De Hoge Raad houdt de veroordeling van Ernest Louwes in de Deventer Moordzaak in stand. Met het afwijzen van het laatste herzieningsverzoek komt een eind aan de al bijna een kwart eeuw voortslepende zaak over de moord op weduwe Jacqueline Wittenberg. Die werd in september 1999 gewurgd en neergestoken in haar huis gevonden. Volgens de Hoge Raad is er geen ‘novum’ – een nieuw feit – dat tot een nieuw proces zou moeten leiden.
Fiscaal adviseur Louwes werd in 2004 bij het gerechtshof in Den Bosch veroordeeld tot twaalf jaar cel. De Hoge Raad bevestigde dat in 2005 en juridisch leek de zaak daarmee gesloten. Zowel in de media, als in tal van juridische processen, bleef de Deventer Moordzaak echter actueel.
De basisverklaring daarvoor ligt bij het aanvankelijke bewijs: een mes werd met een hondengeurproef aan belastingadviseur Louwes gekoppeld en als moordwapen bestempeld. Bovendien zou een telefoongesprek aantonen dat Louwes, anders dan hijzelf beweerde, tijdens de moord bij de weduwe in Deventer was. Geen overtuigend bewijs, oordeelde de rechtbank in Zwolle die Louwes in 2000 vrijsprak. Maar het hof in Arnhem zag in hetzelfde bewijs genoeg om twaalf jaar cel op te leggen.
Die veroordeling bleek onhoudbaar. Het mes werd tijdens een eerste herzieningsverzoek opnieuw door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) op dna onderzocht en had aantoonbaar niets met de moord te maken. Daarmee was het bewijs weg, de juridische dwaling een feit. De Hoge Raad verwees de zaak daarom in 2003 terug naar het hof in Den Bosch. Louwes kwam vrij en bij aanvang van het nieuwe proces leek diens vrijspraak een formaliteit.
Speeksel, aanraaksporen en bloed
Aan het eind van dat proces werd tot ieders verrassing nieuw bewijs gepresenteerd. Na het ontlastend onderzoek aan het mes had het NFI namelijk de kleding van het slachtoffer voor het eerst grondig op dna onderzocht. Dit keer met belastend resultaat: speeksel, aanraaksporen en bloed van Louwes – en van niemand anders – zaten op de blouse van het slachtoffer.
De nieuwe veroordeling in 2004 was daarmee gegrond. Maar het wantrouwen bleef. Want waarom zou justitie niet voor een tweede keer het bewijs manipuleren?
Dat wantrouwen kreeg publiek vleugels dankzij opiniepeiler Maurice de Hond. Die beweerde niet alleen dat het bewijs niet deugde, maar ook dat hij wist wie de echte dader was: Michael de Jong, beter bekend als ‘de klusjesman’.
De mediacampagne die De Hond eind 2005 begon, leidde tot een juridisch unicum. Het Openbaar Ministerie besloot, verwijzend naar de informatie van De Hond, met een „oriënterend onderzoek” de zaak te heropenen – zónder de veroordeling van Louwes ongedaan te maken. Toen het OM dat onderzoek afrondde, luidde de conclusie dat er geen enkel bewijs was tegen ‘de klusjesman’. Tegen Louwes werd meer nieuw bewijs gevonden: nog meer van zijn bloed op de blouse van het slachtoffer, en dna in haar nagelvuil dat matchte met Louwes.
Lees ook
Advies aan Hoge Raad: Deventer Moordzaak niet heropenen
‘Kazachstan aan de Rijn’
Juridisch leek de zaak weer gesloten, maar publiekelijk was de geest van wantrouwen definitief uit de fles. De Hond bleef maandenlang overal herhalen dat Michael de Jong met zekerheid de echte dader was: in de krant, op radio en televisie, op zijn eigen websites, in advertenties die hij kocht, en met een pamflet waarmee hij parlementariërs, bekende Nederlanders en journalisten bestookte. Hij ging steeds verder. In een van de vele interviews legitimeerde hij zijn beschuldiging met de vergelijking: „Ik ben op basis van de informatie die ik over Hitler heb voor 100 procent overtuigd dat hij een oorlogsmisdadiger was.” De Nederlandse rechtsstaat noemde hij „Kazachstan aan de Rijn”.
Al die publiciteit leidde tot nieuwe juridische procedures. De Hond werd zowel civiel als strafrechtelijk veroordeeld voor smaad. De Nationale Recherche deed een huiszoeking bij hem vanwege inbraak in de computer van de advocaat van ‘de klusjesman’, waarvoor een met De Hond sympathiserende Deventenaar werd veroordeeld.
Het meest vergaand was een rechtszaak over het graf van de vermoorde weduwe. De Hond beweerde dat de klusjesman daar het moordwapen in had verstopt. Advocaat Knoops eiste vervolgens namens Louwes in een kort geding dat het graf geopend moest worden. De rechter stemde in – niet omdat er een serieuze aanwijzing was dat er echt een mes in het graf zou liggen, maar vanwege „de ontstane maatschappelijk onrust”. Het graf ging open, er lag geen mes.
In 2009 werd een tweede herzieningsverzoek van Louwes afgewezen en leek de zaak wederom gesloten. Maar in 2014 kon Louwes vanwege versoepelde wetgeving inzake herzieningen, toch weer om een onderzoek vragen bij de Hoge Raad. Advocaat-generaal Diederik Aben rondde dat onderzoek pas dit jaar af. Het eindresultaat bevestigde enerzijds de puinhoop die politie en justitie aanvankelijk van het onderzoek gemaakt hadden, anderzijds bevestigde het onderzoek het dna-bewijs en ontkrachte het een vermeend alibi van Louwes.
Eindoordeel
Gedurende al die onderzoeksjaren leidden speculaties steeds opnieuw tot vermeende onthullingen. In 2020 kwam de zaak in een nieuwe publicitaire storm toen een podcast en een film op basis een boek (van deze verslaggever) over de zaak verschenen. De Hond spande een rechtszaak aan tegen de film- en podcastmakers, die hij vorige maand verloor.
Advocaat-generaal Aben adviseerde afgelopen zomer de zaak niet nog een keer te heropenen. De Hoge Raad volgt met de uitspraak van vandaag dat advies op. Daarmee hebben voor het eerst rechters een eindoordeel geveld waarbij álle oude en nieuwe bewijzen, vragen en analyses op enige wijze bij het onderzoek zijn betrokken. Daarmee lijkt de zaak, wederom, definitief gesloten – al blijft in Nederland iedere veroordeelde het recht hebben om een nieuw herzieningsverzoek in te dienen.
Lees ook
‘De Veroordeling’: kroniek van een publieke lynchpartij
Leeslijst