Hoe Buitenlandse Zaken worstelt met het Israël-standpunt

Het is vrijdagochtend 10 november. In Gaza zijn opnieuw duizenden Palestijnen op de vlucht naar het zuiden, vanwege de aanhoudende Israëlische luchtaanvallen in het noorden. Het Rode Kruis noemt de situatie in de ziekenhuizen in Noord-Gaza „ondraaglijk”. Hulporganisaties waarschuwen dat in de hele Gazastrook water, voedsel en medicijnen voor burgers opraken, door de aanhoudende Israëlische blokkade.

Op het ministerie van Algemene Zaken in Den Haag komt die ochtend een select groepje demissionaire ministers bijeen om over de oorlog te praten. Bij het ingelaste bewindspersonenoverleg, met onder anderen premier Mark Rutte (VVD), minister van Buitenlandse Zaken Hanke Bruins Slot (CDA) en minister van Defensie Kajsa Ollongren (D66), ligt de vraag op tafel of Nederland zich duidelijker moet uitspreken over mogelijke schendingen van het humanitair oorlogsrecht door Israël – in het bijzonder het onthouden van eerste levensbehoeften als brandstof, voedsel en water aan de bevolking van Gaza.

Wie de Nederlandse internationale inzet op dit vlak kent, verwacht geen moeilijke afweging. In 2018 stond Nederland aan de basis van een resolutie van de VN-Veiligheidsraad die het onthouden van voedsel als oorlogsstrategie scherp veroordeelt. „Een baanbrekende resolutie over de relatie tussen conflict en honger”, schreef toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Sigrid Kaag (D66) vol trots aan de Tweede Kamer. Nederland wil als het om honger als oorlogswapen gaat „schendingen van het internationaal recht op dit gebied aan de kaak stellen” en „spreekt partijen aan op het verbod op het uithongeren van de burgerbevolking”, schrijft Kaag. Zo is Nederland „succesvol” geweest bij VN-resoluties over de oorlogen in Jemen en Syrië, waarbij uithongering expliciet is vermeld als schending van het oorlogsrecht.


Lees ook
Ook diplomaten hebben soms behoefte aan een uitlaatklep

Een buitenwijk van Gaza-Stad na een Israëlisch bombardement.

Dergelijke schendingen vinden óók plaats in Gaza, zo heeft de belangrijkste expert internationaal recht van het ministerie van Buitenlandse Zaken geconcludeerd. Al op 16 oktober heeft de volkenrechtelijke adviseur op het departement, René Lefeber, een analyse over de „internationaalrechtelijke aspecten” van de oorlog naar minister Bruins Slot gestuurd. De minister heeft daar niet om gevraagd – de analyse is een initiatief van Lefeber. In het stuk worden harde noten gekraakt over Hamas, dat zich met „doelbewuste moordpartijen” en „niet-onderscheidende raketaanvallen” „zonder meer” schuldig heeft gemaakt aan oorlogsmisdaden.

Vijftien posten in Afrika en het Midden-Oosten sturen memo: ‘de sterkste standaard is niet dubbel’

Grootschalige luchtaanvallen

Maar ook Israël valt waarschijnlijk het nodige te verwijten, zo schrijft Lefeber. „De grootschalige Israëlische luchtaanvallen op Gaza, met groot verlies onder de burgerbevolking en veel schade aan burgerobjecten, geven eveneens aanleiding tot zorg over de naleving van het humanitair oorlogsrecht.” Of de bombardementen een schending opleveren is „zonder precieze gegevens en omstandigheden van een aanval” moeilijk te beoordelen: „terughoudendheid” is daarom geboden.

Over het afsluiten van de Gazastrook kan Lefeber in zijn nota kort zijn. „De afgekondigde algehele blokkade van Gaza door Israël (…) druist evident in tegen de Israëlische verplichtingen op basis van het humanitair oorlogsrecht. Mogelijk vormt dit ook een oorlogsmisdrijf (doelbewust uithongeren van de burgerbevolking).”

