‘Maestro’ toont Leonard Bernstein als een vulkaan die borrelt van louter levenslust

Een kunstwerk beantwoordt geen vragen maar roept ze op, opent dirigent-componist-muziekpedagoog Leonard Bernstein (1918-1990) zijn eigen biopic Maestro. Deze tweede muzikale romance van acteur-regisseur Bradley Cooper na A Star is Born (2018) duidt niet Bernsteins loopbaan maar zijn persoonlijkheid via zijn relatie met actrice Felicia Montealegre (Carey Mulligan).

Cooper laat weg wat hij wil. Niks van Bernstein de salonsocialist die Black Panthers in zijn New Yorkse townhouse hapjes roquefort in notengruis serveert. Weinig over zijn flirt met Hollywood: van West Side Story horen we alleen een stukje proloog als hij thuiskomt van een nachtelijke strooptocht.

Maestro baant zich zelfbewust een pad door een overvol leven en zwelgt vaak in eigen virtuositeit. Cooper filmt aanvankelijk in scherp, soms lyrisch zwart-wit, in de jaren zestig wordt dat hard Technicolor in een weids beeldformaat, in de jaren zeventig zijn het aardse tinten. Of neem de fraaie opening, als de 25-jarige Bernstein op 14 november 1943 hoort dat hij de zieke dirigent Bruno Walter moet vervangen in Carnegie Hall, wat hem in één klap tot nationaal wonderkind maakt. Een ‘long shot’ waar Bernstein de gordijnen opent alsof hij al op het podium staat, uitgelaten op de bips van zijn slapende vriend David roffelt, waarna de camera volgt, duikt en kantelt richting het New York Philharmonic.

Wat deze biopic typeert: we zien de jonge Bernstein die dag niet dirigeren, wat toch voor de hand ligt. Pas helemaal aan het eind maken we kennis met zijn uitbundige, fysieke dirigeerstijl, en dan is het ook magisch: een opvoering van Mahlers Tweede in de kathedraal van Ely.

De thema’s van Maestro zijn helder: het biseksuele – overwegend gay – wonderkind, exuberant, niet geplaagd door twijfel, wel in staat tot introspectie. Bradley Cooper stelt zijn Oscarkandidatuur als menselijke vulkaan Bernstein, ongrijpbaar in zijn contradicties en muzikale erupties als Amerika’s grootste dirigent in de 20ste eeuw, componist van musical, film, opera en symfonie en muziekdocent van de natie op tv. Alsmede kettingroker, feestbeest en verslinder van mannen, vrouwen en protégés, wat anders dan recent in Tár geen punt lijkt. Cooper is fenomenaal: zijn manische ogen en beschaafd-verkouden dictie doen het werk, de prothetische Joodse neus is overbodig. Mulligan biedt sterk tegenspel als Felicia Montealegre, een sprankelende ster op Broadway en tv die toch wat in zijn schaduw verwelkt. Maestro zet hun relatie niet weg als schijnhuwelijk: de intimiteit is net zo echt als hun drie kinderen. Maar betrapt ze ‘Lenny’ zoenend met een man dan zegt ze bits moederlijk: „Je wordt slordig.” Terwijl ze zijn kleding recht trekt. Niet om de escapade, maar om het risico van schandaal.

https://www.youtube.com/watch?v=iIDUc4Z7S_0

Lees ook
‘Maestro’ is de hele Bernstein: manisch, toxisch, briljant

Bradley Cooper als Leonard Bernstein in ‘Maestro’, in de vroege periode (boven) in zwart-wit, in de jaren zestig in hard Technicolor (onder).

Ze wist altijd wie hij was, merkt ze later op boven een bittere cocktail. Vergiste zich hooguit in zichzelf, dat ze vrij was van bezitsdrang, het wel kon velen dat elk feest om hem draait. „Never sit under a bird full of shit”, grauwt ze in een zeldzame ruzie. Om te concluderen dat er geen woede in hem schuilt, maar louter levenslust. Dat punt maakt Maestro overtuigend.



Leeslijst