Het is al laat in de avond als Dejan Mladenovic (35) een telefoontje krijgt. Er is geschoten vlakbij zijn huis. Hij belt zijn moeder, die hem vertelt dat iemand is overleden. Als hij vanuit zijn werk aankomt in zijn dorp ziet hij honderden politieagenten. „Zwaailichten en overal agenten, maar verder was het ijzingwekkend stil”, vertelt Mladenovic. Dichterbij de school in het dorp ziet hij de lichamen van twee bekenden liggen: Milan (22) en diens zusje Kristina Panic (19). „Overal lag bloed. Je hoorde alleen hun ouders.”
Hij weet dan nog niet dat zijn jongere broer ook neergeschoten is.
In de avond van 4 mei dit jaar schiet een twintigjarige jongen drie van zijn dorpsgenoten dood in het dorpje Dubona in Servië. Eerder op de avond schoot hij ook al zes vrienden dood die aan het barbecueën waren in het naastgelegen dorp Malo Orasje. Deze schietpartij volgde na een andere: een dag eerder schoot een dertienjarige jongen negen van zijn klasgenoten en de conciërge dood in een school in Belgrado.
Terwijl Mladenovic de lichamen van twee van zijn dorpsgenoten ziet liggen, hoort hij dat zijn broer Dalibor (24) in de ambulance is meegenomen. Ook hij zat op de bankjes voor de school toen de schutter langsreed. „Binnen tien minuten belde een vriend, hij vertelde dat mijn broertje het ziekenhuis niet had gehaald.”
Op 3 en 4 mei van dit jaar werd Servië opgeschrikt door twee massamoorden. De eerste gepleegd door een kind, de tweede door een net-volwassen man. Het leidde tot massaprotesten in Belgrado – de grootste sinds de val van het Milosevic-regime in 2000. De demonstranten waren boos op de grootste televisiezenders, die geweld verheerlijken, én boos op president Aleksandar Vucic – die de daders beschimpte, maar elk verwijt over het disfunctioneren van zijn regering wegwuifde. In een eerste reactie gaf zijn regering de schuld aan internet, videospelletjes en westerse waarden.
Lees ook
dit profiel van president Aleksandar Vucic
Sterke gemeenschapszin
Eind november is het mistig op de weg van Malo Orasje naar Dubona – het is dezelfde weg waarover Uros Blazic bijna een halfjaar eerder reed om vanuit zijn auto met een automatisch wapen voorbijgangers neer te schieten. Veel huizen staan leeg, de verf is van de muren afgebladderd, daken vervallen. Dit is het platteland van Servië, dat wordt gekenmerkt door armoede en een sterke gemeenschapszin. In Dubona – dat zo’n 1.200 bewoners telt – kent iedereen elkaar, vertelt Mladenovic die doordeweeks voor een transportbedrijf in de naburige stad werkt en in het weekend op zijn boerderij in Dubona is. „Natuurlijk kenden we Uros, hij woont een paar honderd meter van ons vandaan.”
Over het voorval zwijgt Dubona. De winkelbediende van het plaatselijke supermarktje was erbij, maar wil er niets over zeggen. Op de deur van winkel hangen overlijdensberichten met foto’s erop. Allemaal oudjes, behalve de drie gezichten van Kristina, Milan en Dalibor.
„Elke dag als ik brood ga halen loop ik langs het graf van mijn broertje”, zegt Mladenovic terwijl hij stopt met praten en uit het raam kijkt om zijn tranen tegen te houden. „Niemand weet waarom mijn broertje is vermoord”, vervolgt Mladenovic. „Maar iedereen weet dat er al jaren problemen waren met de schutter en dat die onder het tapijt werden geveegd. Zijn vader was luitenant-kolonel in het leger en daarom kwam de familie er altijd mee weg.” Er waren voor de schietpartij al meerdere aangiftes gedaan tegen de dader, waaronder mishandeling van een politieagent, maar dat leidde nooit tot strafvervolging.
Diezelfde verbazing klonk ook bij die andere massamoord, van een dag eerder. Het dertienjarige jongetje had het wapen uit zijn vaders kluis gestolen. Iets wat volgens de strenge Servische wapenwetten al niet zou moeten kunnen. Nog meer verbazing wekte het feit dat hij van zijn vader al schietles had gekregen op een schietbaan, een plek die voor dertienjarigen niet toegankelijk zou moeten zijn. De vader, een bekende radioloog in Servië, kreeg dat privilege volgens de demonstranten vanwege zijn maatschappelijke positie.
Wekenlang gingen tienduizenden mensen de straat op in Belgrado. „Iedereen voelde dat er iets helemaal verkeerds zit in onze maatschappij”, zegt oppositiepoliticus en een van de aanvoerders van de demonstraties Robert Kozma in een café in Belgrado. „Helemaal nadat de regering de schuld gaf aan ‘die gekken’ en volhield dat alles goed is in ons politieke systeem. Terwijl iedereen wist dat mensen die dichtbij de huidige regering staan, zoals beide vaders, weg kunnen komen met alles.”