Ambtenaren op de Directie Juridische Zaken (DJZ) zinnen al langer op een aparte ‘honger-notitie’ over de vraag of Nederland op basis van de VN-resolutie uit 2018 de Israëlische blokkade zou moeten veroordelen. Maar dat stuk, zo zeggen ambtenaren op het departement, wordt tegengehouden door de ambtelijke leiding, die eerst wil ‘aftasten’ of minister Bruins Slot wel ‘behoefte’ heeft aan een dergelijk advies. „Waarom gaan we eerst polsen voor we gaan adviseren? Dat is toch te gek voor woorden”, schrijft een ambtenaar in een intern bericht.

Medewerkers worden ervan beschuldigd collega’s moedwillig in onveilige situaties te brengen

Bondgenoten

Bruins Slot wil eerst overleggen met haar collega-ministers. Israël is geen Jemen of Syrië, maar een belangrijke bondgenoot en strategische veiligheidspartner van Nederland – en vooral van de VS. De Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland staan in deze oorlog nog altijd onvoorwaardelijk achter Israël. Nederland zou zwaar uit de pas lopen door een openlijke veroordeling uit te spreken. Bovendien beschikt het kabinet nog altijd niet over voldoende informatie over wat er precies gebeurt ‘op de grond’ in Gaza.

Premier Rutte blijft doen wat hij in de weken daarvoor heeft gedaan: het uitspreken van de Nederlandse „zorg” over het Israëlische optreden en het oproepen tot het op gang brengen van humanitaire hulp.

Nederland heeft inmiddels besloten het patrouilleschip Zr. Ms. Holland naar het oostelijke Middellandse Zeegebied te sturen, en stationeert een Hercules-transportvliegtuig op Cyprus – voor de evacuatie van Nederlanders uit Israël als dat nodig is, maar ook voor het aanvoeren van hulpgoederen als Israël daar toestemming voor geeft. In zijn ontmoetingen met Benjamin Netanyahu heeft Rutte de mogelijke schendingen van het oorlogsrecht ter sprake gebracht – tot grote irritatie van de Israëlische premier. Israël moet duidelijk maken dat de militaire operatie tegen Hamas „proportioneel” blijft, heeft Rutte gezegd. De twee premiers kennen elkaar al jaren, maar zijn geen vrienden. „Het was tough love”, zegt een ingewijde over de gesprekken.


Lees ook
Diplomatiek memo van Nederlandse ambassade: Israël gebruikt ‘onevenredig geweld’

Palestijnen rouwen tijdens een begrafenis in Gaza.

Dubbele standaard

Dat is het politieke spel achter de schermen. In het openbaar waakt het kabinet ervoor om Israël af te vallen. Een deel van de ambtenaren op Buitenlandse Zaken vindt dat moeilijk te verteren. In een vorige week verzonden memo van de vijftien posten in Afrika en het Midden-Oosten waarschuwen diplomaten voor de gevolgen van de Nederlandse houding in de Arabische wereld: „Naarmate de oorlog voortduurt heeft de terughoudendheid van het Westen om Israël op geloofwaardige wijze aan te spreken op de humanitaire catastrofe in Gaza steeds meer (potentiële) consequenties voor onze positie in de regio.” De titel van het memo: „De sterkste standaard is niet dubbel.” Nederland heeft de mond vol over Russische oorlogsmisdaden, maar zwijgt als Israël in het geding is. Veel diplomaten worden er in het buitenland op aangesproken.

Op het departement in Den Haag roert een groep kritische ambtenaren zich al langer. Op 20 oktober, bijna twee weken na het begin van de oorlog, schrijven zij in een brief aan Bruins Slot en minister Liesje Schreinemacher (Buitenlandse Handel, VVD) dat Nederland „selectief” en „inconsistent” handelt door geen duidelijke veroordeling over Israël uit te spreken. De ruim 350 ambtenaren van het ministerie die de brief ondertekenen, willen dat Nederland „met klem inzet op een staakt-het-vuren en deëscalatie”.

