tonen hoorde, dan was er iemand dood.” Ook smokkelaars hebben er altijd goed gebruik van gemaakt, vertelt Grootmeester Van Hoek: „Voor grenswachten in het veld kon kilometers verderop worden gewaarschuwd.”
Maar wat heeft de advent dan met de midwinterhoorn te maken, als het eigenlijk een jaarrond communicatiemiddel was? De midwinterhoorn was voor de Germanen ook een middel om de boze geesten van de donkere dagen te verjagen. Van Hoek: „Het geloof heeft er toen de advent aangehangen. De midwinterhoorn werd van een heidens gebruiksvoorwerp het instrument dat de geboorte van Christus aankondigde. Ja, dat aankondigen van het kind voel ik ook echt zo, als ik blaas.” Bouwen én aanblazen van de midwinterhoorn staat inmiddels op de Nederlandse lijst van Immaterieel Cultureel Erfgoed.
„Verbinding”, bromt Hermy Oude Veldhuis (69), een boom van een midwinterhoornblazer, zittend op een klapstoeltje op een blaaspunt bij een Mariakapel. „Daar draait het allemaal om. Er is altijd overal gerommel. Met de verkiezingen was het een en al onenigheid. Maar met de midwinterhoorn is het verbinden.”
Elke midwinterhoornblazer die je naar het ‘waarom’ vraagt, probeert een nostalgisch gevoel te omschrijven; het idee dat er een eeuwenoude traditie in stand gehouden wordt. Niet voor niks is ‘traditionele’ kleding bij het blazen verplicht. Niets is mooier dan in het ‘tweeduuster’ (de avondschemering) op de hei, aan de rand van het bos, op je hoorn te blazen, wetende dat er door jou overal anderen hun eigen hoorn pakken om jou te antwoorden. Die drang is, dat vertelt iedereen je op de wandelroute, onweerstaanbaar. En even belangrijk zijn de vele vuurkorven met daarop de sissende pannetjes balkenbrij en de kopjes snert die je bij elk blaaspunt gastvrij aangeboden krijgt. En het gepraat en gelach, dat doorgaat zelfs als een collega staat te blazen. Veel midwinterhoornblazers komen elkaar alleen in deze periode van het jaar tegen.
Traditioneel pakje
Er zijn wel wát blazende kinderen op de route, het overgrote deel van de blazers is wat ouder. Al is dat vaak niet omdat ze de traditie al van kinds af aan is ingeblazen. Van de oudere leden krijg je antwoorden als: „Oh nee hoor, ik doe dit vier jaar nu” en „Ik kwam de cursus vorig jaar toevallig tegen”. Grootmeester Van Hoek heeft per jaar zo’n achttien cursisten. Hoe snel je het leert, hangt af van talent, weet veurman Koens. Sommigen doen er jaren over. Maar iedereen schijnt het te kunnen leren. Ook ik mag het proberen, op de hoorn van de veurman zelfs. Pruttelend en proestend krijg ik er twee tonen uit. „Niet met bolle wangen!” roept iemand lachend.
Jongeren schamen zich voor de midwinterhoorntraditie, zegt de 15-jarige Oude Egbrink, die zelf blaasdemonstraties geeft op scholen in een poging meer leeftijdsgenoten te overtuigen. Sonja Sleiderink (46), die ergens op het einde van de route blaast, heeft daar wel een verklaring voor. „Middelbareschooljeugd wil niet in zo’n pakje”, zegt ze wijzend naar de dikke laag rokken en de wollen sokken in de klompen van een vrouwelijke collega blazer. „Dus we zijn nu langzaam aan het toestaan dat de jeugd in spijkerbroek blaast, met een blauwe fleecetrui in plaats van een kiel. Staan ze minder voorschut.”
Zelfs iemand die níets met de winter te maken wil hebben, moet toegeven dat een midwinterhoornschal in de verte een tot dan toe onbekende troostrijke kant van de winter aanwakkert. Is het dan niet jammer om de midwinterhoorn op 6 januari weer aan ‘de spieker’ te moeten hangen? „Nee hoor, dan is ’t ook wel weer mooi ‘west’”, vat grootmeester Van Hoek samen. Dat komt omdat de midwinterhoornblazer jaarrond één geruststellende zekerheid voelt: de volgende winter mogen we altijd weer.
Leeslijst