‘Kijk”, zegt Nizar El Ouardani, „Wilders heeft goede en slechte dingen. Hij is slecht voor de islam, maar goed voor zorg, wonen en migratie. En dat zijn belangrijke dingen voor mij.” In zijn bakkerszaak in de Amsterdamse wijk Osdorp legt El Ouardani uit waarom hij, geboren in Marokko en belijdend moslim, de enorme winst van de PVV niet als een bedreiging ziet – en zelfs wel een beetje toejuicht.
„Ik woon dertig jaar in Nederland”, zegt hij van achter de toonbank. „En er komen nu mensen uit een ander land die meer voordelen hebben dan ik. Ze krijgen een goed huis en een school voor hun kinderen. Ondertussen werken ze niet.” Over Wilders’ radicale anti-islamagenda maakt El Ouardani zich geen zorgen. „De moskee is belangrijk, maar niet zó belangrijk. Als die dicht moet, ga ik toch thuis bidden?” Hij overhandigt vijf platbroden aan een klant. „Als Wilders het goed doet als premier, ga ik de volgende keer op hem stemmen.”
Hoe bezien Nederlandse moslims de eclatante verkiezingszege van Geert Wilders, de politicus die hun geloof een „ideologie van haat en terreur” noemt en die veroordeeld is voor groepsbelediging van Marokkaanse Nederlanders? Prominente moslims spraken de afgelopen dagen hun bezorgdheid uit. Zo schreef burgemeester Ahmed Marcouch (Arnhem) op de site Joop.nl over zijn achtjarige zoontje, die nu bang is dat de PVV hen het land uit wil zetten. Advocaat Anis Boumanjal tweette dat hij er tegenop zag zijn kinderen het nieuws over Wilders te vertellen. „Dat ‘hun’ Nederland massaal heeft gekozen voor uitsluiting van hun identiteit, zal ze verdrietig maken”. Moskeeverenigingen uit Den Haag en Rotterdam noemden de PVV-zege een bevestiging van een „islamofoob klimaat”.
Uit tientallen gesprekken op markten en pleinen, in winkels en buurthuizen in Rotterdam en Amsterdam doemt een ander, gevarieerder beeld op. Bij een deel van de mensen is de verkiezingsuitslag inderdaad hard binnengekomen. Nu is duidelijk, zeggen ze, wat we altijd al wisten: dat een grote groep Nederlanders ons liever kwijt is dan rijk. Ze vragen zich vertwijfeld af wat een kabinet-Wilders straks zal betekenen voor de Nederlanders die bij hem niet „op één” staan.
Maar een groot deel van de moslims die we spreken, lijkt zich niet zoveel zorgen te maken. Met de anti-islamplannen van Wilders (moskeeën en islamitische scholen dicht, Koran verbieden) zal het zo’n vaart niet lopen, denken ze. Zijn toekomstige coalitiepartners zullen het niet toestaan en bovendien „hebben we in Nederland gewoon een rechtsstaat”. En heeft Wilders zelf niet gezegd dat zijn -islamagenda op dit moment „geen prioriteit” heeft? „De islam”, zegt de 32-jarige Ahmed op een winkelplein aan de Beijerlandselaan in Rotterdam-Zuid, „is voor hem meer een bijzaakje.”
Nóg opvallender: veel van de gesprekspartners kunnen zich, op de anti-islamretoriek na, eigenlijk wel vinden in de standpunten van de PVV. Wat Geert Wilders zegt over lage inkomens (moeten hoger), de zorg (moet beter), de woningmarkt (moet eerlijker) en criminelen (zwaarder straffen): daar heeft hij gewoon gelijk in, vinden ze. Dat geldt ook voor Wilders’ standpunten over migratie. Asielzoekers, statushouders en Oekraïense vluchtelingen – ze krijgen het geld en de huizen die eigenlijk bestemd zijn voor „de Nederlanders” – waartoe ze zichzelf nadrukkelijk rekenen.
Een enkeling heeft zelfs serieus overwogen op de PVV te stemmen, of dat daadwerkelijk gedaan. Zoals een Marokkaanse Nederlander van in de vijftig die in de rij staat bij bakker Marrakech in een levendige winkelstraat in Amsterdam-Osdorp. „Vanwege de asielzoekers, die met duizenden tegelijk hierheen komen.”
Oekraïners
Aan de overkant van de straat gaat Anisa Elmaach er even goed voor staan als ze gevraagd wordt naar de PVV. Ze is 19, komt uit Eindhoven en draagt een witte hoofddoek. Wilders, zegt ze, is nu „gefocust op andere dingen” dan de islam. „Mensen groeien, mensen veranderen.”
De PVV, zegt Elmaach, „heeft goede punten”. Neem de Oekraïne-oorlog, waarin Nederland een van grootste Europese leveranciers is van geld en wapens. „Elk land moet geholpen worden, maar Nederlandse gevechtsvliegtuigen sturen kost een paar miljoen. Wilders zegt: we willen ons erbuiten houden. Daar ben ik het mee eens. We sturen toch ook geen geld en wapens naar Afrikaanse landen waar het oorlog is?”
Ander punt: de woningmarkt. „Daar gaat te veel aandacht uit naar migranten”, zegt Elmaach. „We kunnen onze eigen mensen niet eens kwijt. Wij Nederlanders moeten gewoon als eerste.” Ze spreidt haar handen. „Vol is vol.”
Ook in de Rotterdamse winkelstraten klinkt die leus. De 33-jarige opticien Amira vindt dat Nederland te veel migranten toelaat. „Terwijl voor ons alles steeds duurder is geworden, krijgen die mensen meteen een uitkering en voorrang op huizen. Natuurlijk moeten we de échte vluchtelingen blijven opvangen, maar die gelukzoekers… hallo, dát is niet de bedoeling.”
