Priesters mogen voortaan koppels van hetzelfde geslacht zegenen. Dat heeft paus Franciscus maandag met een document bij de dicasterie voor de Geloofsleer bestendigd. De zegen moet alleen niet verward worden met een ceremonie rond een partnerschap of huwelijk en ook niet gezien worden als goedkeuring van de relatie. Toch is het een grote verandering in het beleid van het Vaticaan.
Het document is een uitwerking van een brief die paus Franciscus in oktober al stuurde, als antwoord op vragen van enkele conservatieve kardinalen. Daarin zei hij dat hij vond dat een zegen voor stellen van hetzelfde geslacht mogelijk moet zijn. Een huwelijk blijft volgens de paus nog steeds iets tussen een man en een vrouw.
Maar het weigeren van elk soort zegen, als die ook gezien kan worden als een manier om de relatie met God en het katholieke geloof sterker te maken, zou niet meer moeten gebeuren. Koppels die gezegend willen worden, zouden niet meer onderworpen moeten worden aan een „uitputtend morele analyse”, staat in het document.
Paus Franciscus heeft zich sinds zijn aantreden in 2013 vaker sociaal progressief getoond. Hij zocht, binnen de grenzen van het geloof, toenadering tot de lhbti-gemeenschap. „Wanneer iemand homo is, God zoekt en eerlijk leeft, wie ben ik dan om een oordeel uit te spreken?” zei hij in zijn eerste jaar al. In 2020 zei Franciscus dat hij vond dat homostellen een samenlevingscontract zouden moeten kunnen sluiten.
Er zijn altijd redenen om niet te gaan demonstreren. Een ironische variant hoorde ik vaak bij de vorige protesten tegen de hoge werkdruk in het onderwijs in 2019 en in 2021: geen tijd. Veel wetenschappers vinden demonstreren ook helemaal niet leuk. Toch is het de komende tijd weer raak: het hoger onderwijs is in rep en roer door aangekondigde draconische bezuinigingen van één miljard euro op hoger onderwijs, en invoering van langstudeerboetes voor studenten. In Berlijn vond ik het laatste zetje dat ik nodig had om aan de demonstratie van deze donderdag mee te doen.
Twee weken geleden was ik namelijk in Berlijn, wat mij betreft de meest fascinerende stad van Europa. Je wandelt en fietst door één groot littekenweefsel van de geschiedenis van de twintigste eeuw. Het is ironisch genoeg juist dankzij die geschiedenis dat er in de stad zo veel ruimte is om haar te herdenken. De Berlijnse Muur bestond namelijk niet uit één maar uit twee muren, gescheiden door een streng bewaakte ‘dodenstrook’. Op de meeste plaatsen was die zo’n tien meter breed, maar op een aantal belangrijke plekken vormde het een meer dan honderd meter breed stuk niemandsland. Na de Duitse eenwording ontstond letterlijk ruimte om de verscheurde stad te helen. Het beroemde, kolossale Holocaustmonument van meer dan 2.700 betonnen blokken staat bijvoorbeeld midden op het voormalige niemandsland van de muur, als herinnering aan de duistere kanten van de recente wereldgeschiedenis.
Een lege bibliotheek
Een nauwelijks bekend maar niet minder indrukwekkend kunstwerk staat op – of beter gezegd, ónder – de Opernplatz, na de oorlog omgedoopt tot de Bebelplatz. Op dat plein tussen de gebouwen van de Humboldt-universiteit vond in 1933 een grote boekverbranding plaats, minutieus voorbereid en geregisseerd door de succesvolle propagandamachine van de NSDAP. Als herinnering aan de boekverbrandingen heeft de Israëlische kunstenaar Micha Ullman in 1995 een lege bibliotheek laten graven onder de Bebelplatz. Door een kleine vierkante glasplaat kun je staren naar de witte boekenkasten zonder boeken, die zich meters onder je uitstrekken. Het monument is beklemmend, je voelt de leegte van onverdraagzaamheid, de armoede van eenzijdigheid.
In het nazi-Duitsland van de jaren 20 ontstond langzaam maar zeker een vijandige houding tegen ‘linkse hobby’s’ op universiteiten. Niet alleen de nationaal-socialistische politiek duwde van buitenaf, ook binnen de universiteiten werd door studenten de aanval geopend op ‘de on-Duitse geest’. De universiteit moest gezuiverd worden van democratische, Joodse, communistische, socialistische, anarchistische, liberale, pacifistische en seksuologische literatuur. Ook boeken van homoseksuele, Joodse en half-Joodse schrijvers moesten vernietigd worden, en dat culmineerde vanaf mei 1933 in de boekverbrandingen in Berlijn en vele andere Duitse steden. Werken van Hesse, Kafka, Marx, Musil, Remarque maar ook Einstein verdwenen in het vuur.
Wetenschapsvijandig
Fast forward naar 2024. In de Verenigde Staten is een president verkozen die de sloopkogel voor milieu- en klimaatbeleid al heeft opgepoetst. In ons land zit een regering met radicaal-rechts en racistisch gedachtengoed. We kunnen de sfeer daar het beste typeren als wetenschapsvijandig. Of anti-intellectueel, zoals hoogleraar ethiek Ingrid Robeyns krachtig betoogt in deze krant.