Op 23 oktober sturen de ministers Bruins Slot en Schreinemacher een antwoord. De bewindslieden tonen begrip voor de „diepgevoelde zorgen” bij de ambtenaren, maar ze laten er geen twijfel over bestaan: niet de ambtenaren, maar het kabinet bepaalt de politieke lijn. „Deze besluiten kunnen afwijken van iemands persoonlijke overtuiging. Dat kan persoonlijk lastig zijn, maar het is wel een onlosmakelijk aspect van het ambtenaar zijn en van ambtelijk vakmanschap.”

De vermanende boodschap valt slecht bij de kritische ambtenaren: hun zorgen worden als emoties weggezet, terwijl zij vanuit hun vakmanschap juist professionele en inhoudelijke bezwaren tegen het Nederlandse beleid zien. In een tweede brief aan de ministers concluderen ze dat er op Buitenlandse Zaken „onvoldoende ruimte is om open, integer, volledig en doelmatig te adviseren”.

Angstcultuur

Ook de leiding bij Buitenlandse Zaken is niet blij, zo vertellen ambtenaren die met NRC spraken op basis van anonimiteit, omdat ze vrezen voor negatieve gevolgen. Volgens een ambtenaar is er de afgelopen weken een heksenjacht geopend op medewerkers die zich niet kunnen vinden in de lijn van het kabinet: „Iedereen is bang voor represailles.” Een ambtenaar spreekt van een „angstcultuur” en „onbehoorlijk bestuur”. De leiding heeft duidelijk laten weten dat dissidente meningen niet worden getolereerd, zo zegt een derde medewerker: „Als je je niet kan vinden in de politieke lijn, zo wordt er gezegd, dan moet je maar bij een ngo gaan werken.”

Het ministerie begint een intern onderzoek naar het lekken naar NRC, en meldt woensdag ook aangifte bij de politie te doen. In een intern bericht aan de medewerkers schrijft secretaris-generaal Paul Huijts dat het ministerie het naar buiten brengen van vertrouwelijke documenten „zeer hoog” opneemt. „Het bewust lekken van niet-openbare informatie raakt het functioneren van onze organisatie in de ziel, zaagt aan het onderling vertrouwen van collega’s.” Huijts beschuldigt zijn eigen medewerkers er zelfs van dat zij „anderen moedwillig in onveilige situaties” brengen.

Intussen voelen de kritische ambtenaren zich niet gehoord. Ook na ruim vijf weken oorlog en meer dan 11.000 Palestijnse doden roept Nederland niet op tot een staakt-het-vuren. In een debat met de Tweede Kamer op 24 oktober zei Rutte dat als Nederland dat zou doen, „je eigenlijk zegt dat Israël de dreiging van Hamas nu niet verder kan aanpakken”. Oftewel: als Den Haag oproept tot een staakt-het-vuren ontzegt Nederland Israël het recht op zelfverdediging. Om die reden onthield Nederland zich bij de Verenigde Naties op 27 oktober van stemming over een resolutie over een gevechtspauze. Andere Europese landen, waaronder Frankrijk, steunen de oproep tot een staakt-het-vuren wel.

De stelling van Rutte strookt niet met ambtelijke adviezen die zijn opgesteld door de Directie Juridische Zaken (DJZ) van Buitenlandse Zaken. Het zelfverdedigingsrecht laat de mogelijkheid van het neerleggen van de wapens altijd open, vinden ze bij DJZ. Die adviezen hebben nog niet geleid tot een ander standpunt bij het kabinet.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken zegt in een reactie op een reeks vragen van NRC dat het niet reageert „op interne stukken die in het departement of op de posten worden gemaakt als onderdeel van de beleidsvorming”.

Intussen hebben veel BZ’ers slapeloze nachten van de situatie in Gaza. Verschillende ambtenaren hebben zich ziek gemeld.