Lees ook
deze reportage over de protesten in mei
Maar de protesten gingen niet alleen over de vermeende vriendjespolitiek in de Servische samenleving. Ook de twee grootste televisiezenders Pink en Happy, die veelal gewelddadige entertainmentprogramma’s afwisselen met regeringsgezinde nieuwsprogramma’s, kregen kritiek. Daarnaast hebben veel invloedrijke tabloids nauwe banden met de regering en is de staatsomroep op de hand van Vucic. Oppositiepoliticus Kozma: „De bevolking weet dat ze continu worden beïnvloed door leugens.”
Jachtsnuisterijen
Aan de ringweg van Belgrado ligt de wapenwinkel van Martic Jandrija: Balkan Hunter. Bij binnenkomst zijn vooral stapels camouflagekleuren en andere jachtsnuisterijen te zien. Maar als achter twee houten deuren de lichten aanspringen, zijn daar de geweren zichtbaar. „Welkom in het theater”, zegt een medewerker van de wapenwinkel. In een achterkamertje, tegenover twee lederen banken en een koelkast vol sterke drank, hangen zo’n honderd geweren die tussen de 300 en 50.000 euro kosten.
Maar de afgelopen maanden zat bijna niemand op deze lederen bank, vertelt eigenaar Jandrija. „De omzet is sinds de schietpartijen gedaald met 80 procent – de afgelopen zes maanden heb ik nul geweren verkocht.” Daarvoor verkocht hij zo’n vier geweren per week.
Als reactie op de schietpartijen heeft president Vucic beloofd de wapenwetgeving strenger te maken. „Maar deze is al uitermate streng”, zegt Jandrija, die uitlegt dat er een strikt proces vooraf gaat aan een wapenaankoop. „Doktersverklaringen, familieverklaringen en de politie gaat zelfs langs bij de buren om te vragen of ze het verstandig vinden”, vertelt Jandrija. „Zeggen ze nee, dan krijg je geen wapen.” Hoe ze het nog strenger willen maken – Jandrija heeft geen idee.
Over politiek wil hij verder niet praten. „Wil je een glaasje zelf gebrouwen raki?”
Servië kent het hoogste wapenbezit van Europa, wat deels een erfenis is van de Joegoslavische oorlogen in de jaren negentig. Veel wapens zijn dan ook niet geregistreerd en worden illegaal thuis gehouden. Daarom besloot Vucic na de schietpartijen om een inzamelingsactie van illegale wapens te organiseren – waarbij mensen niet bestraft zouden worden als ze een wapen inleverden. Het leidde tot de inzameling van ruim 100.000 wapens.
Maar strengere wapenwetten en een inzamelingsactie bleken niet genoeg om de druk van de demonstranten op Vucic te temperen. Vandaar dat hij vervroegde parlementsverkiezingen uitschreef, de vijfde in de afgelopen tien jaar tijd. Zelf doet hij er als president niet aan mee, maar de kieslijst van zijn partij Servische Progressieve Partij (SNS) draagt wel zijn naam.
Oppositiepoliticus Kozma heeft hoop dat deze verkiezingen het begin van het einde zullen zijn van Vucic. De oppositie heeft zich namelijk verenigd onder de kieslijst Servië Tegen Geweld en lijkt goed te gaan scoren – maar niet genoeg om de meerderheid te krijgen in het parlement. „We kunnen waarschijnlijk de burgemeestersverkiezing in Belgrado, die tegelijkertijd is, voor het eerst winnen en dan kan dit regime binnen twee jaar vallen” , zegt Kozma hoopvol. „Zes maanden voor het einde van het Milosevic-regime, achtte iedereen het onmogelijk dat hij zou aftreden.”
Muurschildering
Wie de dorpen Dubona en Malo Orasje binnenrijdt kan de slachtoffers van de tweede schietpartij in de ogen aankijken. Op de muren van de school en het gemeentehuis, beide pal aan de weg, zijn vrolijk lachende portretten geschilderd van de negen jonge slachtoffers. „Alle aandacht gaat uit naar de schietpartij in Belgrado”, zegt Mladenovic, de oudere broer van een van de slachtoffers. „Maar hier lopen elke dag kinderen naar school en zien ze die muurschildering. Voor hen is elke dag traumatisch.”
Hij wordt er nog steeds kwaad van. Dat zijn broertje dood is, dat de overheid niet eerder optrad tegen de dader en dat er weinig aandacht is voor de nabestaanden. Ook al woont hij zo’n beetje naast de familie van de dader, wraak nemen wil hij niet. „Ik geloof niet in wapens”, zegt Mladenovic. „Ik geloof in woorden.”
Leeslijst