Folkzanger Shane MacGowan gaf Ierse volksmuziek nieuw gezicht

Met de rafelige stem van een dronkenlap zong Shane MacGowan traditionele Ierse folk met de rauwe, snelle energie van de punk. In de band The Pogues bezong hij in de jaren tachtig het bohemienleven, de liefde voor het moederland, en gaf hij de Ierse volksmuziek een nieuw publiek. Traditionals als ‘Dirty Old Town’ wisselde de band af met eigen werk als de protestsong ‘Birmingham Six’, het feestnummer ‘Fiesta’, en een van de mooiste kerstplaten aller tijden, ‘Fairytale of New York’.

Shane MacGowan overleed donderdag op 65-jarige leeftijd in Dublin aan een hersenonsteking. De Ierse president roemde MacGowans poëtische kracht en zijn grote bijdrage aan de verspreiding van de Ierse volkscultuur.

Het succes van The Pogues was grotendeels gebaseerd op de meeslepende concerten – dampende bierfeesten op het randje van rellen. MacGowan, met zijn bleke gezicht en rattig gebit, was de grote gangmaker, maar zijn andere twee liefdes, drank en heroïne, zaten zijn muzikale carrière in de weg. In 1991 werd hij uit de band gegooid wegens veelvuldig niet komen opdagen bij optredens. In de nieuwe eeuw keerde hij terug in de band.

MacGowan werd in 1957 geboren, in een zuid-Engels dorpje. Zijn ouders waren Ierse migranten. Vader was bestuurder bij warenhuis C&A, moeder was voormalig Ierse volksdanser en typiste in een klooster. Juist zijn jeugd als Iers migrantenkind, met alle discriminatie en minderwaardigheidsgevoelens van dien, vormde de inspiratie voor zijn muziek. Zijn composities bezongen het leven in de Ierse diaspora.

Priester

„Te schijterig” om de Noord-Ierse terroristengroep IRA te dienen, zoals hij zelf zei, overwoog hij in zijn jeugd om priester te worden. MacGowan hield van literatuur, las Ulysses toen hij twaalf was. In zijn teksten zie je die literaire invloeden. Hij had last van depressies en „naamloze angsten”, zat in zijn puberteit enige tijd in een inrichting, tot de punk zijn roeping werd. Hij kwam voor het eerst in de krant als hevig bloedende bezoeker van een Clash-concert. Zijn vriendin had in zijn oorlel gesneden met een bierflesje. „Cannibalism at Clash Gig” kopte de plaatselijke krant. Hij speelde eerst in de punkband Nipple Erectors en richtte vervolgens Pogue Mahone op – Iers voor ‘lik me reet’. Op verzoek van de BBC werd de naam gekuist naar The Pogues.

The Pogues was vooral een Londense band: slechts de helft had Ierse wortels, geen van de bandleden was in Ierland geboren. De band speelde aanvankelijk traditionele Ierse songs, maar daar kwamen daar steeds meer eigen composities. Ook dreef het geluid meer richting popmuziek. Met albums Rum Sodomy & the Lash (1985) en vooral If I Should Fall from Grace of God (1988) kwam het succes. De kerstsingle ‘Fairytale of New York’, een duet met Kirsty MacColl, kwam hoog in de Britse top-40 en werd een evergreen. Naarmate de reputatie van de band groeide, viel MacGowan steeds vaker uit. Deels werd hij op tournee vervangen door Joe Strummer van The Clash. MacGowan nam na zijn vertrek uit The Pogues in de jaren negentig nog twee soloalbums op, waarop hij meer richting rock schoof.

MacGowan begon met drinken toen hij vijf jaar oud was. Zijn ouders gaven hem Guinnessbier om hem rustig te houden. Op latere leeftijd kwamen daar lsd en heroïne bij. De bevriende zangeres Sinéad O’Connor gaf hem in 2000 aan bij de politie wegens heroïnebezit, in de hoop hem te laten afkicken. MacGowan was woest, maar dankte haar later omdat het hem inderdaad lukte om van de drugs af te komen. Drank was moeilijker. Stoppen met toeren hielp: de drank was voor hem aan de concerten en het rondreizen verbonden. Door diverse valpartijen brak hij zijn heup en knie, waardoor hij sinds 2015 in een rolstoel zat. In het ziekenhuis raakte hij ook van de drank af. Depressie en angsten bleven hem plagen. De reparaties aan zijn befaamde slechte gebit waren onderwerp van het tv-programma Shane MacGowan: A Wreck Reborn.

Toen The Guardian hem twee jaar geleden interviewde, kwam er weinig meer uit. Wel zei hij geen doodswens te hebben, hij hield vast aan het leven. „Is het leven goed?” vroeg de interviewer. MacGowan antwoorde: „Wordt aan gewerkt.”