Voorzichtig glijden de vingers van de man langs vergeelde archiefdozen. Dan houdt hij stil, vouwt er eentje open en toont de mapjes die erin liggen, de één boller dan de ander van wat erin wordt bewaard. Takjes met bladeren, gedroogd en zorgvuldig vastgeplakt op papier met daarnaast met pen gekrabbelde details. Pentadesma Sabine. Datum: 29/1/91.
Dit is onze schatkamer, zegt Loïc Makaga, wiens bruine ogen glinsteren achter lichtbeslagen brilglazen. Het bescheiden station d’étude, dat bestaat uit enkele houten huisjes op pilaren, is ook zijn thuis. Hij is de gérant, beheerder, van de plek die wetenschappers van over de hele wereld naar deze heuvel midden in de jungle van Gabon trekt, over modderige paden waar tropische plensbuien diepe gaten in hebben geslagen.
Ze komen niet alleen voor het herbarium, de verzameling gedroogde planten, maar ook om te grasduinen in Centraal-Afrika’s langste fenologische studie. Oftewel: studie van jaarlijks terugkerende verschijnselen in de natuur. Sinds 1989 worden hier in het Nationaal Park van Lopé zo’n 1.400 bomen elke maand opnieuw bestudeerd.
„Om te begrijpen hoe ze veranderen”, vertelt Makaga. Zo volgen zijn collega’s hoe klimaatverandering de ecosystemen beïnvloedt in het Congobekken, na de Amazone het grootste regenwoud ter wereld. Anders dan de Amazone, dat door grootschalige ontbossing inmiddels meer CO2 uitstoot dan opslaat, vervullen de ‘longen van Afrika’ die cruciale functie nog wel.
En als het aan Gabons leiders ligt, wordt het tijd dat ze daar wat voor gaan terugzien.
Lees ook
Het is wrikken en trekken: hoe komen die biljoenen van rijke landen voor het klimaat los?
Na decennia van loze beloftes van rijke landen om opkomende economieën en met miljarden te helpen zich te wapenen tegen de gevolgen van klimaatverandering, vestigen die laatste hun hoop nu op iets anders: de wereldwijde markt in CO2-certificaten, zogeheten carbon credits. Vermeden uitstoot, bijvoorbeeld door ontbossing te stoppen, wordt per ton omgezet in kredieten, die weer aan andere landen of bedrijven kunnen worden verkocht.
Dat vooruitzicht maakt van Afrika’s bossen een „ongekende goudmijn”, zei de Keniaanse president William Ruto onlangs. De weg werd geëffend in het klimaatakkoord van Parijs (2015). Dat beklonk dat landen elkaar mogen helpen hun uitstootdoelen te halen. Ook op de klimaattop van nu, in Dubai, vormen CO2-kredieten een belangrijk thema, onder meer omdat heldere regels nog altijd ontbreken, evenals een goede controle.
Daarmee groeien ook de zorgen. Ruto’s ‘goudmijn’ zou volgens wetenschappers niet zelden berusten op twijfelachtige data en vervuilers een vrijbrief geven om te blijven uitstoten. Zo tekende een lid van de koninklijke familie van Dubai via zijn privébedrijf een aantal intentieverklaringen met Afrikaanse landen om CO2-kredieten uit miljoenen hectares bos te mogen halen. Een nieuwe vorm van landjepik, vrezen critici, waarmee Dubai olie kan blijven pompen terwijl in landen als Liberia de lokale bevolking de prijs betaalt, omdat zij straks niet meer in haar bossen mag oogsten of jagen.
Ook Gabon, dat voor 85 procent uit jungle bestaat en na Suriname het meest bosrijke land ter wereld is, ziet potentie in de kredieten, maar dan wel in eigen beheer. „We zijn tot nu toe een modelleerling geweest”, zegt een ambtenaar in de hoofdstad Libreville. „Maar dat kunnen we niet volhouden als we daarvoor niet worden gecompenseerd.”
Het relatief kleine en olierijke Gabon is misschien niet de grootste CO2-absorbeerder in het Congobekken – dat verder bestaat uit Kameroen, de Centraal Afrikaanse Republiek, de twee Congo’s en Equatoriaal Guinee – maar wel, inderdaad, het braafste jongetje van de klas. Gabons jungles zijn nog altijd een grotendeels onaangetaste weelde vol olifanten, apen en vogels.