Dat anti-intellectuele zit ’m niet alleen in de aangekondigde bezuinigingen, maar ook door de neiging om op feiten en onderzoek gebaseerde adviezen in de wind te slaan. Dringende wetenschappelijke rapporten over milieu, klimaat, water en gezondheid verdwijnen diep in een lade. We horen in de coalitie al de eerste geluiden dat het met de klimaatdoelstellingen voor 2030 wel een tandje minder mag. Het miljard dat op het hoger onderwijs bezuinigd moet worden heeft ook al een bestemming: gewensdachte innovaties in de veehouderij.
Mijn bezoek aan de Bebelplatz heeft me gedwongen kleur te bekennen. Moet ik me opgelucht voelen, dat het in Nederland nog niet zo ver is dat onze regering rituele boekverbrandingen op universiteiten organiseert? Moet ik vertrouwen op de werking van neutraliserende krachten en instituties? Denken dat het met polderen, verkiezingen en een rechterlijke macht achter de hand allemaal wel goedkomt? Of moet ik juist bezorgd zijn, me realiseren waartoe regeringen in staat zijn en hoe snel radicaal gedachtengoed kan escaleren? Uit voorzorg kies ik ervoor om de voorgenomen bezuinigingen niet af te doen als simpelweg ‘lelijk’.
Ik heb ervoor gekozen om te demonstreren voor toegankelijk kritisch hoger onderwijs voor alle studenten. En om op te staan voor de toekomst van de universiteit als bron van kritische tegenspraak. Daar past geen bezuiniging, maar versterking.
Peter Kuipers Munneke is glacioloog bij de Universiteit Utrecht en weerman bij de NOS
Dit collegejaar is de instroom van internationale bachelorstudenten op Nederlandse universiteiten met 6 procent gedaald ten opzichte van vorig collegejaar. Dat blijkt woensdag uit (voorlopige) cijfers van koepelorganisatie Universiteiten van Nederland (UNL). Waar vorig collegejaar 18.600 internationale studenten begonnen aan een Nederlandse universiteit, waren dat er dit jaar 17.400. Voor niet-internationale studenten waren dat er respectievelijk 40.600 en 41.000.
Bij sommige universiteiten daalde de bachelorinstroom van internationals dit jaar drastisch, zoals op de Vrije Universiteit Amsterdam (VU) met 23,5 procent.
In collegejaar 2023-2024 was de instroom van internationale bachelorstudenten ongeveer even groot als die in collegejaar 2022-2023. De jaren daarvóór, ongeveer vanaf 2015, steeg het aantal aanmeldingen uit het buitenland ieder jaar.
UNL wijt de daling aan maatregelen van de universiteiten, waarmee ze de hoge instroom van internationale studenten beteugelden. Zo werven ze niet meer in het buitenland, behalve voor studies die opleiden tot een beroep in een krappe arbeidsmarktsector. Ook waarschuwen universiteiten buitenlandse studenten niet naar Nederland te komen als ze er geen huisvesting hebben gevonden.
Lees ook
Iedereen wil studiemigratie begrenzen. Maar over de manier waarop verschillen de meningen
Wetsvoorstel
De Wet internationalisering in balans (WIB) is nog niet van kracht. Die zou ook moeten helpen met het indammen van de instroom, als het aan het kabinet ligt. Het wetsvoorstel ligt nu bij de Tweede Kamer. De wet is in het leven geroepen omdat de hoge instroom van internationale studenten onder meer zorgt voor een groot tekort aan studentenkamers, overvolle collegezalen en verengelsing van het hoger onderwijs.
In het wetsvoorstel staat bijvoorbeeld de mogelijkheid voor universiteiten om een numerus fixus in te stellen op alléén de Engelstalige variant van een opleiding. En de verplichting om hun lessen in het Nederlands in plaats van het Engels te geven. Daar horen wel uitzonderingscriteria bij, bijvoorbeeld voor universiteiten die in een krimpregio liggen waardoor ze moeilijk zonder internationale studenten kunnen en voor studies die opleiden tot een beroep in een tekortsector.
Nu universiteiten zien dat de instroom al is gedaald zónder de wet, maken ze zich nog meer zorgen
Universiteiten hebben kritiek op het wetsvoorstel: ze vrezen een grote inbreuk op hun autonomie. Nu ze zien dat de instroom al is gedaald zónder dat de wet van kracht is, maken ze zich nog meer zorgen, zegt UNL-voorzitter Caspar van den Berg. Hij ziet namelijk óók een daling van de internationale instroom bij „vakgebieden waar de arbeidsmarkt om mensen staat te springen”. „Dit kabinet wil desondanks het aantal internationale studenten met rigoureuze wetgeving nog sterker terugdringen.”
UNL laat aan NRC weten dat de instroom van internationale studenten uit de Europese Economische Ruimte bij studies in de richting ‘natuur’ (waar bijvoorbeeld natuurkunde onder valt) met 16 procent is gedaald. Er is echter in de richting ‘techniek’ wél een stijging te zien, van 8,5 procent. Eerder schreef NRC dat internationale bachelorstudenten voornamelijk voor een studie kiezen in de niet-tekortsector ‘gedrag en maatschappij’. Daar is nu een afname te zien van 7 procent.
Lees ook
Het wordt lucratief als de internationale student hier gaat werken
Amsterdam was vorige week wereldnieuws vanwege het gerichte geweld tegen Israëlische voetbalsupporters. Nog altijd zijn niet alle feiten bekend. Toch ziet politiek redacteur Guus Valk dat voor veel politici in Den Haag de oorzaak nu al duidelijk is: volgens hen kampt Nederland met een integratiecrisis.
Heb je vragen, suggesties of ideeën over onze journalistiek? Mail dan naar onze ombudsman via [email protected].