‘In de Antilliaanse cultuur wordt gehamerd op leren, je ontwikkelen, kansen grijpen. Ik vond dat zelf ook belangrijk. Ik ben donker, ik ben dik. Ik denk dat de wereld soms vergeet dat ik meer ben dan dat. In mijn studie en mijn werk kan ik dat bewijzen. Ik werk fulltime als senior HR-adviseur bij een arbeidsbemiddelaar.
„In Tilburg, waar ik bijna mijn hele leven heb gewoond, viel ik op. Mensen bleven kijken, ik kreeg opmerkingen, vragen. ‘Is dat je eigen haar?’ Soms raakten ze me aan. Sinds kort woon ik met mijn vriend in Rotterdam. Daar val ik niet op. Daar kijk ík mijn ogen uit naar al die verschillende mensen.
„‘Brabants’ associeer ik met gezelligheid, uitgebreide vrijdagmiddagborrels, carnaval. Heel Brabants heb ik me nooit gevoeld, ik ben wat introverter. Struinen over een rommelmarkt of thuis een boek lezen ligt mij meer dan carnaval vieren op straat. Ik zit bij een filosofieclub, eens in de zes weken bespreken we een boek. Het boek dat we nu lezen gaat over identiteit.
„Ik ben me ervan bewust dat ik niet de doorsnee Nederlander ben. Dan is het zoeken in welk hokje je past. Die zoektocht begint al als je heel jong bent. Ik was het enige dikke bruine kind in mijn klas, al mijn vriendinnen waren blond. Zij hadden een paardenstaart, ik niet want ik had krullen. Ik ben gepest, maar dat heeft me niet gevormd of getekend. Ik ben mondig, ik beet wel van me af. Op de middelbare school zaten wat meer mensen aan wie ik me uiterlijk kon spiegelen. Wel kreeg ik sneller dan andere meiden heupen en borsten. Dat was lastig, de wereld zag mij als vrouw, terwijl ik nog wilde spelen.
Basketbal vond ik superleuk. Ik heb ook een tijdje fanatiek yoga en pilates gedaan. Tot ik dacht: er zijn interessantere dingen om te doen
„Hoe ouder je wordt, hoe meer je merkt dat mensen bezig zijn te voldoen aan een bepaald beeld, en dat ook van jou verwachten. Ik kreeg als kind al opmerkingen als: ‘Heb je niet iets te dikke benen voor die korte broek?’ – terwijl ik daar nog helemaal niet mee bezig was. Als mensen tegen mij zeiden ‘je moet goed voor jezelf zorgen’, was dat synoniem met: ‘je moet heel veel sporten en niet zoveel eten’. Op Curaçao, daar komen mijn ouders vandaan en gingen we elke vier of vijf jaar heen, zei familie soms: ‘jeetje, wat heb jij gegeten in Nederland?’ Dat bedoelen ze dan grappig en lief. Maar ik zou die opmerking niet maken tegen iemand die ik lang niet heb gezien.
Tijdrovend dieet
„Het is wel een struggle geweest om te gaan zeggen: ik voel me goed zoals ik ben, voor mij hoeft het niet anders. Op den duur ging ik van dieet naar dieet, van afvalboek naar afvalboek. Tot ik besefte: de kans dat dit gaat slagen is klein. Ga ik daar dan al mijn tijd in stoppen in plaats van dingen doen die ik leuk vind, of dingen die mij verder brengen in mijn carrière? Het kost heel veel tijd om steeds calorieën te tellen en te diëten. Ook mentaal, je bent er de hele dag mee bezig. Kan ik dit wel eten, kan ik dat wel eten, kan ik dadelijk nog in die broek?
„Op sociale media zie je veel glamourplaatjes met dunne modellen. Ik zeg niet dat die onrealistisch zijn, maar het is niet voor ieder lichaam haalbaar om er zo uit te zien. Als ik elke week sla en komkommer eet, betekent dat niet dat ik dan wel in dat Zara-broekje kan. Ik heb niet de gedachte dat ik ooit slank zal zijn. Als je daar toch naar blijft streven, heb je het moeilijk.
