Gevechtspauze in Zuid-Libanon. ‘Mijn olijven, tabak en paarden, ik ben alles kwijt’

‘Yalla, yalla!” De jongens duwen en sjorren, geven er nog eens een paar trappen tegenaan en rammen dan de voordeur open. Ali Hussein Sleiman loopt de trap omhoog en het appartement van zijn grootouders binnen. Hier zit geen deur meer in. De muren en het plafond zijn zwartgeblakerd, de vloer is bezaaid met versplinterd glas en verbrande spullen.

„Mijn hele familie ging al snel na het begin van de oorlog naar Beiroet”, zegt Sleiman. „Behalve mijn opa, die wilde niet mee. Uiteindelijk hebben we hem overgehaald om toch weg te gaan, en echt, de volgende dag werd dit huis voor de eerste keer geraakt.”

Het huis van Sleimans grootouders in Kafr Kila kijkt uit over Israëlische dorpen zoals Meluta en Kiryat Shmona. Dit Libanese plaatsje is net als veel andere grensdorpen in zuid-Libanon al anderhalve maand doel van Israëlische bombardementen. Bijna een derde van de bewoners is hier de afgelopen weken weggetrokken.

Dit weekend zijn de militaire controleposten in het zuiden drukker dan ze in weken zijn geweest. Het vierdaagse staakt-het-vuren in Gaza dat afgelopen vrijdagochtend in ging, heeft namelijk ook het schieten aan de Israëlisch-Libanese grens tijdelijk gepauzeerd.

Brandschade op de muren in het huis van Ali Hussein Sleiman in Kafr Kila.
Foto’s Alex Spoerndli

Voor bewoners van het grensgebied is dit misschien wel de enige mogelijkheid om de schade aan hun huizen en gewassen op te nemen, en snel winterkleding in te pakken voordat het geweld weer oplaait. De gemeente in Kafr Kila is zaterdag begonnen met het inventariseren van de schade in het dorp zodat ze bewoners kunnen gaan compenseren.

Voortzetting oud conflict

Onder het huis van Sleimans grootouders zit de bakkerij van een van zijn ooms. Ook daar is een raket ingeslagen, de winkel ligt in puin en het ruikt er naar een mix van verbrand hout, broodmeel en kruiden.

Op het balkon, onder het permanente gezoem van een Israëlische drone, vertelt Sleiman dat zijn familie ondanks alle schade geen hulp van de staat wil krijgen. „Zolang Hezbollah achter ons staat, willen wij hun geld niet.” Het is toch maar materiële schade, zegt hij overtuigd. „Ons hele huis is nog geen voet van een martelaar waard. Ik zou zelfs liever zien dat onze martelaren veilig terugkomen van het front dan mijn eigen familieleden.”

Veel inwoners van de arme Libanese grensdorpen lieten hun dieren achter toen de oorlog weer losbarstte.

Al sinds dag twee van de Gaza-oorlog zijn de Israëlische strijdkrachten aan hun noordgrens verwikkeld in een steeds heviger tit-for-tat-gevecht met Hezbollah, Libanons grootste militie en grote politieke partij. Hezbollah, dat op de Amerikaanse en Europese terrorismelijst staat, opende na 7 oktober geen grootschalig tweede front, zoals in de eerste weken gevreesd werd, maar voert wel veel aanvallen uit om zo bondgenoot Hamas bij te staan.

Het huidige gevecht is in feite een voortzetting van een decennialang conflict tussen de twee landen die nog altijd met elkaar in oorlog zijn. Toch is er niet zo hevig gevochten sinds 2006, toen Israël Libanon voor de derde keer binnenviel en er een kortstondige oorlog volgde. Door het opgelaaide geweld hebben al ruim 55 duizend mensen hun dorpen verlaten. Velen trekken naar noordelijker plaatsen zoals Nabatiye, Tyre, Sidon en hoofdstad Beiroet. Het overgrote deel verblijft bij familie of andere huishoudens of huurt zelf een huis, volgens cijfers van de Verenigde Naties.

Elke ochtend worden de matrassen opgeruimd in een school in Sour.
Foto’s Alex Spoerndli

Libanezen die nergens terecht kunnen, vinden onderdak in opvangcentra, zoals in een school in Tyre. Bewoners zijn blij dat ze hier veilig zijn, maar lopen al snel op tegen de beperkingen van het vluchtelingenbestaan. „Er is hier niets te doen, de kinderen krijgen geen les en we kunnen niet werken”, zegt een groepje mannen. Abdallah el Moussa draagt een van zijn kinderen in zijn armen, en vertelt dat hij zo meteen afreist naar het zuiden. Hij zal er wat spullen ophalen voor zijn gezin, maar keert daarna weer terug. „Ik blijf bij de dieren. Alleen zo kunnen wij overleven.”

Achtergesteld gebied

Het zuiden van Libanon is altijd een achtergesteld gebied geweest met veel armoede. Een groot deel van de bevolking leeft van landbouw en veeteelt en probeert al generaties lang oorlogen en misoogsten te overleven. Lang wegblijven is dan geen optie, zeker niet tijdens het oogstseizoen, zegt Moustafa Sayyed. Hij ontvluchtte met zijn gezin het grensdorpje Dhayra en woont nu in de opvang. „De olijven zijn intussen van de bomen gevallen en liggen te vergaan. Mijn tabak lag te drogen in de zon, maar is inmiddels natgeregend en niet meer bruikbaar. Het had een goed oogstjaar moeten worden, maar nu is al het werk voor niets geweest.”

Met zijn 11 kinderen en twee echtgenotes woont en slaapt Sayyed in een van de klaslokalen van de opvang

Met zijn 11 kinderen en twee echtgenotes woont en slaapt Sayyed in een van de klaslokalen van de opvang. Farah, een van zijn echtgenotes, zegt dat de kinderen winterkleding nodig hebben, en dat ligt nog allemaal in Dhayra. „We krijgen hier wel wat kleding, dekens en voedsel, maar het is veel te weinig.”

Sayyed denkt dat hij omgerekend achttienduizend euro aan inkomsten is misgelopen. Daarnaast is hij ook nog eens zijn zes paarden kwijt. Hij liet ze vrij omdat hij ze niet vaak genoeg kon voeren en nu zijn ze onvindbaar. Zeker één paard is dood, een ander is gewond geraakt door een granaat. „Olijven, tabak en paarden, alles ben ik kwijt. De internationale gemeenschap moet begrijpen dat wij hulp nodig hebben. In onze dorpen is er niemand die ons compenseert of geld geeft. Wij staan er helemaal alleen voor.”

Foto Alex Spoerndli