Al jaren wind ik mij op over het liedje ‘Ironic’ van Alanis Morissette. Ze pretendeert daarin ironische situaties te beschrijven, maar faalt in zeker de helft van de gevallen. Regen op je huwelijksdag, een vlieg in je chardonnay, een file als je te laat bent: allemaal vervelende dingen, maar ironisch? Het dichtst bij ironie komt het voorbeeld ‘tienduizend lepels als je alleen een mes nodig hebt’, en dat maak je maar zelden mee.
Mocht Morissette het liedje ooit willen herschrijven, dan zou ze het Kamerdebat over de verkiezingsuitslag kunnen terugkijken. Het feit dat de toekomstige oppositie beter dan Pieter Omtzigt leek te begrijpen hoe je de democratische rechtsstaat beschermt, terwijl juist Omtzigt die rechtsstaat tot speerpunt had gemaakt, leek me wél een prima voorbeeld van ironie.
Dit werd bijvoorbeeld duidelijk rondom Henri Bontenbals pleidooi voor een ‘democratisch ethos’. Volgens de nieuwe CDA-leider draait het in een democratische rechtsstaat om meer dan het respecteren van de Grondwet en de grondrechten: ook taal en gedrag van politici zijn belangrijk, bijvoorbeeld als ze praten over democratische instituties. „Afbrokkeling van de rechtsstaat begint met woorden”, aldus Bontenbal. Hij kreeg bijval van Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) en Marieke Koekkoek (Volt), die Geert Wilders vroegen om afstand te nemen van uitspraken als „kopvoddentaks”, „D66-rechters” en „tuig van de richel” (over journalisten). Wilders moest er niets van weten: „Ik neem nergens afstand van en ik bied nergens excuses voor aan.” Die uitspraken had hij gedaan in zijn „rol als oppositieleider”. In zijn nieuwe rol, als leider van de grootste partij, wilde hij „een andere mening laten horen”.
Wilders kon zijn rollenspel opvoeren zonder interruptie door zijn beoogde nieuwe coalitiegenoten. Ook Omtzigt, de man die in zijn verkiezingsprogramma schreef te staan voor een „respectvolle omgang met inwoners, collega-parlementariërs, bewindspersonen en ambtenaren”, bleef zitten.
Een ander schopje tegen de rechtsstaat was de motie waarin VVD-fractievoorzitter Dilan Yesilgöz de Eerste Kamer opriep zich voorlopig niet te buigen over de wet die haar eigen ministerie – pardon, dat van minister Yesilgöz – had ingediend en die al was aangenomen door de Tweede Kamer. Zelfs de SGP, tegenstander van de Spreidingswet, moest erkennen „vanwege rechtsstatelijkheid” niet voor deze motie te kunnen stemmen.
Ook voor het internationaal recht toonde deze actie weinig respect. Het idee van het Vluchtelingenverdrag is immers dat het democratieën kan dwingen om vluchtelingen op te vangen. Het enige dat de Spreidingswet doet, is ervoor zorgen dat deze dwang, die er nu eenmaal is zolang Nederland het internationaal recht respecteert, eerlijk verdeeld wordt over het land. Gemeenten die weigeren vluchtelingen op te vangen zijn dus eigenlijk mensenrechtenweigeraars. Ik zie niet in met welk principieel argument je dat kunt verdedigen. Het enige argument is strategisch: als Ter Apel overloopt, is er meer momentum voor instroombeperking.
Yesilgöz’ motie is niet alleen, zoals minister Hugo de Jonge het vrijdag noemde, „staatsrechtelijk onverstandig”, maar ook een typisch voorbeeld van de oude bestuurscultuur. Opnieuw wekt het verbazing dat Omtzigt hier geen problemen mee had; zijn naam stond zelfs onder de motie. En dat terwijl hij in zijn verkiezingsprogramma nog pleitte voor een „andere politieke cultuur” en dus een respectvolle omgang met collega-parlementariërs.
Dit lijkt me al voldoende input qua ironie, maar als ik Morissette was zou ik ook nog even kijken naar Yesilgöz’ HJ Schoo-lezing vorig jaar over de democratische rechtsstaat. Die zou bedreigd worden door extremisten die „alle instituties die onze rechtsstaat vormen en verdedigen, in twijfel trekken”, zoals „politici die journalisten zwart maken” en „rechters wegzetten als partijdig”. Democratisch gezinde burgers moedigde ze aan zich hiertegen uit te spreken: „Bemoei je ermee.”
Maar dat was Yesilgöz als uitspreker van de HJ Schoo-lezing, alweer een aantal rollen geleden. Van VVD-leider Yesilgöz hoeven we geen bemoeienis met antirechtsstatelijke uitlatingen van haar beoogde coalitiepartner te verwachten. En van Omtzigt dus ook niet. Voor hem is de Grondwet een „keiharde ondergrens”, en van Wilders heeft hij „gehoord dat hij zich aan de Grondwet houdt”. Over de schade die Wilders de rechtsstaat met zijn woorden toebrengt zei hij niks.
Ik denk dat ik het niet verder voor Alanis Morissette hoef uit te spellen.
Leeslijst