„Vroeger heb ik veel gesport. Basketbal vond ik superleuk. Ik heb ook een tijdje fanatiek yoga en pilates gedaan. Tot ik dacht: er zijn interessantere dingen om te doen. Dat was rond mijn vijftiende, dan kun je gaan werken en dat ben ik heel veel gaan doen.
„Mijn eerste baantje was in een grotematenwinkel, ik hou erg van mode. Daarna, tijdens mijn studie, werkte ik in een winkel met kleren tot maat 42. Met mijn maat 48 moest ik die óók dragen. Er werd door collega’s niet raar op gereageerd. Soms zei een manager: zet er gewoon een knip in, dan past het wel. Ze gaven me nooit het gevoel dat ik beter weer in een grotematenwinkel kon gaan werken.
„Toen ik na mijn studie in Brabant op zoek ging naar een baan, had ik steil haar en droeg ik een coltrui. Niet dat dat werd opgelegd, maar dat doe je dan toch. Eenmaal binnen kon ik er meestal uitzien zoals ik wilde, al waren er vaak toch wel mannen die er wat van vonden. Uiteindelijk kon ik in Brabant qua werk niet helemaal mijn draai vinden en heb ik een baan gezocht in Amsterdam.
„Ik koop nu veel tweedehands kleding. Het is leuk ergens iets te scoren in plaats van iets nieuws te kopen. Eerder kocht ik ook wel tweedehands bont. Maar het bonttijdperk is voorbij, ik kreeg toch bezwaren. Ik heb mijn bontjas weggedaan en een neppe ervoor in de plaats gekocht. Want ik vind het nog steeds wel mooi.
„Als klein meisje zag ik geen vrouwen die op mij leken en zich mooi kleedden, die tijd en geld stopten in hoe ze eruit zagen. Ik vind het belangrijk uit te dragen dat je ook jezelf kunt zijn als je er niet zo uitziet als wordt verwacht. Dat je leven daar niet helemaal om hoeft te draaien. Of wel – als je dat belangrijk vindt, en daar juist voor wilt staan. Maar je hoeft niet op te gaan in de menigte alleen maar omdat je denkt: ik wijk te veel af.”
Wat wil Israël met zijn Gaza-oorlog? Of liever gezegd, wat willen premier Netanyahu en zijn medestanders, want er zijn er genoeg in Israël die klaar zijn met de oorlog. Ja, Hamas vernietigen om een volgend 7 oktober te voorkomen, en de gijzelaars vrij. Maar na ruim een jaar van genadeloze bombardementen is Hamas nog enigszins in leven, bestaat nauwelijks tot geen hoop dat gijzelaars levend vrijkomen en lijkt oorlog nog het enige oorlogsdoel. Een plan voor na de oorlog is er niet, of misschien wel maar goed verborgen.
Een apocalyptische woestenij, schreef EU-buitenlandchef Josep Borrell vorige week vrijdag op zijn blog. Ik zie het op de beelden uit de Gazastrook. Hij is lang de enige niet die in dergelijke termen of zwaardere spreekt over de toestand van het Palestijnse gebied. „In Gaza is een genocide gaande”, zei de Jeruzalemse Holocausthoogleraar Amos Goldberg in deze krant. Op een webinar zag ik zijn collega (Brown University) Omer Bartov vorige week hetzelfde betogen. Niet zozeer om de tienduizenden doden maar om de „systematische verwoesting” die aan de gang is, „niet alleen van huizen en van plaatsen waar Hamas kan zijn geweest maar universiteiten, scholen, moskeeën, musea, en woningen en infrastructuur”. Met de opzet het gebied onbewoonbaar te maken, het de Palestijnen onmogelijk te maken er nog te leven als een groep, een karakteristiek van genocide.
Voor het eerst gebruikte vorige week ook een VN-commissie de term genocide voor de oorlog in Gaza. Israëls oorlogvoering „is in overeenstemming met de karakteristieken van genocide”; Israël „gebruikt uithongering als oorlogsmethode en legt het Palestijnse volk collectieve bestraffing op”, aldus het rapport van de Speciale Commissie die sinds 1968 de Israëlische praktijken in bezet gebied onderzoekt.
