Het landelijke tekort aan leraren is opnieuw toegenomen. Op 1 oktober werden er in het basisonderwijs leraren gezocht voor 9.800 voltijdbanen. Een jaar geleden waren dat er 9.700. Het tekort aan schoolleiders is eveneens met zo’n 100 banen toegenomen, tot 1.200.
Dat blijkt uit een brief van de demissionair ministers Mariëlle Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs, VVD) en Robbert Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, D66) aan de Tweede Kamer.
Voor het eerst is ook een meting gedaan in het voortgezet onderwijs. Daaruit blijkt een tekort van 3.800 voltijdbanen. Er is onder meer een gebrek aan leraren wiskunde, natuurkunde en talen.
Volgens minister Paul wordt „alles op alles” gezet om de tekorten aan te pakken. „En dat blijven we doen. Maar we moeten ook realistisch zijn. Want er is geen wondermiddel.” Ze wijst erop dat het onderwijs te maken heeft met concurrentie vanuit andere sectoren. „Personeelstekorten zijn er momenteel op heel veel plekken.”
Hogere salarissen
Om het lerarentekort tegen te gaan, sprak het kabinet in het Onderwijsakkoord uit april 2022 af jaarlijks 1,5 miljard euro te investeren in leraren en ander onderwijspersoneel. Daarmee konden onder meer de salarissen in het basis- en speciaal onderwijs gelijkgetrokken worden met de salarissen in het voortgezet onderwijs. Ook wordt met dit geld de werkdruk aangepakt en krijgt het onderwijspersoneel op scholen met veel kwetsbare leerlingen een extra toelage bovenop het salaris.
De PO-raad, die de belangen van basisscholen behartigt, laat in een reactie op de nieuwe cijfers weten zich al een tijdlang zorgen te maken over de gaten die vallen in de personeelsbestanden. Voorzitter Freddy Weima: „Deze nieuwe cijfers onderstrepen die zorgen: de leraren- en schoolleiderstekorten nemen toe. Gelukkig zijn er de afgelopen jaren belangrijke maatregelen genomen zoals het dichten van de loonkloof tussen primair onderwijs en voortgezet onderwijs. Maar het is echt tijd voor volgende stappen: een structureel probleem als het lerarentekort vraagt om structurele bekostiging, terwijl de afgelopen kabinetten te veel vertrouwen hebben gehad in tijdelijke subsidies.”
Onorthodoxe maatregelen
Vooral in de Randstad groeien de tekorten, met als dieptepunt Almere, waar bijna een op de vier lerarenbanen in het basisonderwijs openstaat. Maar ook in Den Haag, Amsterdam en Rotterdam zijn de tekorten groot. Van de vier grote steden is het tekort het laagst in Utrecht.
De wethouder Onderwijs in Almere, Roelie Bosch (ChristenUnie), laat weten dat de toename van het lerarentekort haar „aan het hart” gaat. „Het tekort valt niet op te lossen, hooguit af te remmen”, zegt zij in een reactie. In 2024 reserveert de stad in elk geval vijftig woningen voor leraren die in Almere willen komen wonen en werken. Bosch: „Iedereen ziet dat je met een huidig lerarentekort van bijna 25 procent, en een doorgaande groei van het aantal leerlingen tot meer dan 25 procent in 2036, onorthodoxe maatregelen moet nemen.” Een aantal basisscholen in Almere kondigde onlangs aan voor een aantal klassen over te gaan op een vierdaagse werkweek vanwege het lerarentekort.
Den Haag heeft na Almere het grootste tekort aan leraren in het basisonderwijs. „De cijfers zijn gewoon dramatisch”, zegt de Haagse wethouder Hilbert Bredemeijer (Onderwijs, CDA). In Den Haag staan 689 voltijds lerarenbanen open in het basisonderwijs. „Juist in wijken waar al grote achterstanden zijn, zie je dat het lerarentekort erg groot is.”
Hij stuurde vrijdag een brief aan de Haagse gemeenteraad waarin hij uiteen zet wat hij doet om het probleem aan te pakken. Daarin valt onder meer te lezen dat de gemeente geld heeft uitgetrokken voor goede begeleiding van mensen die vanuit een ander beroep de overstap maken naar het leraarschap, de zogenoemde zij-instromers. Volgens Bredemeijer werkt dit: „We zien dat zij-instromers dan eerder besluiten om het hele opleidingstraject af te maken en daadwerkelijk voor het onderwijs kiezen.”
Lees ook
Hoe komen we uit de onderwijscrisis?
Ook Amsterdam heeft extra ingezet op het opleiden van zij-instromers. Daarmee zijn 486 nieuwe leraren geworven. En ook in de hoofdstad krijgen mensen die er leraar willen worden voorrang bij het huren van een woning. „Maar de problemen kunnen alleen worden opgelost als het Rijk met een structurele aanpak komt”, stelt wethouder Onderwijs Marjolein Moorman (PvdA).
„Als stad hebben we nauwelijks invloed op een aantal belangrijke factoren die leiden tot het tekort. De krappe woningmarkt en krapte op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld, die zich in een stad duidelijker manifesteren dan elders in het land.” Het ministerie moet volgens haar „structureel en met een duidelijke visie” inzetten „daar waar de nood het hoogst is”. „Focus op de grote steden waar de tekorten blijven toenemen en zo veel hoger zijn dan in de rest van het land.”
Angst voor pabo-toets
Het ministerie heeft in totaal 58 miljoen euro vrijgemaakt voor het subsidiëren van zij-instromerstrajecten in het hele land. Dat lijkt te werken. In 2017 waren er 500 zij-instromers werkzaam in het onderwijs, nu zijn dat er bijna 2.300.
Tegelijk neemt de belangstelling voor de pabo licht af. Het ministerie wil de lerarenopleidingen aantrekkelijker maken door minder reflectieverslagen van studenten te vragen en hen meer te beoordelen in de praktijk, als ze voor de klas staan.
De Haagse wethouder Bredemeijer denkt dat er nog iets anders nodig is. „Ik hoor dat er een behoorlijk grote angst is voor de toelatingstoets op de pabo waarbij taal en rekenen worden getoetst. Die toets, die in het eerste studiejaar moet worden volbracht, heb je niet bij andere opleidingen die ook te maken hebben met onderwijs. Bij pedagogiek bijvoorbeeld stijgen de aanmeldingen. We zouden, zonder de kwaliteit los te laten, studenten langer de tijd moeten geven om die toets te halen. In de tussentijd kunnen de pabo’s de studenten bijspijkeren, zodat er meer kans is dat ze de toets halen. Ik hoop dat de minister daarover wil nadenken.”
Leeslijst