Kans op stabiliteit ná de verkiezingen is niet zo groot

Een verkiezingscampagne die een nieuw politiek hoofdstuk moest inluiden, met de nadruk op inhoudelijke thema’s en minder polarisatie, is in de laatste dagen een klassieke horse race geworden. Met peilingen die laten zien dat vier partijen dicht bij elkaar staan, en daardoor een geheel eigen dynamiek creëren. Met lijsttrekkers die elkaar uitsluiten, of juist niet, en daar dan toch weer op terugkomen. En met een grote dominantie van tv-debatten en peilingen die het gesprek volledig domineren.

Woensdag kiest Nederland een nieuwe Tweede Kamer, en vrijwel nooit konden op verkiezingsdag vier partijen zichzelf nog een serieuze kans toedichten de grootste te worden. Dinsdagavond eindigde de campagne, geheel in stijl, op NPO1. Het Slotdebat van de NOS was een bevestiging van het beeld van de afgelopen weken: er werd veel over politieke vernieuwing gepraat, de zorgen van kiezers over hun leven en over de politiek werden gehoord. Maar echt breken met dertien jaar Rutte, dat wilde bijna niemand.

Lijsttrekkers die al jaren meelopen in Den Haag presenteerden zich als de vertegenwoordiger van het post-Ruttetijdperk. Dilan Yesilgöz (VVD, sinds 2017 in Den Haag) wilde niet de verantwoordelijkheid dragen voor wat haar partij in dertien jaar Rutte had gedaan, zei ze onder meer tegen Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA). Zij wierp hem voor de voeten dat hij minister was geweest in het tweede kabinet-Rutte, en er dus bij was geweest toen de harde fraudeaanpak werd begonnen die leidde tot de Toeslagenaffaire. Pieter Omtzigt (NSC, Kamerlid sinds 2003) richtte zich tot de twijfelende kiezer: „Wilt u met dezelfde partijen verder, of wilt u echt een andere keuze maken en goed nieuw bestuur krijgen?”

Door de eenzijdige focus op een ‘winnaar’ van deze verkiezingen, zowel door de partijen zelf als in de beeldvorming, bleef de gehele campagne buiten beeld dat de kans op enige stabiliteit ná de verkiezingen niet zo groot is. Want wie straks het initiatief krijgt om de eerste stap te zetten in een kabinetsformatie, staat voor een De verhoudingen tussen de grote partijen zijn ingewikkeld. De PVV van Geert Wilders (Kamerlid sinds 1998) kan volgens peilingen de grootste partij worden, maar Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) en Pieter Omtzigt (NSC) willen niet met hem in een coalitie. Timmermans wil, zei hij eerder, een coalitie zonder de VVD. NSC kijkt meer naar rechts dan naar links, en lijkt niet veel liefde te voelen voor GroenLinks-PvdA. En als Timmermans van de nieuwe linkse combinatie al de grootste partij weet te maken, dan is de door hem gedroomde progressieve coalitie heel ver uit het zicht. Vanzelfsprekende bondgenoten daarin, zoals D66, zijn daarvoor veel te ver teruggevallen in de peilingen.

De VVD speelde deze campagne dubbelspel met de PVV. Op 18 augustus zei lijsttrekker Dilan Yesilgöz dat haar partij samenwerking met de PVV niet langer op voorhand uitsluit. Door die zet vergrootte ze de speelruimte van de VVD na de verkiezingen. De partij kan dan uit meer partijen kiezen om mee te onderhandelen, en daardoor meer eisen stellen.

Maar het pakte anders uit: de PVV steeg de afgelopen weken in de peilingen, en dat had mede te maken door de totaal andere positie van Geert Wilders. Niet langer is een stem op hem een stem op een oppositiepartij, hij kan voor het eerst in een kabinet terechtkomen. Yesilgöz, zich ogenschijnlijk bewust van het gevolg van haar eerste zet, krabbelde de afgelopen dagen terug. Ze zei op dinsdagochtend dat de VVD niet in een kabinet met de PVV gaat zitten als Wilders premier wordt.

Tijdens het Slotdebat zocht Yesilgöz zo veel mogelijk afstand tot de PVV. Ze „gelooft niet dat Wilders premier kan worden”, omdat zijn verkiezingsprogramma „groepen mensen uitsluit”, en omdat erin staat dat Nederland uit de Europese Unie moet en de islam uit Nederland moet verdwijnen. Wilders noemde dat „een bijzonder zure reactie” en „Haagse spelletjes” en deed wat hij deze campagne vaker doet, met een tot nu toe ontregelend effect op de campagne: hij riep op samen te werken. Hij zei daarna wel dat „Nederland één groot asielzoekerscentrum” wordt, en dat hij opkomt voor „de eigen mensen”.

Op links – of beter gezegd: in de progressieve hoek van het electoraat – strijden twee partijen in de eindfase van de campagne om de gunst van de zwevende kiezer. Waar GroenLinks-PvdA en D66 in eerste instantie zich eveneens had voorgenomen een inhoudelijke campagne te gaan voeren, is de toon van hun lijsttrekkers in toenemende mate feller en persoonlijker geworden. In eerste instantie tegen radicaal rechts; beide partijen vrezen een conservatief kabinet dat een streep zal zetten door ambitieus klimaat- en natuurbeleid en een killer migratiebeleid gaat voeren. In verschillende formuleringen luidde de slotboodschap van Timmermans en Rob Jetten: „Om Wilders uit het kabinet te houden, moet je op óns stemmen”.

Opvallender was nog dat beide lijsttrekkers elkáár in de haren zijn gaan vliegen. Timmermans viel eerst Jetten aan op zijn beleid als klimaatminister – „Nederland staat al duizend dagen stil.” En Jetten verweet Timmermans „geen ruggengraat” te hebben toen hij tijdens een eerder tv-debat de stikstofdeadline van 2030 los te laten. Dat deed hij dinsdagavond opnieuw. „U hebt uw groene ambities in de uitverkoop gedaan.”

Het was Timmermans die zijn progressieve bondgenoot eraan herinnerde dat het beter is om de handen ineen te slaan. „Die kleine verschillen tussen ons mogen ons toch niet uit elkaar drijven?”