Amsterdam pronkte ten onrechte met de Top600-aanpak van misdaad: ‘Het geloof en de hoop in de werking overheersten’

Met één stevige ruk trok het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Justitie en Veiligheid onlangs het kleed weg onder een van ’s lands bekendste initiatieven tegen zware criminelen: de Amsterdamse Top600-aanpak.

De Top600-aanpak komt uit de koker van de overleden Amsterdamse burgemeester Eberhard van der Laan en is gericht op veelplegers van high impact crimes, die grote en wijdverspreide effecten hebben op individuen, gemeenschappen of zelfs de samenleving – denk aan overvallen, straatroven en inbraken. Onder aanvoering van een ‘regisseur’ werken veertig instanties – waaronder politie, justitie, reclassering en GGD – via een integrale en persoonsgerichte aanpak samen om de criminelen op het juiste pad te krijgen en recidive terug te dringen.

De resultaten van de methode worden al jaren bejubeld door betrokkenen. „Wij hebben een daling van de recidive waarvan we vijf jaar geleden niet eens geloofden dat die mogelijk was, van 50, 60 procent. Elk jaar”, vertelde Van der Laan in 2017 in het tv-programma Zomergasten. Eind 2020 zei toenmalig VVD-Kamerlid Dilan Yesilgöz – tegenwoordig VVD-leider en minister van Justitie – in een Kamerdebat dat ze als adviseur bij de aanpak was betrokken toen die in 2011 werd ingesteld, na de dodelijke overval op juwelier Fred Hund. Ook Yesilgöz lichtte de 60 procent recidivedaling uit.


Lees ook
‘’Die jongens’ uit de Top 600 recidiveren minder’

NRC checkt: ‘’Die jongens’ uit de Top 600 recidiveren minder’

Speciale controlegroep

Het omvangrijke WODC-onderzoek haalt die beweringen onderuit. De onderzoekers concluderen dat „er geen aanwijzingen zijn dat de Top600-aanpak zorgt voor minder recidive”. Het WODC keek niet slechts of de Top600-deelnemers afgelopen jaren minder strafbare feiten pleegden, zoals de gemeente Amsterdam jaarlijks doet. Het stelde een speciale controlegroep samen van high impact crime-plegers die géén speciale persoonsgerichte behandeling ontvingen en vergeleek hun criminele carrières met die van de Top600-leden. En wat blijkt? In beide groepen daalt de recidive in vergelijkbare mate, bij de controlegroep zelfs nóg iets harder.

De Amsterdamse recidivecijfers hielden er geen rekening mee dat het aantal overvallen, woninginbraken en straatroven in Nederland sinds 2002 fors daalde en dat daders naarmate ze ouder worden minder misdrijven plegen, constateert het WODC. Met andere woorden: zonder Top600-aanpak was de criminaliteit ook afgenomen.

WODC-onderzoekerKarin Beijersbergen Het is een heel lastige doelgroep: 90 procent heeft psychische problemen, 80 procent schulden, de helft is licht verstandelijk beperkt, een kwart dakloos

‘Het gevoel van professionals’

„In al die jaren is in die succesverhalen nooit een controlegroep betrokken, terwijl dat wél is wat je behoort te doen om de effectiviteit te meten”, zegt criminoloog Henk Ferwerda van Bureau Beke die lid was van de begeleidingscommissie van het WODC-onderzoek. Hij wijst erop dat de Top600-aanpak door heel Nederland in lokale varianten navolging heeft gekregen, zowel in grote gemeenten als Den Haag en Rotterdam en kleinere als Tilburg.

Dat Amsterdam bereid is geweest de eigen aanpak te laten onderzoeken, getuigt van lef, vindt Ferwerda. „Er zijn in Nederland heel veel programma’s om criminaliteit tegen te gaan waarvan we slecht of niet meten of ze effectief zijn. Het succes wordt dan bepaald door het gevoel van professionals.”


Lees ook
Eerste onderzoek naar ‘Top 600-aanpak’ om recidive te voorkomen: criminelen vallen niet minder vaak terug

De Top 600-aanpak richt zich op jonge veelplegers van onder meer woninginbraken of gewapende overvallen.

