Column | Waakzaamheid

Afgelopen week vertrok ik naar Indonesië om college te geven. Mooi, dacht ik, even wat afleiding van die bizarre verkiezingsuitslag. Het lukte me om er niet meer aan te denken tot ik gisteravond uit eten ging met een groep Indonesische journalisten en kunstenaars. „Gefeliciteerd met jullie nieuwe premier”, bulderde schrijver M., direct bij binnenkomst. „Ik hoorde dat hij een soort Netanyahu is, ook helemaal tegen de islam?”

De rest van de avond ging het dus alleen nog maar over ‘Kierd Wielders’.

„Hoe denkt hij over kunst en cultuur?” vroeg S., een acteur.

Ik antwoordde dat de PVV alle subsidies plus de publieke omroep wilde afschaffen.

„Natuurlijk”, verzuchtte ik, „wil dat niet zeggen dat dat ook daadwerkelijk zal gebeuren, maar ze lijken wel erg vastbesloten.”

„Je vertelde net dat er waarschijnlijk een gedoogkabinet komt”, zei A., een journalist, zacht. „Zoiets gaat maar zelden goed. Wie weet zit er over een jaar wel een heel andere club.”

Tja. In een jaar kan er alsnog veel kapot. Rutte I hief bij aantreden meteen het ministerie van Volkshuisvesting op, en met de puinhopen daarvan zitten we nog steeds.

„Soms kan er ook iets beters voor terugkomen”, vervolgde A. „Na de val van Soeharto was er hier opeens ruimte. Kunstenaars en journalisten konden plotseling openlijk tegenmacht leveren.”

‘Maar dat was ook maar van tijdelijke aard”, mompelde haar man. „Want de boel is hier alweer aan het verschuiven. De huidige president heeft net de grondwet laten veranderen zodat zijn zoon hem kan opvolgen. Voor de verkiezingen in februari heeft de zeer conservatieve opperbevelhebber van het leger zich bovendien aan zijn kant geschaard.”

Hij begon over het culturele centrum van een vriend waar afgelopen maand opeens een roedel agenten op de stoep stond. Zogenaamd omdat de vergunning voor het verkopen van drank (en dan niet van wodka maar van frísdrank) niet op orde was, maar in werkelijkheid was het natuurlijk gewoon intimidatie. Van pas op, houd je koest, zeker nu de verkiezingen er aankomen.

„Met andere woorden”, zei ik somber, „na iets ergs kan eerst iets fijns komen, om vervolgens weer plaats te maken voor iets nog veel vervelenders. Lekker dan.”

A. sloeg een arm om me heen.

„Het komt vast wel weer goed”, zei ze. „Na een generatie of twee zal het vast wel weer beter gaan.”

Dat was zo zwartgallig dat het hele gezelschap het uitproestte. Sommigen moesten zelfs even naar buiten om bij te komen. Zelf hield ik me jankend van het lachen vast aan de tafel.

„En hierna nooit meer jullie waakzaamheid laten verslappen hè”, schaterde A. tegen me. Hikkend probeerde ik de tranen uit mijn ogen te vegen maar ze bleven stromen, er kwam werkelijk geen einde aan.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.