Berooid komen Afghanen uit Pakistan aan in winters Kabul

In de openlucht-busterminal in het noorden van Kabul liggen stapels levenslang opgespaarde bagage: uitpuilende koffers, gedemonteerde bedframes. Het reguliere schema van de landelijke lijnbussen is behoorlijk in de war geschopt, en daarom slapen de beoogde passagiers er dag en nacht. Het zijn ‘terugkeerders’, Afghanen die Pakistan zijn uitgezet, iets wat al sinds november aan de gang is. Het buurland wil alle ongedocumenteerden weg hebben, zo maakte Islamabad in oktober duidelijk. Het betekent dat 1,7 miljoen Afghanen naar ‘huis’ moeten. In een maand tijd kwamen er zeker 370.000 door de grensposten.

In tussenstop Kabul komen inmiddels honderden mensen per dag aan, volgens politieman Jabul Abar. Hij moet de rust bewaren op het busdepot in de buitenwijk. Hier hebben de autoriteiten van de hoofdstad een klein kampement ingericht. De canvas tenten staan aan de rand van de parkeerplaats: plek voor vijfhonderd. „Het is heel lastig voor het Islamitisch Emiraat om deze mensen goed op te vangen”, aldus de politiecommandant, die de naam gebruikt waarmee de Taliban hun heerschappij in Afghanistan aanduiden. „Zij wilden hier helemaal niet komen.”

De 27-jarige Ghulam Hazrat had zelfs nooit gedacht in „mijn vaderland” terecht te komen, zegt hij. Zo zijn er velen – de kinderen van ouders die decennia geleden als oorlogsvluchtelingen of arbeidsmigranten vertrokken. Hazrat houdt vertwijfeld de vluchtelingen-registratiepas van de Pakistaanse autoriteiten omhoog. De hoeken zijn eraf geknipt, door de pasfoto van zijn dochter ging een perforatorgat. Het document bleek minder waard dan gedacht. „We hebben nu alleen nog maar de registratie van de poliovaccinatie die de jongsten aan de grens kregen.”

De dertiger Mahmoud stelt het al wat langer zonder papieren. Die verbrandde hij expres, drie jaar geleden, voordat hij naar Pakistan vertrok. Uit zijn documenten was duidelijk dat hij voor het door NAVO-troepen getrainde nationale leger had gewerkt. Voor de Taliban, toen nog in strijd om het land verwikkeld, zou hij direct als verrader gelden.

„Het was beter om ongedocumenteerd in Pakistan te zijn. Tot nu”, vertelt hij. Zonder papieren kon hij vanuit Islamabad zijn zaak voor immigratie naar een Westers land niet bepleiten – en zonder papieren moest hij dus ook terug, naar een land onder de Taliban.

„Ik denk niet dat ze erachter komen”, zucht Mahmoud zachtjes in de tent, waar ook zijn kinderen en zijn vrouw verblijven. „Gelukkig kunnen we nu direct doorreizen, terug naar huis.” Als hij een manier vindt om niet afhankelijk te zijn van overheidshulp, hoopt hij ook buiten het vizier van het Emiraat te kunnen blijven.

‘Er blijven maar mensen komen’

De praktische hulp die de overheid terugkerende Afghanen überhaupt kan bieden, blijkt binnen enkele dagen behoorlijk beperkt. Bij een tweede bezoek aan het opvangkamp, in het laatste licht van de dag, zijn alle tenten inmiddels „zeker dubbel bezet”, wijst politiecommandant Abar. „Er blijven maar mensen komen. Maar vandaag hoorden we dat het Emiraat het vervoer niet meer kan regelen. Er is geen geld.”

Bij de busterminal van Kabul staat een bus klaar voor ‘terugkeerders’ uit Pakistan, die willen doorreizen naar Kunduz.
Foto Masood Shnizai

Eén bus staat klaar voor vertrek, bestemming: de noordelijke provincie Kunduz en de gelijknamige hoofdstad. Een groepje mannen probeert een ladekast het voertuig binnen te tillen, de achterbank wordt al geblokkeerd door een daar geplaatste motor. Veel passagiers hebben al een plekje uitgezocht, bang deze rit te missen. Het is vanaf Kabul nog zeker twee volle dagen reizen tot het eindpunt. Een aantal moeders heeft peuters te soezen gelegd in het gangpad. „Het is beter dat ze slapen, dan dat ze honger hebben”, zegt een tienermeisje over haar kleine broertje.

De passagiers en de mensen die in het kampement van Kabul aankomen, hebben „enge weken” in Pakistan achter de rug, vertelt de 28-jarige Alif Shah. „We maakten invallen door de autoriteiten mee. Het werd heel stressvol.”

Om hem heen spreken lotgenoten van pesterijen, arrestaties om een vertrek te forceren, en vernielingen. De stunt van het Afghaanse nationale team op het afgelopen wereldkampioenschap cricket – winst tegen Pakistan – zou in verschillende Pakistaanse steden reden zijn geweest om woede te botvieren in woonwijken met veel Afghanen, vertellen de doorreizigers.