Het land, half zo groot als Frankrijk, heeft de omstandigheden mee. Zo woont ruim 80 procent van de ongeveer twee miljoen Gabonezen in de stad en is landbouw kleinschalig, het gros van het voedsel wordt geïmporteerd. Maar vooral: Gabon heeft olie. Lang was dat genoeg om de staatskas te vullen, evenals de zakken van de familie Bongo die Gabon ruim een halve eeuw regeerde – tot militairen afgelopen zomer de macht grepen.
Buiten Gabon susten vader Omar en zoon Ali Bongo, die hem in 2009 opvolgde, kritiek op hun alleenheerschappij door te wijzen op hun vooruitstrevende milieubeleid. Zo voerde vader Bongo een strenge boswet in die de houtkap reguleerde en gaf hij in 2002 11 procent van Gabons landoppervlak een beschermde status door het creëren van nationale parken. Zoon Bongo beperkte op zijn beurt de export van onbewerkt hout en kondigde in 2018 aan dat alle houtkapbedrijven een FSG-certificering moeten hebben.
Het was Ali, samen met zijn minister van Water en Bossen Lee White, die als president zijn zinnen zette op CO2-kredieten. Het argument was simpel: Gabons regenwoud verleent de wereld een dienst door veel CO2 op te nemen. Maar daar staat niets structureels tegenover. Ondertussen drogen de olie-inkomsten langzaam op, en zit een derde van Gabons jeugd zonder baan, meldt de Wereldbank.
„De druk om te kappen neem toe”, vertelt de ambtenaar op een novemberochtend in Libreville. „Daarom zijn we gaan kijken naar hoe we waarde uit onze bossen kunnen halen, zonder ze te beschadigen.” Hij was vanaf het begin nauw bij de kredietplannen betrokken, maar kreeg na de coup een andere rol en wil daarom anoniem blijven.
Lees ook
Gevarieerde bossen kunnen veel koolstofuitstoot opvangen
recente studie, gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Nature, benadrukt opnieuw de cruciale rol die bomen spelen in de strijd tegen klimaatverandering. Natuurlijke, gevarieerde bossen kunnen volgens de onderzoekers samen zo’n 226 gigaton koolstof opslaan: ruim 22 keer de jaarlijkse wereldwijde uitstoot door verkeer en industrie.
Het merendeel van dat potentieel zit in bestaande bossen, zoals die in Gabon.
Meten
„Het moeilijkste?”, herhaalt Vincent Medjibé de vraag. „Het terrein”, zegt hij. In het kantoor van de autoriteit die Gabons nationale parken beheert, in een kalme wijk van Libreville, schiet Medjibé in de lach. Al ruim tien jaar reist hij als projectcoördinator door het land om, met de metingen uit Lopé als blauwdruk, te berekenen hoeveel CO2 Gabons regenwoud opslaat en uitstoot.
„Op de kaart lijkt Gabon klein, maar onze bossen zijn heel uitgestrekt”, zegt Medjibé, een vriendelijke man met een glanzend kaal hoofd, die in alles uitstraalt dat hij liever dáár is, dan hier achter een formicatafel op kantoor. „Soms ben je twee, drie dagen onderweg alleen om bij een meetpunt te komen.” Zo kwamen ze wel tot een antwoord: 140 miljoen ton CO2 per jaar vangen hun bossen op – en zo’n 35 miljoen ton stoten ze uit.
De data van Medjibé en zijn team vormden de basis van de 90 miljoen kredieten waarmee Gabon begin dit jaar de markt op wilde: zoveel miljoen ton CO2 zouden hun bossen tussen 2010 en 2018 éxtra hebben opgenomen dankzij maatregelen die de regering nam. Ali Bongo en zijn minister Lee White waren vol vertrouwen. Gloedvol lieten zij journalisten optekenen hoe Gabon van een bruine (olie-)economie naar een groene (krediet-)economie zou gaan. Maar toen het zover was, bleef het stil. „Ik heb 90 miljoen kredieten die een gat in mijn zak branden”, klaagde White in februari op de Franse zender TV5 Monde. „Niemand wil ze kopen.”
Het probleem, zeggen kenners, is wát Gabon probeert te verkopen.
„Het idee met CO2-kredieten is dat je betaalt voor een toegevoegde waarde, namelijk een vermindering van uitstoot die anders niet had plaatsgevonden”, legt Frans econoom Alain Karsenty uit. De zogenoemde eis van ‘additionality’. Bij het aanplanten van mangrovebossen is de extra CO2 die daarmee wordt opgevangen makkelijk meetbaar. Dat geldt ook voor landen die notoir veel bossen kappen, zoals Brazilië, en daar vervolgens mee stoppen. Punt is, zegt Karsenty, die hier veel over publiceert, dat die toegevoegde waarde voor een land als Gabon veel lastiger te meten is.
