Eten in film: meer dan voedselporno

Voedselporno voor het filmtheater, zo wordt Le Pot-Au-Feu af en toe genoemd. Het eerste half uur van de Franse Oscarinzending bestaat puur uit Juliette Binoche die een copieuze maaltijd bereidt. De camera danst rond haar smeuïge vol-au-vent met zeevruchten of omelet norvégienne, het dessert waarbij in cake verpakt ijs niet smelt tijdens het flamberen door een laag opgeklopt eiwit. Maar ook het ‘gewone’, romige omeletje dat het keukenpersoneel eet voor de dagtaken beginnen, wordt dampend en verleidelijk in beeld gebracht. Binoche speelt Eugénie, de vaste kokkin én iets minder vaste bedpartner van gastronoom en chef Dodin Bouffant (Benoît Magimel), ook wel de ‘Napoleon van de gastronomie’ genoemd. We zien haar samen met haar jonge hulpkoks eindeloos snijden, sauteren en gerechten blussen met witte wijn.

Naarmate de film vordert besef je steeds meer dat de beelden van regisseur Tran Anh Hung meer doen dan de speekselklieren van kijkers in werking zetten. Het verhaal van Le Pot-Au-Feu zit verstopt in de gerechten en hun bereiding. Als Eugénie wordt uitgenodigd om mee aan tafel te gaan zitten door enkele fanatieke liefhebbers van haar kookkunsten, wijst ze er ook zelf op: „Ik converseer al met u via het eten dat ik maak.” Le Pot-Au-Feu is méér dan een Chef’s Table voor filmhuisgangers. Het is ook een perfect voorbeeld van de vele functies die eten in film kan vervullen.

Ingemaakte peren

Kook- en eetscènes maken al vanaf het begin deel uit van de filmgeschiedenis. Een van de eerste filmpjes van de gebroeders Lumière, uit 1895, heette Repas de bébé: twee ouders die een baby voeden. Maar eten had decennialang een ondergeschikte rol in films, ook uit praktische overwegingen. Het is simpelweg duur om voor iedere take een nieuwe maaltijd te bereiden. Bovendien was het lang technisch lastig om voedsel mooi vast te leggen.

In het boek Food in the Movies dat het eten in honderden films inventariseert, stelt Steve Zimmerman dat in vroege films het eten van een maaltijd vaak werd ‘weggesneden’. Je zag mensen de benen onder tafel schuiven voor de hors-d’oeuvre en vervolgens hun mond afvegen na het dessert, zo wist de kijker dat er tijd was vervlogen. Voedingswaren waren bedoeld om de plot voor te stuwen of grappen te maken – denk aan een taart die in iemands gezicht vliegt. Of eters fröbelden met hun maaltijd, zonder er een hap van te nemen.

Al doken er ook al vroeg voorbeelden op van het ‘symbolisch gebruik van eten’. Waarbij voedsel – net als sigaretten – gebruikt werd als stand-in voor iets anders, zoals seksueel getinte handelingen. Dat gebeurt ook in Le Pot-Au-Feu; sommige kijkers zullen nooit meer ingemaakte peren kunnen eten zonder kort aan de naakte heupen van Binoche te denken.

Vaak wordt eten gebruikt om iets te vertellen over de identiteit van personages. Over hun jeugd of culturele achtergrond, via maaltijden waar ze afstand van nemen of juist nostalgisch van worden, zoals bij de Sedermaaltijd in Woody Allens Crimes and Misdemeanors (1989). Soms zeggen maaltijden iets over iemands financiële toestand of klasse. Zo worden in Amerikaanse films geregeld hamburgers ingezet om te tonen dat iemand working class is, of zichzelf is gebleven.

In Le Pot-Au-Feu komen personages die gedachteloos ingewikkelde menu’s en overvloed verkiezen boven eenvoud er niet goed vanaf. Een ‘Euraziatische prins’ die denkt met een eindeloze hoeveelheid gerechten indruk te maken, kan op weinig sympathie rekenen.