Nog een rapport, 154 bladzijden vol ellende, van Human Rights Watch, Hopeless, Starving and Besieged: Israel’s Forced Displacement of Palestinians in Gaza. Geen genocide in dit rapport maar oorlogsmisdrijven en misdrijven tegen de menselijkheid. HRW wijst onder veel andere op de massale verplaatsingen van bijna de hele bevolking op bevel van het Israëlische leger.
Ik zie niet hoe iemand de Gaza-oorlog vandaag nog kan verdedigen. Maar wie doet er ook iets aan? Of probeert tenminste iets te doen?
In elk geval niet het land dat het meeste verschil zou kunnen maken, beste bondgenoot/wapenleverancier Amerika. De dertig dagen die Washington Israël half oktober gaf om in de eerste plaats meer humanitaire hulp te geven, waren vorige week voorbij zonder enige beweging van Israëlische kant, constateerden hulporganisaties. Niettemin maakte Washington bekend geen consequenties te verbinden aan wat er met zijn wapens wordt aangericht.
Niet de Arabische en islamitische vrienden van de Palestijnen. Hun top in Riad onderstreepte tien dagen geleden de noodzaak van een duurzame vrede en riep de internationale gemeenschap op actie te ondernemen.
En vast ook niet de verdeelde Europese Unie. EU-buitenlandchef Borrell pleit er wél voor: een invoerverbod voor producten uit de illegale Israëlische nederzettingen in bezet gebied, opschorting van de politieke dialoog met Israël. Ik zou zeggen, trek uw conclusies uit de antwoorden van de Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken en van Ontwikkelingshulp op vragen van GroenLinks-PvdA over „recente ontwikkelingen in Israël-Palestina”. In mijn (zonder twijfel vooringenomen) superkorte samenvatting: de situatie is zorgelijk, en we dringen er bij de Israëlische regering op aan zich aan het internationaal recht te houden.
Nou, dat zal wel helpen. Arme Gazanen, daar in die apocalyptische woestenij. De oorlog gaat door om God weet wat te bereiken. Het wordt winter. Zoek het maar uit. De wereld gaat niets doen voor jullie.
„Moeders, dochters, wij zijn de toekomst.” Een Afghaans protestlied klinkt dinsdag door de Grote Kerk in Amsterdam, waar de zeventienjarige Afghaanse activist Nila Ibrahimi de Internationale Kindervredesprijs in ontvangst neemt. De stichting KidsRights reikte de prijs eerder uit aan onder meer de Pakistaanse vrouwenrechtenactivist Malala Yousafzai en de Zweedse klimaatactivist Greta Thunberg.
Ibrahimi was dertien jaar oud toen de toenmalige Afghaanse regering in maart 2021 meisjes en vrouwen verbood in het openbaar te zingen, op het moment dat de Taliban steeds verder oprukten. Nadat vrouwen zich op grote schaal online tegen de wet verzetten, trok de regering de wet weer in. Een filmpje waarin Ibrahimi een lied zingt over meisjes die naar school willen, ging de wereld over.
Die zomer viel Kabul, en Ibrahimi vluchtte met haar familie naar het buitenland. Ondanks progressieve beloftes geldt het bewind van de Taliban als een van de meest onvrije ter wereld voor vrouwen. Vanuit Canada werkt Ibrahimi nu aan verschillende initiatieven om Afghaanse vrouwen een stem te geven.
Ibrahimi vertelt de dag voor de uitreiking het kantoor van de Oude Kerk aan NRC over haar deelname aan de ‘zangbeweging’ en over hoe ze vanuit het buitenland opkomt voor vrouwen in Afghanistan. „Online activisme helpt, het houdt de hoop in leven.”
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="De 17-jarige Nila Ibrahimi ontving dinsdag de Internationale Kindervredesprijs.
Foto Hedayatullah Amid
” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="De 17-jarige Nila Ibrahimi ontving dinsdag de Internationale Kindervredesprijs.
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Nila Ibrahimi werd bekend toen een video waarin ze een protestlied zingt de wereld over ging.
Foto Hedayatullah Amid
” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Nila Ibrahimi werd bekend toen een video waarin ze een protestlied zingt de wereld over ging.
