Een behoorlijk deel van de kiezers is ontevreden over hoe de democratie in Nederland functioneert. Vooral PVV-kiezers zijn ontevreden (55 procent), gevolgd door SGP-kiezers (40 procent) en BBB-kiezers (39 procent). De meest tevreden kiezers zitten bij D66, Volt, GroenLinks-PvdA en de ChristenUnie.
Dat blijkt uit deze woensdag gepubliceerd onderzoek van de politicologen Matthijs Rooduijn, Honorata Mazepus en Bert Bakker, dat onderdeel uitmaakt van langlopend internationaal onderzoek naar de liberale democratie. De steeds kleiner wordende groep CDA-kiezers oogt verdeeld: de partij heeft de meeste tevreden kiezers van alle partijen (72 procent), maar tegelijkertijd ook flink wat ontevreden kiezers (16 procent) – de rest is neutraal.
Veel kiezers zijn bezorgd over de kwaliteit van de politiek, bleek vorige maand uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Uit het onderzoek van Rooduijn, Mazepus en Bakker wordt duidelijk hoe kiezers aan de liberale democratie willen morrelen. Zo vroegen de onderzoekers of het kabinet de Tweede Kamer mag negeren als die het werk van het kabinet „belemmert”. PVV-, BBB- en CDA-kiezers zijn daar het vaakst voorstander van, zo’n twee op de tien vinden dat prima.
‘Doolhof aan desinformatie’
Op de vraag of het stemrecht van kiezers mag worden ingetrokken als ze slecht geïnformeerd zijn of makkelijk misleid worden, antwoordt een kwart van de PVV-kiezers ja. De CDA-achterban scoort ongeveer net zo hoog. Behoorlijk wat kiezers van linkse partijen als Volt (20 procent), GroenLinks-PvdA (12 procent) en D66 (8 procent) zijn eveneens voorstander – een ander deel oordeelde ‘neutraal’. „Opvallend is dat relatief weinig kiezers zeggen: dit kan echt niet, het intrekken van het stemrecht”, zegt Rooduijn. Dat heeft er volgens Mazepus mee te maken dat „sommige kiezers echt bezorgd zijn over het doolhof aan desinformatie dat circuleert”.
Het grootste deel van de kiezers vindt dat een onafhankelijke rechter een besluit van het parlement mag terugdraaien als het „de rechten van individuen of groepen in de samenleving” schendt. Vooral de achterbannen van D66, Volt en GroenLinks-PvdA zijn het daarmee eens. Rechtszaken over klimaatbeleid hebben in hun voordeel uitgepakt. Zo dwong Urgenda via de rechter af dat de staat meer moet doen om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen. Bij VVD, SGP- en BBB-kiezers is die steun veel minder. „Klimaatbeleid is een zaak van de politiek en niet van de rechter”, zei SGP-lijsttrekker Chris Stoffer begin dit jaar.
VVD en SGP vinden elkaar ook op de stelling ‘het recht op protesteren moet worden beschermd, ook als demonstranten anderen tot last zijn’ – die bescherming kan wel een tandje minder, vinden hun kiezers. Ook hier sluit de CDA-achterban aan. Rooduijn zegt dat daarbij meespeelt welke groepen nu protesteren, of dat onlangs hebben gedaan. Veel kiezers zullen bijvoorbeeld hebben gedacht aan de blokkades van de A12 door Extinction Rebellion. Ook de VVD was daar fel op tegen. Rooduijn: „De actualiteit zit toch vers in je hoofd.” BBB’ers hebben minder moeite met demonstranten die anderen tot last zijn. Wellicht doordat zij verder terugdachten: aan boze boeren die lang het straatbeeld bepaalden.
Bij linkse partijen als GroenLinks-PvdA en Partij voor de Dieren is ruim de helft er voorstander van demonstranten altijd te beschermen – ruim 40 procent is tegen of neutraal. „Voor die kiezers geldt dus: er zijn grenzen. Niet alles in de publieke ruimte wordt geaccepteerd”, zegt Mazepus. Ze wijst op een leus als From the river to the sea. „Dat zou te ver kunnen gaan voor kiezers van bijvoorbeeld de christelijke partijen.”
De verschillende opvattingen over democratie lopen grotendeels langs dezelfde links/rechts-lijnen als uit eerder onderzoek deze week bleek. Kiezers die bijvoorbeeld tegen klimaatmaatregelen en migratie zijn (BBB, PVV, SGP), zijn ook vaak ontevredener over de democratie – en andersom (Volt, D66, GroenLinks-PvdA).
Lees ook
Ineens is onder kiezers ook het klimaat onderdeel van de tweestrijd tussen links en rechts
Zorgwekkend
Uit het onderzoek blijkt dat kiezers het belangrijk vinden dat Nederland een democratisch land is. Ze waarderen vrije verkiezingen, vinden dat rechters iedereen gelijk moeten behandelen, zijn blij dat media de regering kunnen bekritiseren. Toch noemen de onderzoekers hun conclusies „zorgwekkend”, zeker nu een rechts kabinet nadrukkelijk tot de mogelijkheden behoort. Juist die kiezers „zijn niet de meest democratische”, zegt Rooduijn.
Mazepus noemt de volgende kabinetsperiode „een breekpunt voor Nederland. Blijf je aan de democratie vasthouden als je kiezers dat minder belangrijk vinden?” De Orde van Advocaten wees er begin deze maand op dat vooral verkiezingsprogramma’s van rechts-conservatieve partijen, maar ook die van VVD en CDA, zich slecht verhouden tot de „minimumnormen van de rechtsstaat”.
Rooduijn benadrukt de belangrijke rol van NSC-lijsttrekker Pieter Omtzigt. Juist hij hecht belang aan een sterk parlement als tegenwicht voor een kabinet, ook in zijn campagne. Hij heeft de „democratie en de rechtsstaat weer op de kaart gezet,” zegt Rooduijn, „maar van zijn kiezers hoeft dat allemaal niet zo. Er zit spanning tussen wat hij zegt en wat zijn kiezers willen. Omtzigt is heel principieel hierin, ik ben benieuwd hoe principieel hij gaat blijven.”
26