N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Indonesië De publieke spijtbetuiging van president Joko Widodo wordt ook met scepsis ontvangen. „Het is mooi om de zaken te erkennen. Maar we moeten weten wat er precies gebeurd is.”
In Indonesië is met gemengde gevoelens gereageerd op de publieke spijtbetuiging voor een groot aantal „ernstige mensenrechtenschendingen” die in het land hebben plaatsgevonden. Woensdag toonde president Joko Widodo berouw voor onder meer de moord op naar schatting een half miljoen communisten tussen 1965 en 1966, grotendeels gepleegd door aanhangers van autocraat Soeharto. Ook aan de moordpartij in Tanjung Priok van 1984 en de moord op vier tieners in 2014 in het Paniai district in Papua, doodgeschoten door Indonesische soldaten, refereerde de president.
„Te weinig en te laat”, reageerde Andreas Harsono, onderzoeker van Human Rights Watch op de spijtbetuiging. Hij wijst erop dat er nog altijd amper gerechtigheid is voor de slachtoffers.
Bovendien bekleden sommige daders die destijds aan de macht waren, nog steeds belangrijke economische of politieke posities. Zo was Widodo’s huidige minister van Defensie, Prabowo Subianto, bevelhebber tijdens het dictatoriale regime van Soeharto. Berecht voor zijn rol is hij nooit, en hij heeft geen intentie zijn machtspositie op te geven. Sterker nog: hij is kandidaat voor het presidentschap van 2024.
Net als Harsono is ook Usman Hamid, directeur van Amnesty International Indonesië, niet onder de indruk. Zonder helder plan voor juridische stappen en genoegdoening, wrijf je alleen maar zout in de wonden van de slachtoffers, zo zei hij tegen de krant The Jakarta Post.
Anderen stellen dat de erkenning de slachtoffers wel steun in de rug geeft. Zo beloofde de president in zijn rede eerherstel voor de slachtoffers, maar liet zich niet uit over de manier waarop. Daarom hebben familieleden van slachtoffers weinig vertrouwen.
Maria Catarina Sumarsih, moeder van een jonge student die in 1989 tijdens een demonstratie tegen de dictatuur van Soeharto werd gedood, noemde de toespraak van de president een publiciteitsstunt.
Zover wil Harsono niet gaan. „De erkenning is natuurlijk wel een stap in de goede richting”, zegt hij tijdens de presentatie het jaarrapport van Human Rights Watch donderdag.
Ingeloste belofte
Met de spijtbetuiging reageerde Joko Widodo op een recent onderzoek van de commissie van Mensenrechten (Komnas HAM) over mensenrechtenschendingen in Indonesië. De commissie was door de president ingesteld om slachtoffers van verschillende mensenrechtenschendingen, die in hun kruistocht voor gerechtigheid nog altijd worden gedwarsboomd, bij te staan.
Nieuw is de spijtbetuiging echter niet; in 2000 bood president Abdurrahman Wahid zijn verontschuldiging aan slachtoffers aan van wreedheden tijdens het Soeharto-regime. De huidige spijtbetuiging is een ingeloste belofte van Joko Widodo, die aan het einde van zijn regeerperiode zit. Bij zijn aantreden beloofde hij gerechtigheid voor slachtoffers van misdaden uit het verleden en betere handhaving.
Maar experts zijn het er over eens, dat de mensenrechtensituatie in Indonesië er onder het bewind van Joko Widodo in de laatste jaren eerder op achteruit is gegaan dan is verbeterd. Een recent voorbeeld is het nieuwe wetboek dat vorige maand aangenomen werd in het parlement. De nieuwe wetten ondermijnen de vrijheid van meningsuiting en maken het mogelijk voor machthebbers om regels selectief toe te passen. Vooral vrouwen, minderheden, leden van de LHBTI-gemeenschap en overheidscritici zullen daarvan de gevolgen merken, stellen mensenrechtenactivisten.
Lees ook: Indonesische wetswijziging gaat om méér dan buitenechtelijke seks
Maar ook de vrijspraak van de inmiddels gepensioneerde generaal Isak Sattu voor de moord op vier tieners in Papua Paniai district in 2014, roept vragen op. Volgens de familie, gesteund door mensenrechtenorganisaties, was de rechtszaak voor de bühne en de vrijspraak onterecht. Andere verdachten zijn nooit voor het hof gedaagd. De moord vond plaats twee maanden na het aantreden van Joko Widodo en de president beloofde familieleden meermaals dat de zaak onderzocht zou worden en er gerechtigheid zou komen.
Ook ging de president niet in op andere mensenrechtenschendingen die sinds zijn aantreden zouden zijn gepleegd. Zo stelden experts van de VN in maart 2022 dat ze uit Papua verontrustende berichten ontvingen van moorden, ontvoeringen, martelingen en gedwongen verhuizing van minstens 5.000 mensen door het Indonesische leger. De relatie tussen ‘Jakarta’ en Papua, dat rijk is aan grondstoffen, is al tijden een moeilijke. Na de overdracht van West-Papua door Nederland aan Indonesië in 1962 werd zeven jaar later een onafhankelijkheidsreferendum gehouden. De uitkomst van de in vele ogen controversiële stembusgang – aansluiting bij Indonesië – wordt nog steeds door een deel van de inwoners niet geaccepteerd. Regelmatig zijn er geweldsuitbarstingen tussen het Indonesische leger en lokale groeperingen.
Zoveel massaslachtingen
Onduidelijk is waarom Jokowi spijt betuigde voor deze twaalf specifieke zaken en andere niet noemde. „Natuurlijk gaat het allereerst om de moeder van alle bloedbaden. Die uit 1965-1966”, reageert Harsono op de Human Rights Watch persconferentie donderdag. „Maar er zijn zoveel massaslachtingen geweest.” Geëmotioneerd somt de mensenrechtenonderzoeker een reeks misdaden op die de president niet noemde. En die, net als het bloedbad uit 1965, door gebrek aan gerechtigheid en onderzoek naar de schuldigen als een schaduw boven families hangen. „Hij noemde ‘Ambon’ niet. De moord op etnische Chinezen tussen 1967 en 1969. De moord op etnische Madurezen in Kalimantan tussen 1997 en 2001. Er zijn daar op zijn minst 6.500 mensen gedood. Onthoofd. Ik ben zelf nog op zoek geweest naar de graven van vermisten. Het is mooi om de zaken te erkennen. Maar we moeten weten wat er precies gebeurd is.”