Wat betekende die anti-zangwet voor jou persoonlijk?
„Zingen was een groot deel van mijn leven, mijn identiteit. Ik ging naar een school die veel met muziek deed. Zo kwam ik in een muziekgroep terecht, de Sound of Afghanistan. Toen dat van me afgepakt werd, was ik bang dat dat zou leiden tot nog strengere wetgeving, als het toegelaten zou worden. Dus ik moest wel in opstand komen.”
Ibrahimi stond niet alleen. Er ontstond een online beweging onder de hashtag #IAmMySong, waarbij vrouwelijke influencers, muzikanten, journalisten en scholieren filmpjes plaatsten op sociale media waarin ze uit protest hun lievelingsliederen zongen. Ibrahimi besloot ook een zangvideo online te zetten op Twitter (nu X).
„Mijn broer plaatste de video, ik had toen nog geen sociale media. De nacht dat we het maakten, voelde het wel riskant, gevaarlijk zelfs. Het voelde alsof ik iets heel groots oppakte voor mijn leeftijd. Maar ik was blij verrast om te zien dat het werkte. Het kreeg internationale aandacht. Dat voelde heel goed: als onze overheid niet voor ons opkomt, dan de internationale gemeenschap ten minste wel.
„Het was bovendien een moment waarop ik ontdekte dat ik me kon uitspreken. Dat mijn standpunt geaccepteerd en gerespecteerd kan worden. Dat gold denk ik wel voor veel Afghaanse meisjes.”
De overheid zag af van het verbod, maar de Taliban heeft na de overname alsnog verregaande regels ingevoerd tegen vrouwen in de openbare ruimte.
Wat kunnen activisten in het buitenland doen om vrouwen in Afghanistan te helpen?
„Ik denk dat je met online activisme veel mensen kan bereiken, maar het voelt soms alsof je in de leegte praat. Je kan organisaties helpen die scholing voor vrouwen in Afghanistan via omwegen toch mogelijk willen maken. Of bellen met vrouwen die daar zijn – degenen die toegang hebben tot het internet – om de hoop levend te houden. Zo hebben meisjes thuis niet het gevoel dat ze door de wereld vergeten worden.”
Dat doet Ibrahimi onder meer met het platform HerStory, waar ze ervaringen van Afghaanse vrouwen deelt met de wereld, maar ook met vrouwen in Afghanistan zelf.
Wat willen je met het platform HerStory bereiken?
„We willen mensen van buiten Afghanistan dingen leren over Afghaanse vrouwen. En we willen vrouwen een kans geven om zelf hun verhaal te vertellen. De wereld zet ze vaak alleen maar neer als onderdrukt.
„We hebben contact met vrouwen binnen en buiten Afghanistan. Dat eerste is lastig, want weinig Afghanen buiten de steden hebben toegang tot het internet. Maar we focussen ook op internationale bewustwording. Ik hoop dat daardoor meer hulp komt voor programma’s rond educatie voor vrouwen, en dat het door die hulpwegen ook makkelijker wordt om vrouwen te bereiken.
Lees ook
Kabul is een stad zonder vrouwen geworden
Tijdens de uitreiking zing je het lied uit jouw video nogmaals. Dit keer wordt het internationaal uitgezonden op schermen in grote steden, deels vertaald in het Engels. Wat betekent het lied voor jou?
„Toen we de video maakten, vonden we dit een geschikt protestlied omdat de tekst meisjes aanmoedigt om naar school te gaan. Toen ik het voor het eerst zong, gingen meisjes nog naar school, het paste bij die situatie. Maar deze keer brengt het ook verdriet naar boven. Nu zingen we het alleen maar in de hoop dat het ooit weer gebeurt. Dus het is wel emotioneel voor me, het raakt aan alles waar ik voor sta.”
Nadat de Taliban afgelopen augustus strenge moraliteitswetten invoerden, gebruikten Afghaanse vrouwen zangvideos opnieuw als online protestmiddel. Denk je dat het deze keer ook helpt om wetten te bestrijden?
