Dertig uur lag Afnaan al-Shanna, een tienermeisje aan wie de Haagse kunstenares Ingrid Rollema deze zomer nog les gaf in de Gazastrook, onder het puin van een gebombardeerd gebouw voor ze gered kon worden. Haar ouders kwamen om, net als het grootste deel van haar familie. Toen Rollema dit vorige maand hoorde, schoot haar te binnen dat het meisje eens had gezegd dat ze zich juist zo veilig voelde op de tekenles.
Een andere enthousiaste leerling, Khalid Zaqut (13), die vanuit het noorden van de Gazastrook met zijn familie naar het zuiden vluchtte, had nog meer pech en stierf bij een Israëlisch bombardement. „Hij wilde later graag regisseur worden”, vertelt Rollema in haar atelier in de Haagse binnenstad.
Elke dag weer is het hopen voor Rollema en de Brusselse Suzanne Groothuis, met wie ze nauw samenwerkt, dat er geen nieuwe jobstijdingen binnenkomen van hun contacten in de Gazastrook. Voor zover er communicatie mogelijk is. Soms ontbreekt die door bombardementen of omdat de stroom – al dan niet opzettelijk – is uitgevallen. Telefoons zijn vaak alleen via zonne-energie nog op te laden.
Lees ook
‘Er staat ons in Gaza nog iets gruwelijks te wachten’
Al voor de oorlog 7 oktober uitbrak met een bloedbad onder Joden in Zuid-Israël door Hamas hadden Gazaanse kinderen het zwaar. Maar de hevige bommenregen was voor hen een nieuwe ramp. Ruim vijfduizend kinderen zijn volgens de Palestijnse autoriteiten omgekomen. Sommigen hebben ledematen verloren, anderen hebben geen ouders, broers of zussen meer. Velen zijn hun huis kwijt.
Getraumatiseerde kinderen
Rollema (70) bezoekt Gaza al 33 jaar als vrijwilliger om er met andere collega’s Palestijnse kinderen periodiek tekenles en andere artistieke expressie te geven. Ook deze zomer was ze weer bij de kinderen, die door de Israëlisch-Egyptische blokkade van de Gazastrook het strookje land zelden of nooit afkunnen.
In 1996 richtten Rollema en collega-vrijwilligers de Hope Foundation op, die getraumatiseerde en gehandicapte kinderen helpt zich beter te ontplooien door ze op een speelse manier in aanraking te brengen met kunst en cultuur. De stichting heeft een studio in een gebouw op het terrein van de Rode Halve Maan, de zusterorganisatie van het Rode Kruis, in de zuidelijke plaats Khan Younis. Wekelijks kunnen er honderden kinderen terecht. Daarnaast zijn er zomerkampen en is er een kunstacademie opgezet voor talentvolle kinderen. Sinds kort steunde de stichting ook de Breakdance Academy van Ahmed Myuz, een energieke man in de buurt van Gaza-Stad.
De oorlog gaat gepaard met periodes van tergende onzekerheid. Zo verbleef in het gebouw van de Breakdance Academy een groep van 82 ouders en kinderen, die daar uit veiligheidsoverwegingen heen waren getrokken. Myuz meldde al snel dat er amper meer voedsel of geld was. Daarop wist de Hope-stichting 1.500 euro naar hem over te maken bij een nog functionerende bank, op twee uur lopen. Myuz liep er heen, ontving het geld maar kort daarna vielen ook nabij zijn tehuis bommen. Twee weken hoorden Rollema en Groothuis niets en ze begonnen het ergste te vrezen. Tot Myuz, als een kat met negen levens, alsnog een levensteken gaf. Maar of zijn familie en die 82 mensen nog leven, is onbekend.
Zwart-wittekeningen
Sommige leerlingen zoeken bij al het geweld om hen heen troost en afleiding bij het tekenen. Ali (19) bijvoorbeeld, een talentvolle jongen die aan de academie studeerde. Rollema heeft hem sinds zijn achtste jaar onder haar hoede gehad. Schuilend voor Israëlische bommen en granaten onder de trap in een huis in Khan Younis begon Ali zwart-wittekeningen te maken van naargeestige oorlogsscènes.
Veel kinderen zijn met hun ouders uit het noorden gevlucht en beschikken niet langer over potlood en papier. Maar sommigen laten zich niet uit het veld slaan. Een tienermeisje dat in Khan Younis in een tent zit naast het gebouw van de Rode Halve Maan besloot vorige week een kindertekenclub op te richten. Gretig kwamen er kinderen op af, die er net zo lang op los tekenden tot al het papier op was.
Lees ook
De getuigenissen uit Gaza vallen langzaam stil
Zain Karam (8 jaar) ‘Ik mis normaal te zijn’
„Ik zit in de derde klas (vergelijkbaar met groep vijf, red). Ik houd van tekenen, lezen en verhalen schrijven. Ik heb twee zussen en een broer.
„De afgelopen drie weken waren heel eng en afschuwelijk. Dat gevoel hebben we nog steeds. ’s Nachts kan ik niet slapen. Ik droom ervan veilig in mijn land te wonen.
„Ik zou graag kunstenaar worden. Ik wil dat de mensen in de wereld ons redden uit deze vreselijke oorlog. Ik mis mijn school, ik mis mijn onderwijzers. Ik mis normaal te zijn.
„Weten jullie dat we nu thuis school hebben? Ze brengen alle kinderen uit ons gebouw samen en we leren allemaal samen. Wauw, dat is hartstikke goed. Gisteren hadden we vrij. We kregen lekker snoep.”