Column | Het woord ‘links’ is besmet

Links is in Nederland als een smeltende poolkap, elk jaar een stukje kleiner. Tegelijk zijn linkse thema’s juist hipper dan ze in tijden geweest zijn. Uit alle hoeken en gaten komen mensen gekropen die, in navolging van de Franse sterschrijver Édouard Louis, uit eigen ervaring vertellen hoe het is om op te groeien in de onderklasse en hoe groot de kloof is tussen aan- en afgehaakten. De underdog heeft momenteel de sympathie van het publiek.

Toch stemt de meerderheid op rechtse partijen, die niet van plan zijn die ongelijkheid fundamenteel te doorbreken. Geert Wilders mag dan doorgaan voor ‘sociaal-economisch links’, zijn programma leest meer als het verlanglijstje van een kwade puber dan als een samenhangende en haalbare visie op sociale rechtvaardigheid. „De PVV wil wel geld uitgeven aan de armen, maar haalt het nooit op bij de rijken”, aldus een analyse in NRC deze vrijdag.

Waarom verliest links dan toch? Een deel van de verklaring is bekend. Links heeft de minder welgestelde kiezers hard geraakt: het paarse Rutte II bezuinigde op de ouderenzorg, sociale werkplaatsen en bibliotheken, verhoogde de AOW-leeftijd, schafte de basisbeurs af. Een ander deel van de verklaring gaf ik vorige week: links erkent niet dat idealen offers vergen, en dat het vaak niet leuk is om die te brengen. Zo heeft een deel van de oude achterban meer last van immigratie dan de linkse leiders.

Maar er is volgens mij nog meer aan de hand. Links is ook het slachtoffer van geslaagde en misschien wel onomkeerbare framing. Het woord ‘links’ zelf is radioactief besmet geraakt.

Ik las deze week in het pas verschenen The Politics of Language van de Amerikaanse filosofen David Beaver en Jason Stanley. Zij betogen dat ook ogenschijnlijk neutrale woorden politiek kunnen worden ingezet. Speciale aandacht besteden ze aan zogeheten ‘slurs’: scheldwoorden, beledigingen. Elk woord kan een slur worden, aldus Beaver en Stanley, als het maar wordt gebruikt in een bepaalde ideologische context. Het normaal gesproken neutrale ‘boy’ kan bijvoorbeeld een racistische lading krijgen als een machtige witte man het gebruikt tegen een zwarte assistent, zoals Donald Trump eens deed. Het woord „resoneert” bij het publiek waarvoor het bedoeld is, schrijven Beaver en Stanley. Zo is het ook met ‘links’, denk ik: voor sommige mensen is dat woord op zichzelf een scheldwoord geworden, met een specifieke connotatie.

Een belangrijke rol in dit proces speelde de term ‘linkse elite’. In krantenarchief LexisNexis komt de woordcombinatie in de afgelopen dertig jaar 544 keer voor in landelijke kranten, de term ‘rechtse elite’ 56 keer. Apart, als je bedenkt dat er in die jaren één centrumlinks kabinet was, drie paarse, vijf centrumrechtse, en één centrumrechts kabinet met gedoogsteun van radicaalrechts. Uitgerekend in 2009, het jaar nadat het neoliberalisme over de kop was geslagen in de financiële crisis, explodeerde het aantal artikelen over de linkse elite. De verklaring: Geert Wilders begon in dat jaar met zijn kruistocht ertegen. In het Verantwoordingsdebat zei hij: „Het Nederlandse volk is bezig te ontwaken uit een lange linkse nachtmerrie en ik zeg u vandaag: deze elite loopt op haar laatste benen.” Als geen ander wist hij het stereotype ‘linkse elite’ vervolgens in de collectieve verbeelding te verankeren door te spreken over „de kunstmaffia” en „gladpratende doctorandussen met designerbrillen”.

Ook ogenschijnlijk neutrale woorden kunnen politiek worden ingezet

Als je lang genoeg bepaalde woordcombinaties herhaalt, slijten ze een pad in de hoofden van mensen. Het ene woord is innig verbonden met het andere; zo kan het dat de voorheen descriptieve term ‘links’ nu ook, of misschien wel vooral, een normatieve lading heeft gekregen. Inmiddels hoeft Wilders niet eens meer de combi ‘linkse elite’ te gebruiken: het woord ‘links’ op zichzelf volstaat als verdachtmaking. Het wordt geassocieerd met elitair, wereldvreemd, moralistisch, drammerig, humorloos. Belangrijk is daarbij dat niet alleen linkse politici op deze manier worden getypeerd, maar ook het linkse electoraat. ‘Links’ is symbool geworden voor een groep waar je als normaal mens niet bij wil horen, van overgevoelige jongens met nagellak tot vijf-keer-modaalverdieners met gesubsidieerde Tesla’s.

De naam ‘Verenigd Links’, die Frans Timmermans vaak gebruikte, is dus misschien wervend voor wie zich nadrukkelijk als links identificeert, maar voor zwevende kiezers klinkt het waarschijnlijk meer als een waarschuwing: de wereldvreemde gekken hebben zich verenigd, maak dat je wegkomt! Geert Wilders kan tevreden zijn: via de taal heeft hij meer bereikt dan hij ooit kan doen in een kabinet.