„Ik denk dat het helpt, omdat het meiden in Afghanistan helpt de hoop in leven te houden. Want zodra meisjes denken dat de hele wereld hen vergeten is, zullen ze zichzelf vergeten en hun dromen opgeven. En dat is precies wat de Taliban willen bereiken, zodat vrouwen doen wat ze hen opdragen. Het gevoel van ‘we staan achter je’ en ‘je bent niet alleen’ overbrengen, is denk ik ook de belangrijkste drijfveer voor mijn activisme.
Toen pro-Palestijnse demonstranten vorig jaar de Klimaatmars in Amsterdam kaapten, waren veel andere activisten ontstemd: wat had de genocide in Gaza nu met het klimaat te maken? Nu krijgen ze antwoord van Tom Middendorp, oud-commandant der strijdkrachten. In de driedelige reisserie Missie Middendorp (NPO 2) bezoekt hij conflictgebieden om de invloed te tonen van gevaarlijke klimaatverandering op politieke instabiliteit.
Zo ontmoet hij Somalische piraten, en Bengalen die tegen het water strijden. De eerste aflevering brengt de klimaatgeneraal naar Irak. Structurele droogte drijft werkloze jonge boeren in de handen van IS, of drijft ze naar grote steden die dat niet aankunnen. Diverse betrokkenen die de generaal spreekt vrezen dat Irak door de droogte op den duur weer in chaos zal wegzinken. Middendorp gaat naar de Mosul-dam. Het waterpeil is gevaarlijk gedaald. Vrijwel heel Irak is van de dam afhankelijk voor water. In 2014 dreigden IS-strijders de dam door te steken – water als machtsmiddel. Ook gaat hij naar de sloppenwijken van Mosul waar grote wanhoop heerst.
De sympathieke generaal is helaas niet de gedroomd verteller. Hij is wat stijfjes, praat vlak. De mensen die hij spreekt blijven ook wat op afstand, niet in de laatste plaats omdat hij met een Iraakse legereenheid reist, denk ik. Maar het blijft een bijzondere, verhelderende serie met een verrassende invalshoek.
Om te laten zien dat dit probleem ook Nederland aangaat, wijst Middendorp op de invloed van droogte op de aanwas van vluchtelingen en terroristen. Hierbij toont hij beelden van terroristische aanslagen in Europa – hoofdzakelijk gepleegd door Europeanen dus niet heel relevant, zou je denken. Verder wil Middendorp de tv-kijkers niet in mineur achterlaten, dus komt er ook een uitvinder aan het woord die een apparaat ontwierp dat condenswater opvangt. Verder toont de generaal een irrigatieproject in Irak van de Nederlandse overheid.
Dunbekwulp
Middendorps optimisme wordt tenietgedaan door het Achtuurjournaal (NPO 1), dat officieel meldde dat de dunbekwulp is uitgestorven. Meer soorten zullen volgen. In een schokkerig filmpje uit 1994 zien we de vogel nog vrolijk fluitend rondscharrelen. De verslaggever vindt „uitgestorven” wel heel definitief, dus hengelt ze naar een sprankje hoop. Pepijn Kamminga, die in Naturalis over de opgezette dieren waakt, geeft haar „misschien 4 procent” kans dat ze toch nog ergens een dunbekwulp spot. „Zeker melden.” Deze reportage was trouwens bedoeld als luchtige uitsmijter van het journaal.
Verder had het journaal een reportage over de klimaattop in Bakoe. Die loopt niet helemaal lekker en dat ligt wederom deels aan de locatie: gastland Azerbeidzjan leeft van olie en gas. In de reportage zien we een man in een bad met ruwe olie liggen. Je kunt er niet alleen je auto op laten rijden, in Bakoe menen ze dat olie ook geneeskrachtig is. „Je krijgt het warm en de poriën openen zich”, zegt de badende man. Volgens de dermatoloog van de kliniek helpen oliebaden tegen huidziekten, hersenaandoeningen en onvruchtbaarheid.
De plaatselijke dictator noemde op de conferentie olie „het geschenk van God”. Het ziet er dus somber uit, dat weet generaal Middendorp ook wel. Maar alle hoop laten varen is ook weer geen optie. Moedig voorwaarts!