‘Harde kern’

Ido Weijers, emeritus hoogleraar jeugdrechtspleging aan de Universiteit Utrecht en gespecialiseerd in veelplegers, is niet verbaasd over de uitkomsten van het onderzoek. Hij vroeg in 2018 al of het hoofddoel – recidive terugdringen – wel behaald werd, onder meer omdat die daling logisch was aangezien criminelen naarmate ze ouder worden steeds minder vaak misdrijven begaan. Ondanks raadsvragen landde die kritiek niet bij de beleidsmakers in de hoofdstad. „De politieke drijfveer overheerste, het geloof en de hoop dat het op deze manier werkte. Maar daarvoor was van meet af aan gebrek aan bewijs. De discussie met wetenschappers, die weten wat bewezen werkt, ontbrak.”

Weijers wees vijf jaar geleden in Het Parool al op een „volhardende harde kern waar de Top600 geen grip op krijgt”. Hij ziet zijn gelijk bevestigd in het WODC-onderzoek en cijfers van de gemeente Amsterdam, waaruit een groep naar voren komt die zich niets aan de persoonsgerichte aanpak gelegen laat en even hard doorgaat op het foute pad.

Het bestaan van een harde kern wordt herkend door WODC-onderzoeker Karin Beijersbergen. Het recente WODC-onderzoek naar de Top600-aanpak is onderdeel van een breder onderzoeksprogramma naar recidive onder daders van high impact crimes. „Uit een van de andere onderzoeken blijkt bijvoorbeeld dat het aantal daders van zulke delicten sinds 2002 enorm is afgenomen, maar de recidive onder deze daders nauwelijks. Dat duidt op een hardnekkige groep die blijft recidiveren ongeacht wat we doen.”

Kwart dakloos

Mogelijk heeft dat ermee te maken dat de persoonsgerichte ingrepen te laat komen, zegt Beijersbergen. Ze wijst erop dat de Top600-leden veelal opgroeien in armoede en criminele milieus en bijvoorbeeld ook met huiselijk geweld te maken hebben. „Er gaat dus al vroeg veel mis.”

De leden komen gemiddeld rond hun 24ste in de Top600 en hebben dan al een aanzienlijke criminele carrière achter de rug. Ze zaten gemiddeld anderhalf jaar in de cel, hebben twaalf strafzaken op hun naam en werden op hun zestiende voor het eerst vervolgd. „Daarnaast heeft 90 procent psychische problemen, 80 procent schulden, is de helft licht verstandelijk beperkt en een kwart dakloos. Dat is een hele zware doelgroep die lastig is bij te sturen”, zegt Beijersbergen. „Daarom is het de vraag of recidivevermindering een realistische doelstelling is en bevelen wij aan daarover na te denken.”

begeleidingscommissie WODC-onderzoekHenk Ferwerda Nederland telt heel veel programma’s tegen criminaliteit waarvan we slecht of niet meten of ze wel effect hebben

Ferwerda is het hiermee eens. „We denken dat het maakbaar is en dat we met een intensief programma dit type delinquent op het juiste pad kunnen krijgen. Maar recidive verlagen is een heel hoog doel, ik ken weinig programma’s die dat realiseren.” De criminoloog benadrukt dat onderzoek uitwijst dat structurele gedragsverandering van zware criminelen twee essentiële aspecten vereist: dat ze de wil (intentie) én motivatie (drijfveren) hebben om hun leven te veranderen. „Als die ontbreken, dan wordt het heel ingewikkeld iemand te bewegen een normaal leven te leiden.”

Weijers kijkt er op een soortgelijke manier naar. Hij deed uitgebreid onderzoek naar criminele jongeren en volgde er ruim honderd langdurig. „Mijn advies: maak onderscheid in de fase waarin de persoon zit en richt je met de hulpverlening alleen op kansrijke gevallen. Bij de harde kern moet de nadruk veel meer op repressie liggen.” Daarmee is niet gezegd dat door de Top600-aanpak een streep moet, zegt Weijers. „Het uitgangspunt van zorg en een stevige aanpak combineren, is goed, maar je moet je richten op de categorie waarbij dat werkt. Die harde kern moet je eruit zeven.”

De huidige burgemeester Femke Halsema reageerde afgemeten toen het onderzoek werd gepubliceerd: „Valt tegen”.


Lees ook
Aan deze veelplegers zit weinig behandelvlees

Aan deze veelplegers zit weinig behandelvlees