Het Planbureau voor de Leefomgeving is positief én negatief over de opwekking van elektriciteit met zonne- en windparken op land. Het doel uit het Klimaatakkoord (2019) – 35 terawattuur elektriciteit uit zonne- en windparken in 2030 – is „goed haalbaar”, al lijkt de vooruitgang te stagneren. Niet haalbaar daarentegen is de aangescherpte doelstelling van 55 terawattuur (TWh) in hetzelfde jaar, die minister Rob Jetten (EZK, D66) vorig jaar presenteerde.
Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) toetste op verzoek van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) de haalbaarheid van de beoogde 35 TWh – een terawattuur is een miljard kilowattuur. Om een idee van de ambitie te geven: in 2021 beliep het elektriciteitsverbruik van Nederland bijna 122 terawattuur. Dat het PBL stroom van windparken op zee buiten beschouwing laat, komt omdat het Klimaatakkoord een specifiek doel stelt voor zonne- en windprojecten op land. Het Planbureau toetst jaarlijks het bijbehorende programma; dertig Regionale Energiestrategieën waarin gemeenten samenwerken voor opwekking van duurzame energie.
Grote schaal
Volgens het PBL zullen wind- en zonneparken op land in 2030 34 tot 44 terawatt elektriciteit produceren. Tegelijk ziet het bureau een lichte afname van het aantal projecten in planning.
Vooral bij windparken doen zich problemen voor. Zo ziet het Planbureau gebrek aan regionaal draagvlak voor (extra) windmolens. Ook is een nieuwe afstandsnorm in aantocht, die bouw ervan bemoeilijkt. De concept-norm bepaalt de afstand tussen windturbines en (bijvoorbeeld) woningen op minimaal twee keer de tiphoogte, het hoogste punt van de wieken van de windmolen.
Bij de ontwikkeling van zonneparken speelt dat de overheid strenger wil toezien de aanleg. Dat betekent dat eerst de mogelijkheid moet worden onderzocht om op grote schaal panelen op daken van gebouwen te leggen. Pas als daar niet voldoende capaciteit is, mag aanleg op natuur- of landbouwgrond worden bekeken.
Regio’s die goed op koers liggen met plannen voor duurzame stroomproductie zijn onder meer Flevoland, Friesland en Groningen. Tot de achterblijvers behoren Holland-Rijnland, Midden-Rijnland en Zuid-Limburg.
Elektrificatie
Het Planbureau voor de Leefomgeving ziet elektrificatie als hoeksteen van de energievoorziening op de lange termijn. Nu is het aandeel van elektriciteit in het energiesysteem 20 procent. Richting 2050 zou dat moeten toenemen tot 50 à 70 procent. De hoogste verwachtingen gelden daarbij voor windparken op zee, maar ook extra zonneparken en windparken op land en extra kerncentrales moeten bijdragen.
De grotere rol voor elektriciteit is alleen mogelijk als het netwerk ervoor op alle niveaus wordt uitgebreid en verzwaard. Daarvoor is bouw van tientallen hoogspanningsstations nodig, en capaciteitsvergroting van bestaande stations en kabels.
Complicatie is de onzekere toekomst van de subsidieregeling SDE++, voor grootschalige zon- en windprojecten. Die eindigt officieel in 2025 en de PVV, sinds de jongste Kamerverkiezingen ’s lands grootste partij, wil ervanaf. Zonder subsidie zal de ontwikkeling van zonne- en windparken waarschijnlijk sterk afnemen, aldus het PBL.
Het Planbureau vraagt ook aandacht voor duurzamer vormen van warmteopwekking, die nu veel energie kosten. De transitie naar duurzame warmtebronnen loopt flink achter. Waar regio’s met concrete warmteprojecten bezig zijn, noemen ze de financieringsmechanismes onvoldoende. Om projecten te realiseren zijn vaak verschillende subsidieregelingen nodig, waarvan de voorwaarden niet goed op elkaar aansluiten.
Leeslijst