Valt het monster van de arbeidsmarkt te temmen?

De extreme krapte op de arbeidsmarkt kan ervoor zorgen dat beleid minder vat heeft op de economie. Vraag maar aan de centrale bankiers. Door
Animatie Anne van Wieren

Begin jaren negentig waren erg veel economen en beleidsmakers ervan overtuigd dat na elke recessie de werkloosheid zou stabiliseren op een hoger peil dan ervóór. Dat ze dat dachten, mag hun worden vergeven: twintig jaar eerder, begin jaren zeventig, was de werkloosheid extreem laag. En sindsdien was die, met de horten en stoten van de economische conjunctuur, telkens verder gestegen. Het lag voor de hand die trend te extrapoleren.

Hoe dat afliep, weten we nu. De werkloosheid daalde in de wilde tweede helft van de jaren negentig juist razendsnel, tot nog maar 3,5 procent rond de eeuwwisseling. Ruim twintig jaar dáár weer na zitten we op hetzelfde, lage, niveau. En dat wordt nu niet zozeer gezien als een overwinning, maar steeds meer als een probleem. Hieronder een van de beste manieren om die krappe arbeidsmarkt in beeld te brengen: de verhouding tussen het aantal openstaande vacatures en het aantal mensen dat op zoek is naar werk.

Je zou, voor Nederland, eigenlijk kunnen zeggen dat sprake is van volledige werkgelegenheid. Er is nauwelijks speling; misschien nog een beetje ‘frictiewerkloosheid’ – het oneerbiedige feit dat altijd een paar mensen even kort zonder baan moeten zitten om de arbeidsmarkt te laten functioneren. De resterende werkloosheid is er omdat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet goed op elkaar aansluiten.

In veel andere industrielanden is de situatie nog niet zo nijpend. Maar in de Verenigde Staten en Duitsland wél – zelfs erger dan in Nederland. Dat maakt het moeilijk om beleid te voeren. Zeker voor de centrale bankiers van Europa en Amerika, die deze week hun laatste vergadering van 2023 hielden. Zij hebben vanaf anderhalf jaar geleden hun rentes sterk opgeschroefd om de oplopende inflatie te temmen. Die inflatie was deels het gevolg van de oorlog in Oekraïne, maar zij was daarvóór ook al aan de gang. De periode na de pandemie, met name de zomer van 2021, toonde een grootscheepse inhaalvraag van mensen en bedrijven, met krapte en hogere prijzen als gevolg. De door de oorlog stijgende energie- en voedselprijzen kwamen daar bovenop.

Het probleem is nu dat die renteverhogingen door de centrale bankiers nog niet zo goed werken als gedacht. En de krappe arbeidsmarkt kan daar veel mee te maken hebben. Kijk maar mee met deze cijfers van de Europese Commissie (het idee die reeksen hier te gebruiken stamt van een zeer goed rapport over de arbeidsmarkt van ING uit november).

Wat je hier ziet, is dat zelfs na anderhalf jaar van forse renteverhogingen, ondernemers in de industrie in Nederland nog altijd meer mensen willen hebben. En dat het animo hiervoor in de gehele eurozone nog maar nét negatief is. In de dienstensector is de vraag naar arbeid nog steeds positief, in Nederland én gemiddeld in de eurozone. In Nederland stijgt hij zelfs weer.

Intussen wordt op de beurzen alweer vooruitgelopen op de tijd dat de centrale banken de klus denken te hebben geklaard, en de rentes weer verlagen – wat doorgaans goed is voor de koersen. De centrale bankiers proberen op hun beurt die verwachting te temperen. En zo raken de financiële markten verzeild in een gemoedstoestand waarin ze van tijd tot tijd terechtkomen: goed nieuws is slecht nieuws, en andersom. Dat bijvoorbeeld de Amerikaanse banengroei vorige week groter was dan verwacht, en de werkloosheid daalde van 3,9 naar 3,7 procent, werd met grote teleurstelling ontvangen: nu duurt het wéér langer tot de economie voldoende is afgekoeld en de rentes naar beneden mogen.

Is het monetaire beleid minder effectief aan het worden, nu door vergrijzing de arbeidsmarkt voorlopig krap blijft? En dan nog: een rentestijging leidt misschien wel tot minder vraag naar auto’s, maar waarschijnlijk niet tot een geringere zorgbehoefte van een tachtigjarige.

Pas op met extrapoleren, zo leren de jaren negentig. Maar opmerkelijke moderne verschijnselen zijn er al genoeg. Werknemers zijn gewilder dan ooit. Deeltijdwerk rukt ook buiten Nederland op, kritiek van managers op werknemers wordt slechter ontvangen, lastige diensten ontweken door ontslag te nemen en als zelfstandige terug te keren. Met goedkope arbeidsmigratie worden tekorten opgevangen, maar dat vermindert misschien ook de druk om arbeid te besparen door te mechaniseren en automatiseren. Want waarom zou je dan nog?

Bij veel diensten gaat dat sowieso een stuk moeilijker dan in industrie en landbouw. Je kunt een buschauffeur niet winstgevender maken door hem of haar overal 100 kilometer per uur te laten rijden. En kijk eens naar het ziekteverzuim. Of we vaker verzuimen door de hogere werkdruk die het gevolg is van krapte, of omdat we er makkelijker mee wegkomen, is misschien geen populaire vraag. Maar die is het onderzoeken zeker waard, zou je denken. Want het monster van de arbeidsmarkt is nog lang niet getemd.