Sinds de late jaren zeventig duiken er meer en meer films op die een stap verder gaan, stelt Zimmerman. Mede dankzij nieuwe technieken waardoor eten smakelijker in beeld kon worden gebracht, de ‘foodstylisten’ van magazines en reclames die het publiek in de jaren zestig en zeventig verlekkerd hadden leren kijken naar voedsel en een groeiende interesse in lekker eten in de VS ontstond het genre van de ‘eetfilm’: films waarin maaltijden blikvangers werden, even belangrijk zijn als de hoofdrolspelers of een eigen verhaal vertellen. Het succes van internationale eetfilms als ‘ramen western’ Tampopo (1985) of Babette’s Feast (1987) gaven het nieuwe genre een extra duwtje in de rug.

In Oscarwinnaar Babette’s Feast kreeg een streng religieuze en puriteinse sekte in het negentiende-eeuwse Denemarken een Franse feestmaaltijd voorgeschoteld. Hoewel ze voornemen zich te verzetten tegen al de aardse en exotische geneugten, leidt het uitgebreid tafelen ertoe dat de tongen loskomen en ze zich over hun onderlinge geschillen zetten. Ondertussen kon de kijker zich verlustigen of gruwelen bij uitspattingen als schildpaddensoep en blini’s met kaviaar.

Tegenwoordig is het eetfilmgenre even divers als de gerechten die kijkers worden voorgeschoteld. En zijn er talloze cross-overs met andere genres, van animatie tot horror. Denk aan de recente klassesatire The Menu, waarin een sterrenchef zich tegen zijn restaurantbezoekers keert. Uiteindelijk blijkt het bestellen van een cheeseburger de enige manier om zijn zaak levend te verlaten.

https://www.youtube.com/watch?v=AvYuh-3rCzY

Lees ook
de recensie van ‘Le Pot-Au-Feu’

Dodin Bouffant (Benoît Magimel), de fictieve ‘Napoleon van de gastronomie’ in het belle époque, in ‘Le Pot-Au-Feu’.

Warme jeugdherinneringen

In opmerkelijk veel producties staat koken en eten wel nog steeds voor het delen van liefde, voor troost en warme jeugdherinneringen. Óf natuurlijk het ontbreken daaraan. Zo verscheen dit jaar het liefelijke Cooking for The Maiko House op streamingdienst Netflix. Hierin vertrekken twee Japanse pubermeisjes naar Tokio om geisha te worden. Eenmaal aangekomen blijkt een van hen totaal geen talent te hebben voor danspasjes en andere geisha-vaardigheden. Ze ontdekt er wel haar kooktalent én hoe ze hiermee mensen kan samenbrengen, een familie kan vormen zonder biologische banden.

Een totaal andere, maar eveneens smakelijke productie was de winnaar van kinderfilmfestival Cinekid dit jaar. In de kleurrijke animatiefilm Linda veut du Poulet! wordt het knagende schuldgevoel van een alleenstaande moeder verbeeld via een zoektocht naar kip voor het favoriete gerecht van haar dochter.

En nu is er dus Le Pot-Au-Feu, waar ieder bereid diner een metafoor lijkt voor een aspect van de relatie van hoofdpersonages Eugénie en Dodin. In de eerste gerechten van de film wordt meteen duidelijk hoe dit tweetal verbonden is via een gedeelde passie voor eten. Een volgende maaltijd illustreert de zorgzaamheid tussen de twee foodies „in de herfst van hun leven”. De minutieuze manier waarmee hij haar bordjes dresseert en op smaak brengt is vertederend; zelden zag het inscheppen van soep er zo romantisch uit. Later is er dan weer een rol weggelegd voor een soep die alleen Eugénie lijkt te kunnen bereiden. Althans volgens Dodin.

De emoties die de gerechten in Le Pot-Au-Feu en Linda veut du Poulet! oproepen, zouden gemakkelijk enorm zoetsappige films kunnen opleveren. Maar als je ze vertelt via een perfect omeletje, glijden ze met gemak naar binnen, zonder dat je je verslikt in te veel sentimentaliteit.



Leeslijst