Hoe komen we uit de onderwijscrisis?

Column Wie niet goed kan lezen, kan niet goed werken, leren, aanpassen, meedoen, schrijft Marike Stellinga.

Illustratie Leonieke Fontijn

Je moet problemen niet te snel een crisis noemen. Overdrijven maakt woorden betekenisloos en bot. Dat geldt extra nu er al vele crises zijn uitgeroepen: wooncrisis, opvangcrisis, stikstofcrisis. Desondanks ga ik hier welbewust het woord inzetten. Ons onderwijs is een crisis beland.

Grote zorgen waren er al jaren, maar deze week sloegen die me echt om het hart. Wéér bleken Nederlandse leerlingen achteruit gekacheld. En niet zo’n beetje ook. Kinderen kunnen steeds slechter lezen, aldus het welbekende PISA-onderzoek in 81 landen. Het is inmiddels zo erg dat een derde van de 15-jarigen risico loopt laaggeletterd school te verlaten. Een derde!

Deze 15-jarigen kunnen nu niet voldoende lezen om zich te kunnen redden in de maatschappij. Ze kunnen een bijsluiter of een e-mail van een overheidsinstantie niet goed begrijpen.

En we waren zo goed. We behoorden tot de Europese top, maar rond 2012 is de daling ingezet. Toen liep ongeveer een op de zeven kinderen risico laaggeletterd het onderwijs te verlaten. In 2015 was dat al een op de vijf kinderen. In 2018 een op vier. En nu dus een op drie. Ik noem dit een duikvlucht. In tien jaar.

Nou kreeg de bedrevenheid van leerlingen in veel landen een forse tik de afgelopen jaren. De schoolsluitingen tijdens de coronapandemie brachten schade toe. Maar Nederland is een speciaal geval. De daling was al voor corona ingezet én is forser dan elders. Vooral bij vmbo-leerlingen is de achteruitgang de laatste jaren groot. Dat is een grote groep: ongeveer de helft van de tieners gaat naar het vmbo.

De groep voor wie laaggeletterdheid dreigt, is hier met 33 procent groter dan gemiddeld in Europa (24 procent) en in andere ontwikkelde landen (27 procent). Voor de duidelijkheid: tien jaar geleden was die groep in Nederland maar 15 procent.

Ik hoef denk ik niet uit te leggen waarom dit een drama is. Lezen is een vaardigheid waar je een leven op bouwt. Als die ontbreekt wordt alles moeilijker: werken, leren, aanpassen, meedoen. Dat zie je uiteindelijk terug in wat mensen verdienen, in hun kansen op een baan, in hoe vaak mensen werkloos raken.

Laaggeletterd zijn is zwaar in een maatschappij waarin steeds meer leesvaardigheid wordt gevraagd. Kijk naar het tv-programma Leven zonder letters waarin Frans Bauer laaggeletterde mensen portretteert. Een vrachtwagenchauffeur hield van zijn werk. Maar hij moest stoppen toen er een computer in zijn wagen kwam waarop hij leveringen moest bijhouden.

Voor economen is het een no-brainer: onderwijs is essentieel. Elk jaar onderwijs zorgt voor zo’n 5 tot 10 procent meer salaris, blijkt uit economisch onderzoek. Mensen die meer verdienen dragen meer af aan de schatkist, die daaruit betere voorzieningen kan financieren. Onderwijs is een van de belangrijkste motoren achter de economie, zei hoogleraar Bas Jacobs in BNR-podcast En gratis bier voor iedereen. Een beter opgeleide bevolking leidt zelfs tot minder criminaliteit, aldus het Centraal Planbureau in een overzichtsstudie.

Niet iedereen hoeft naar de universiteit, uiteraard. Maar iedereen zou ten minste het meest basale gereedschap geleerd moeten krijgen. Het maakt mensen, de economie én de samenleving weerbaarder en veerkrachtiger: mensen kunnen makkelijker bijleren en zich aanpassen aan nieuwe technologie.

Een beter opgeleide bevolking leidt tot minder criminaliteit, aldus het CPB

Valt deze ramp te stoppen? De hoopvolle boodschap is: ja. Er zijn scholen die binnen een paar jaar de prestaties van hun leerlingen drastisch weten te verbeteren, zegt Inge de Wolf, hoogleraar aan Maastricht University. Voorheen werkte ze bij de Onderwijsinspectie. Ze ontwikkelt met scholen verbeter-recepten. De kern: met het hele team werken aan vakmanschap. Beter onderwijs met behulp van wetenschappelijk bewezen lesmethodes. „Leraren zijn zó belangrijk. Een goede leraar in groep zeven en acht zorgt ervoor dat een klas gemiddeld één schoolniveau hoger uitstroomt.”

Juist aan die leraren ontbreekt het nu vaak. We komen ruim tienduizend voltijdsleraren tekort volgens de inspectie – dat staat gelijk aan 9 tot 10 procent van de voltijdsbanen in het onderwijs. De overgebleven leraren hebben minder tijd, waarin ze meer moeten meer doen.

Wrang genoeg is dat tekort het grootst op scholen waar goed onderwijs hard nodig is: op het vmbo en op basisscholen met veel leerlingen met achterstanden. „Goedbedoeld leggen we de lat voor die kinderen steeds lager”, zegt De Wolf. „Vanaf groep drie zitten kinderen in speciale achterblijfgroepjes, om het ze makkelijker te maken. Deskundigen noemen dat ‘de gevangenis van lage verwachtingen’.”

Daardoor nemen de verschillen tussen leerlingen óók toe. Wie geld heeft, stut zijn kinderen met bijlessen, terwijl juist die kinderen minder last hebben van het lerarentekort. Andere oorzaken die je vaak hoort – smartphones in de klas, meer leerlingen met een migratie-achtergrond – spelen een rol maar zijn niet speciaal Nederlands, zegt De Wolf. „Nederland doet het uitzonderlijk slecht.”

Lees ook: De lessen van een jaar voor de klas: ‘Wat doe ik als ze weer gaan gillen?’

Om dat te doorbreken moet eerst de werkdruk worden verlicht, schrijft NRC-journalist Patricia Veldhuis in haar boek Wie wil er voor de klas? Kleinere klassen, minder lesuren (kinderen krijgen relatief veel les), meer tijd voor de kernvakken, somt ze op. Ook moet het vak aantrekkelijker en de ondersteuning van leraren beter.

Dit is niets minder dan een deltaplan. Het vraagt van een nieuwe regering stevig ingrijpen én matiging. Laat scholen minder vrij, eis dat ze met bewezen lesmethodes werken. Betaal leraren voor de waarde die ze aan de maatschappij leveren. Strooi even geen verzoeknummers uit over het onderwijs, zoals lessen over voeding of met geld omgaan. De nood is hoog en dus kan niet alles.

Dit is minstens zo urgent als alle andere crises waarover politici zich druk maken. Dit mogen we niet laten gebeuren.