Column | Ze moeten sowieso kapot

‘Er zijn verkiezingen”, zei Lucie van Roosmalen (8) vanuit de bakfiets. We reden door de regen naar school. „En Sinterklaas is zijn boek kwijt”, vulde Leah van Roosmalen (6) aan. Ze hadden op school beide onderwerpen behandeld, het boek van Sinterklaas was het belangrijkste.

„Eerst gaan we zitten”, schetste Lucie van Roosmalen een reguliere schooldag, „en dan zegt juf ‘goedemorgen jongens’ en daarna zet ze de televisie aan. Lekker makkelijk, hoeven we allemaal niets te doen. En daarna gaan we buiten spelen. Ik ken het al van buiten, ik heb het gisteren ook al gezien.”

„Bij ons is het anders. Wij gaan eerst gymmen”, zei Leah van Roosmalen. „Door elkaar rennen, dan klimrek en dan weer naar school lopen. En dan pas Sinterklaasjournaal.”

„Dan hebben wij het alweer gezien”, zei Lucie van Roosmalen, „maar wij zijn ook ouder. En iedereen mag zelf kiezen wie hij de beste vindt bij de verkiezingen. Wij zijn voor de boeren.”

„De boeren hebben niets”, zei Leah van Roosmalen. „Alleen maar schapen en de schapen worden doodgebeten door de wolven.”

„Zielig”, zei Lucie van Roosmalen.

Ze duldde geen tegenspraak.

Alsof ik het zelf leuk zou vinden om door een wolf gebeten te worden.

‘Iedereen mag zelf kiezen wie hij de beste vindt bij de verkiezingen’

Leah van Roosmalen: „Of opgegeten. Net als Roodkapje.” We kwamen aan bij school, ik laveerde met de bakfiets tussen de moeders door, eentje riep dat ik af moest stappen. „Oorlog is ook erg”, zei Lucie van Roosmalen. „Dan komt Sinterklaas niet langs. Veel te gevaarlijk.”

„Maakt niet uit”, zei Leah van Roosmalen. „Het boek is toch kwijt.”

Ze klommen uit de bakfiets, we liepen de school binnen.

De krat in de grote koelkast waar de broodtrommeltjes in moeten was al vol. Een vader kwam ongevraagd helpen.

„Laat mij maar”, zei hij.

Ik gaf hem onze broodtrommels.

Hij werkte bij de brandweer, Lucie van Roosmalen had me meerdere keren gezegd dat hij een held is. Hij haalde een paar grote broodtrommels uit de krat en legde die op de koelkast. Daarna deed hij onze trommels en die van zijn kinderen in de krat. Ik wist niet of ik moest bedanken of protesteren. Hij deed het altijd zo, zei hij.

„Zolang Sinterklaas het maar niet ziet is het goed.”

„Die is toch zijn boek kwijt”, zei ik. „En de boeren zijn zielig want de wolven vallen de schapen aan.”

„Die moeten sowieso kapot”, zei hij.

Op de weg terug naar huis, ik had de koptelefoon op, twijfelde ik opeens wie er dan kapot moesten. De schapen, de wolven of de boeren?

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.