De belangrijkste aanwijzing in de brief van NSC-leider Pieter Omtzigt aan verkenner Ronald Plasterk over kabinetsdeelname met de PVV bevindt zich in het kortste woord: „nu”. De fractie van NSC, zo schijft Omtzigt woensdagavond, ziet „nu geen basis om onderhandelingen te starten met de PVV”. Voorlopig wil zijn partij niet praten met Geert Wilders over de door hem gewenste coalitie van PVV, NSC, VVD en BBB.
Zijn partij, zo schrijft Omtzigt, trekt „een harde grens” bij de bescherming van de Grondwet.
Maar zowel in de brief als in een toelichting aan de pers bleek die boodschap voorwaardelijk en niet eenduidig. Op de vraag die al sinds de verkiezingen van vorige week boven tafel hangt – wil NSC met de PVV onderhandelen over een nieuw kabinet? – gaf de fractieleider van Nieuw Sociaal Contract een tweeledig antwoord. In eerste instantie zei hij daar „niet klaar” voor te zijn. Vervolgens verbond Omtzigt er een aantal voorwaarden aan – wat betekent dat zijn partij nú niet bereid is om met de PVV te gaan praten. Dat zou in de loop van het formatieproces dus nog kunnen veranderen. „Ik wil op dit moment die onderhandelingen niet openen”, zei hij.
Lees ook
Dat Wilders zei dat hij ‘van plan’ is zich aan de Grondwet te houden, maakte Omtzigt ‘heel blij’
Eerste Kamer
Het eerste probleem dat Omtzigt ziet met de rechtse coalitie die PVV-leider Geert Wilders voor ogen heeft is een getalsmatige. Het voorkeurskabinet van de grote winnaar van de verkiezingen heeft in de woorden van Omtzigt „bij lange na geen meerderheid in de Eerste Kamer”. Een argument dat niet in samenspraak is met zijn pleidooien voor een minderheidskabinet in de campagne voor de Tweede Kamer. Pas daarna noemde hij de inhoudelijke, principiële bezwaren die de NSC-fractie tegen de PVV heeft.
In een brief aan verkenner Plasterk noemt Omtzigt zelf nadrukkelijk geen voorkeurscoalitie. Hij vindt dat twee informateurs moeten worden benoemd – „desgewenst kunnen wij kandidaten voordragen” – die met alle vijftien fracties in de Tweede Kamer gaan praten. Die moeten inventariseren welke meerderheden er zijn voor oplossingen voor de grote problemen waar Nederland voor staat, zoals het woningtekort, migratie en armoede. Omtzigt lijkt hiermee voor te sorteren op een extraparlementair kabinet dat wisselende meerderheden in het parlement zoekt.
Dat Omtzigt alle opties openhoudt, heeft te maken met het gesprek dat in zijn fractie gevoerd wordt. Sinds de verkiezingen heeft de NSC-leider rekening te houden met de negentien andere NSC-Kamerleden die volgende week beëdigd worden. Zijn boodschap aan het prille begin van de verkenning is de vertolking van het compromis waar hij met zijn fractiegenoten op uit is gekomen. Die zijn niet onverdeeld enthousiast over samenwerking met de PVV, hoewel het gesprek erover volgens bronnen niet hoog is opgelopen.
Grote zorgen
In de fractie leven grote zorgen over de grondwettelijkheid van de plannen in het verkiezingsprogramma van de PVV. De vragen die Omtzigt in zijn brief aan verkenner Plasterk opwerpt, zijn de vragen die eerder deze week in een fractievergadering klonken. Die gaan over wat de status van het PVV-verkiezingsprogramma is nadat Wilders in de campagne zei dat hij bereid is om anti-grondwettelijke plannen zoals het verbieden van de koran „in de ijskast” te zetten. „De PVV moet duidelijk maken wat ze bedoelen met ijskast”, zei Omtzigt in een toelichting.
Daarbij, zo schrijft Omtzigt, wil zijn fractie weten of PVV-Kamerleden en eventuele bewindspersonen „zich in hun uitingen en bij stemmingen zullen houden aan de (Grond)wet, mede gelet op de uitspraak dat de standpunten [over de islam] ‘in het dna’ van de partij zitten.”
De twijfel bij sommige NSC’ers over deelname aan een kabinet met de PVV heeft niet alleen te maken met principiële redenen en zorgen over de Grondwet. In de partij zijn ze ook niet vergeten hoe het regeringspartijen VVD en CDA verging tijdens Rutte I, toen de PVV gedoogpartner was. De PVV verzette zich in die periode tegen het kabinetsbeleid dat het zelf gedoogde en trok de stekker eruit toen er in 2012 extra bezuinigd moest worden. Een studiegroep met financiële topambtenaren wees er in september op dat het eerstvolgende kabinet rekening moet houden met een begrotingsgat van 17 miljard euro vanaf 2028 als het onverminderd blijft doorgaan met de uitgaven zoals in het kabinet-Rutte IV. Dat het volgende kabinet moet gaan bezuinigen, is dus niet uitgesloten.