Amira vindt het „creepy” dat zoveel Nederlanders voor een partij hebben gekozen die moslims met een hoofddoek, zoals zijzelf, wil weren uit overheidsgebouwen. „Veel Hollanders hebben twee gezichten. Als je met ze samenwerkt is alles koek en ei. Maar ondertussen willen ze wel alle buitenlanders het land uit, hoor je dan via-via van collega’s.” Toch, zegt Amira, „had ik zonder zijn anti-islamstandpunten ook wel op Wilders gestemd”.
Polderland
Opvallend is hoe vaak het woord ‘Grondwet’ valt in gesprekken. Het is de rechtsstaat, zeggen mensen, die Wilders ervoor zal behoeden om aan hun rechten te tornen – en die rechtsstaat is sterk genoeg. „De Grondwet kun je niet in één termijn aanpassen”, zegt Souhaila, een dertiger die met haar vriendin Shira koffie zit te drinken op een terras in Amsterdam-Osdorp. „We blijven een polderland.”
Souhaila zegt wat veel van de gesprekspartners zeggen: nu Wilders de grootste is geworden, moet hij voorál premier worden. Laat hem maar bewijzen wat zijn retoriek in de praktijk betekent. Met de billen bloot. Dan zal vanzelf duidelijk worden, denkt ze, welke agenda Wilders van „zijn zionistische financiers” moet uitvoeren. Slager Mohammed Elaf verwoordt het anders: „Een hond kan blaffen. Maar als je hem een groot stuk vlees geeft, dan is-ie tevreden.”
Niet iedereen heeft onvoorwaardelijk vertrouwen in de grondwet als verdedigingslinie voor moslims en andere minderheden in het geval van een PVV-kabinet. Er is veel naïviteit over Wilders, zegt criminologe Tasniem Anwar. „Zijn boodschap, die lijnrecht tegen de Grondwet ingaat, is geaccepteerd als iets normaals. Nu krijgt Wilders de mogelijkheid om die boodschap om te zetten in nieuwe wetten en beleid. Mensen onderschatten het gevaar daarvan.”
Anwar (30) groeide op met Wilders. Toen ze op de middelbare school zat, verscheen zijn omstreden anti-islamfilm Fitna. „Met maatschappijleer gingen we hem kijken. In een overwegend witte klas moest ik me toen al verdedigen. Voor waarin je gelooft, voor wie je bent. Je groeit eigenlijk op met een gevoel dat je hier niet thuishoort.”
Anwars ervaring is die van heel veel Nederlandse moslims van dertig jaar of jonger: ze hebben zich al hun hele leven te verhouden tot Wilders. Eerst Fitna, toen zijn ‘minder, minder Marokkanen’-uitspraak en de rechtszaken die erop volgden. Veel islamitische Nederlanders die we spreken, vooral jongeren, hebben zich een laconieke houding aangemeten ten opzichte van de PVV-leider. Ze maken grapjes over wanneer ze het land worden uitgezet. Zeggen schouderophalend dat Wilders „nu eenmaal van choqueren houdt” of vertellen dat ze de ‘minder, minder’-beelden rondsturen als meme. Geert Wilders, een cartoonesk figuur in het decor van je leven.
Zijn dit ‘coping’-mechanismen, waaronder wel degelijk angst en onzekerheid schuilgaan?
Ja, zegt Imad Achatibi (33) die in Rotterdam zijn zoon op een kinderzitje installeert. „Ik hou mezelf voor dat mensen op hem gestemd hebben vanwege het huizentekort. Dat het niet tegen moslims gericht is, maar dat er andere motieven achter schuil gaan. Dat voelt fijner.”
Tasniem Anwar koestert sinds afgelopen woensdag weinig illusies meer. Haar pasgeboren dochtertje, zegt ze, zal waarschijnlijk óók met Wilders opgroeien. „Ik hoopte dat het voor haar anders zou zijn. Maar het is zelfs erger geworden.”
‘Ze willen ons toch niet’
In een lichtblauw geverfde vergaderruimte in Amsterdam Nieuw-West zit Sabi el Massaoui achter een kop thee. De directeur van jongerencentrum Argan heeft een bewogen vierentwintig uur achter de rug.
Op verkiezingsavond, vertelt hij, begonnen al de eerste telefoontjes binnen te komen van islamitische Nederlanders. Er zaten mensen tussen „met hoge functies”: op de universiteit, in het bedrijfsleven, bij banken. Ze maakten zich allemaal zorgen over Wilders’ zege. „Dan heb je hard gestudeerd en een goede baan, en denk je: ze willen ons toch niet.”
Zelf is El Massaoui, geboren in Marokko, ook bevangen door vertwijfeling. Twintig jaar is hij nu directeur van Argan. Zijn organisatie heeft altijd „gestreden”, zegt hij: tegen racisme en discriminatie, maar ook tegen religieus extremisme in islamitische kring. Toen Theo van Gogh werd vermoord door een radicale islamist, nu bijna twintig jaar geleden, kwam koningin Beatrix langs bij Argan om met Marokkaans-Nederlandse jongeren te praten.
„Sinds verkiezingsavond vraag ik me af: zijn we nu weer terug bij af?” zegt El Massaoui. „Zijn al die inspanningen voor niets geweest?” Hij vreest het ergste in een land onder premier Wilders – vooral voor jongeren. „De polarisatie gaat psychologische problemen veroorzaken. Er komt een verloren generatie aan.”