Het systeem werkt niet voor hen, verzucht ook de ambtenaar. „Onze ontbossingsgraad is minder dan 1 procent. Dat kun je bijna niet verminderen. Maar dat belonen kan dus ook niet.”
Schandaal
Precies hiervoor was tijdens klimaatonderhandelingen in 2008 VN-programma REDD+ bedacht – de afkorting staat voor Reducing Emissions from Deforestation and Forest Degradation. Maar betalingen in het kader van dat programma zijn spaarzaam. Zo was Gabon in 2021 het eerste Afrikaanse land dat geld ontving voor de bescherming van zijn bossen: Noorwegen maakte dat jaar 17 miljoen dollar over van wat uiteindelijk 150 miljoen dollar moet worden over een periode van tien jaar.
In dat programma staan daar geen kredieten tegenover, zegt Gilles Dufrasne, analist bij de ngo Carbon Market Watch. „Rijke landen betalen voor resultaten” – voor bosbescherming dus – „níét om hun eigen uitstoot te compenseren.” Maar, zegt hij ook: dat is nauwelijks gebeurd. „Daarom zien we nu dat bosrijke landen zich tot CO2-kredieten keren, in de hoop dat bedrijven wél betalen.”
Gabons timing was ongelukkig. Begin dit jaar kwam een reeks schandalen aan het licht rond bosprojecten waarbij de bespaarde uitstoot fors bleek te zijn overschat. De bijbehorende kredieten, gecertificeerd door Verra, een internationaal geldende standaard, bleken veelal „waardeloos”. Later volgde een kritisch rapport van de Britse ngo Rainforest Coalition, waarin onder meer Gabons berekeningen in twijfel werden getrokken.
„Voor bedrijven is een zekere mate van betrouwbaarheid nodig”, zegt analist Dufrasne. „Maar wat Gabon in feite aanbood, was een pdf met berekeningen. Geen certificatie of registratie.” Wat het wel had: een stempel van de VN. Dufrasne: „Maar dat mechanisme mist een robuuste controle. Met Gabons toch al lage ontbossingsgraad laat dat ruimte voor twijfels over hoeveel uitstoot je daadwerkelijk vermindert.”
Wat ook niet hielp: de vrees voor politieke instabiliteit. Wat zou overblijven van al die groene beloftes als de mateloos impopulaire Ali Bongo zou komen te vallen? De coup in augustus leek dat te bevestigen, maar de nieuwe militaire machthebbers waren er snel bij om duidelijk te maken dat Gabons regenwoud ook in hun handen veilig is.
Trots
„Ah, hier is-ie.” Onder uit een kast in zijn kantoor haalt Vincent Medjibé een oranje rol, een uit de Verenigde Staten geïmporteerd meetlint waarmee hij en zijn team de diameter van bomen meten. Andere zaken die ze minutieus noteren: de hoogte, het type boom. „Precies zoals ze ook in de Amazone en in het zuiden van Azië deden om daar de opslag van CO2 te meten.” Kritiek is welkom, zegt Medjibé kalm. Maar hij staat achter hun data.
In het onderzoeksstation in Lopé, waar de klamheid van de omringende jungle als een deken in de lucht hangt en een koor van cicades zingt, heeft onderzoekscoördinator Fidèle Evouna Ondo andere zorgen. De bosolifanten hebben zich hier inmiddels zozeer vermenigvuldigd dat de conflicten met de lokale bevolking hoog oplopen. Noem het een neveneffect van streng natuurbeheer.
Dit speelt niet alleen in Lopé. Dorpelingen die de jungle met de olifanten delen, zien hun oogsten opgegeten en zichzelf opgejaagd. Dat heeft veel mensen boos gemaakt, zegt Evouna Ondo. Veel Gabonezen geven oud-minister White de schuld. Die zou meer oog hebben gehad voor ‘zijn’ olifanten dan voor de lokale bewoners. Zijn opvolger, een militair, heeft beloofd dit aan te pakken.
Nog een reden waarom het uitbetalen van kredieten zo belangrijk is, zegt Evouna Ondo. Want van al die strengere regels en de nationale parken ziet de bevolking weinig terug. Sterker: sommigen zijn er hun baan door verloren. „Deze bossen zijn een bron van rijkdom. Vroeg of laat moet dat zich gaan uitbetalen.”
Leeslijst