We boren ons hoorndol


Frits Abrahams

Het liefst zou ik in deze column het geluid nabootsen van de boor die twee maanden van mijn leven vergald heeft. Helaas moet ik volstaan met weinigzeggende woordjes als ‘doordringend’, ‘schril’ en ‘snerpend’. Het appartement boven het onze was verkocht aan expats, die al een poos elders in Amsterdam hadden gewoond. Ze hadden ons in een mail keurig op de hoogte gesteld van de voorgenomen renovatie, vooral bestemd voor de constructie van een extra slaapkamer, die ruim drie maanden in beslag zou nemen.

Drie maanden! Dat loog er niet om. Wij zuchtten diep, maar besloten ons dapper schrap te zetten. Per slot van rekening hadden we op het gebied van renovatie en reparatie al het nodige meegemaakt in ons gebouw. Tijdens een vorige verbouwing in het appartement boven ons had ik zelfs het type oorkappen aangeschaft waarmee ik werkmensen in actie zag. De dempende werking ervan is behoorlijk, maar het nadeel is dat je ze irritant strak op je oren moet zetten. Bovendien zag ik er achter mijn laptop niet langer uit als een peinzende publicist, maar als een stratenmaker die zijn straat was kwijtgeraakt. Toevallige bezoekers keken me meewarig aan: was het schrijven van een column soms een soort dwangarbeid geworden?

Bij de nieuwe verbouwing moest ik die oorkappen weer uit de mottenballen vissen, maar daarmee waren mijn vrouw en onze, al of niet toevallige, bezoekers nog niet geholpen. Het lawaai van het boren was veel erger dan we gewend waren, het was een door merg en been snijdend gedreun en gedril, dat zelfs buiten, aan de overzijde van de straat, nog goed hoorbaar was. Binnen was praten nog wel mogelijk, maar elkaar verstaan lukte niet meer. De poes kroop verbijsterd onder het bed en kwam er de rest van de dag niet meer vandaan.

Soms, met onregelmatige tussenpozen, zweeg De Boor, als een beul die de marteling opzettelijk rekt om nog meer pijn te veroorzaken. Dan haalde je opgelucht adem, ook al wist je dat de kwelling elk moment opnieuw kon beginnen.

Overdrijf ik? Natuurlijk, maar dat deed De Boor ook. Ik vroeg me af hoe andere mensen deze geluidsterreur doorstonden, er wordt immers in Nederland, en zeker in Amsterdam, verbouwd alsof het leven ervan afhangt. Timmeren, kloppen, boren – men doet niets liever. Aannemers kunnen het werk niet meer aan, wie zijn huis wil laten verbouwen moet wachten tot de instorting nabij is.

Mág het eigenlijk wel, al dat verbouwen, of moet er wel degelijk rekening worden gehouden met de buren? Ik heb het even nagekeken. Alles mag, althans, vrijwel alles, als je het maar overdag doet. Je mag er ook doodgemoedereerd dagen, weken en maanden mee doorgaan. Van een voorgeschreven beperking van het aantal decibellen is nergens sprake. We jammeren over Schiphol, maar thuis boren we onszelf hoorndol.

Wat te doen? We maakten een Engels praatje met de nieuwe bovenbuurman. Een aardige, beleefde man. Er moest nog het een en ander „demolished” worden, legde hij uit. Misschien kan mijn appartement er nog wel bij, had ik bijna gezegd, dan waren we meteen van alle ellende af.

Enkele weken later trof ik hem opnieuw bij de voordeur van ons gebouw. „Demolishing, the last part”, kondigde hij blij aan. Het klonk naar een speelfilm of tv-serie die ik niet meer hoefde te zien.