Alif Shah, die weg moest uit het Pakistaanse Quetta, wil naar Kunduz. Hij kan niet zelf voor de bus betalen.
Foto Masood Shnizai

Shah wil nu ook naar Kunduz, maar pakt niet de bus die nu wordt ingeladen: hij kan dat niet zelf betalen. „In Quetta [Pakistan] werkte ik als kleermaker, ik heb mijn naaimachine verkocht toen het me te gortig werd.” Hij probeert kalm te blijven. Zeven dagen is hij nu in het land, met vrouw en twee kinderen. „Gisteren ging mijn huisraad mee op een bus – transport dat nog betaald was. Maar nu zitten wij vast.”

Misschien slaagt het Emiraat erin om de bekostiging voor de bussen te hervatten, denkt politieman Abar. Het is niet de bedoeling dat de Afghaanse hoofdstad een eindpunt wordt voor terugkeerders die er geen contacten hebben. Eigenlijk is het opvangkamp in Kabul een noodoplossing. Hier geldt letterlijk de omschrijving die de twintiger Kamran in Pashtun gebruikt om de omgeslagen situatie in Pakistan te omschrijven: „Andermans bedden zijn maar voor een deel van de tijd beschikbaar.”

Volgens de Afghaanse autoriteiten moeten de provincies zorgen voor herintegratie van de teruggekeerde vluchtelingen, al is onduidelijk hoe dat precies moet gebeuren. Onderwijl heeft het Emiraat zich in publieke verklaringen woedend uitgelaten over het „vernederende, unilaterale” Pakistaanse beleid. Het neemt vooral aanstoot aan Islamabads stellige overtuiging dat terreurgroeperingen die in Pakistan actief zijn in Afghanistan onder de vleugels van de Taliban kunnen opereren.

Weinig hoop op werk

Kamran weet dat het „nu geen oorlog is” in Afghanistan. Veel meer kan hij niet vertellen over het land dat zijn vader verliet. Hijzelf groeide, net als zijn broer en zus, op in de noordelijke Pakistaanse stad Rawalpindi. Nu moeten hun drie gezinnen naar een dorp in de Afghaanse provincie Balkh: van een miljoenenstad naar het platteland, waar voorouders schapen hoedden. „Misschien zijn daar nog timmermannen nodig, dat deed ik eerst”, reageert Kamran op dat vooruitzicht.

Achter hem is zijn zus Gul in hun op een hoop gegooide bagage op zoek naar een extra deken. Net als veel anderen is zij niet gewend aan de bittere kou van de Afghaanse winter. Kinderen die tussen de scheerlijnen rondrennen, halen constant hun neus op.

Kamran en zijn familie hebben hun bagage uitgestald bij de busterminal van Kabul, die is ingericht als tijdelijke opvangpost voor Afghanen die gedwongen terugkomen uit Pakistan.
Foto Masood Shnizai

Niet alleen de temperaturen van dit jaargetijde zullen voor de ‘nieuwe’ Afghanen moeilijk zijn, maar ook de schaarse klussen voor dagloners in de winter. In Pakistan waren de meeste Afghanen werkzaam in de „informele economie”, bleek enkele jaren geleden uit een inventarisatie van het onderzoeksplatform ADSP naar migratie in Azië: als dagloners in de transport of de bouw, of als afval- en metaalverzamelaars. Wie langer in het buurland woonde, en zich kon registreren, runde wellicht een eigen zaak – maar zelfs dan hebben de meesten ervoor gekozen een Pakistaanse compagnon aan te stellen, want een bankrekening mochten ze zelf bijna nooit openen.

Afghaanse winkeliers die in zo’n schemerzone opereerden, stonden Pakistaanse klanten vaak toe om op de pof te kopen. Er is vrijwel geen hoop op terugbetaling van die openstaande schulden. Wie nu op stel en sprong is vertrokken, kan fluiten naar zijn geld.

Afghaanse terugkeerders uit Pakistan wachten in een bus die hen naar Kunduz zal brengen.
Foto Masood Shnizai

Andere terugkeerders balen ervan dat zij in de haast hun woningen, of de bouwmaterialen daarvan, van de hand moesten doen. Of ze zijn nog steeds boos over de eigendommen – motoren, huisraad – die aan de grens werden afgenomen door de Pakistaanse veiligheidstroepen, die hen ook dwongen tot het betalen van ‘oversteekkosten’.

Het World Food Program verstrekte in november op verschillende hulpposten in het land contant geld en noodhulp aan de verdreven Afghanen. De organisatie stelde begin december dat de voedselhulp die nodig is om de hele groep de winter door te helpen – zodat ze bij in de lente „kunnen beginnen met opbouwen”, zoals Kamran hoopt – ruim 26 miljoen dollar kost. Dat komt, aldus het WFP, bovenop de zorgen voor de zes miljoen Afghanen die sowieso al ontheemd zijn in het land. Ashif Shah kan alleen maar hopen dat hij het geld bij elkaar krijgt voor de volgende bus richting Kunduz. „En dat mijn spullen daar inderdaad zijn aangekomen.”



Leeslijst