Ambitie op de grens van zelfvernietiging

Trompetspeler Sidney Palmer (Jovan Adepo, midden) kreeg in ‘Babylon’ trekjes mee van trompettist Louis Armstrong en bandleider Duke Ellington.


Profiel

Regisseur Damien Chazelle Het lijkt alsof regisseur Damien Chazelle met het imposante ‘Babylon’ een nieuwe weg inslaat. Maar zijn films gaan vaak over dezelfde worsteling.

Met wie zou regisseur Damien Chazelle (37) zich eigenlijk zelf het meeste identificeren? Met de ambitieuze, hoopvolle muzikant Andrew of met de sadistische drumleraar Fletcher in zijn Oscarwinnende film Whiplash uit 2014? Met de verwachtingsvolle wannabe actrice Mia of de pessimistische pianist Sebastian uit zijn met zes Academy Awards bekroonde Hollywooddroom La La Land (2016) ?

En hoe zit het met zijn nieuwe film Babylon, het wervelende epos over hoe Hollywood Hollywood werd? Is hij een van de tovenaars, innovators, of een van de achterblijvers van deze decadente koortsdroom van succes? Stopte hij zijn eigen angsten en verlangens in de Mexicaanse fixer Manny die opklimt tot bijna producent, in een systeem dat inherent seksistisch, misogyn en racistisch werd op het moment dat het geld van Wall Street de macht overnam? Of voelt hij zich meer een verre erfgenaam van Hollywood die met weemoed en een beetje jaloezie terugkijkt op de filmgeschiedenis zoals in de slotmontage van Babylon. Hierin laat een collage van filmklassiekers zien dat film niet alleen een spiegel van de wereld is, maar dat filmmakers ook vaak zichzelf daarin zien.

Met de vier grote films die hij de afgelopen jaren in rap tempo produceerde is Damien Chazelle een van de belangrijkste, succesvolste, maar ook auteurgedreven makers van dit moment. Hij wil de wereld begrijpen via zijn werk, en varieert steeds op dezelfde thema’s. Zoals: imiteert kunst het leven of andersom? En wordt de filmindustrie, die de belangrijkste kunstvorm van onze tijd voorbracht, gedreven door zelfvernietigende ambitie? Chazelles films weerspiegelen zijn eigen worsteling met het kunstenaarschap.


Lees ook: Wie is wie in ‘Babylon’?

Wonderkind

Hij is ook een beetje een wonderkind: met de Oscar voor Beste Regie voor La La Land was hij op 32-jarige leeftijd de jongste regisseur ooit die de prijs in ontvangst mocht nemen. Hoewel filmmaken de eerste liefde is van de Frans-Amerikaans-Canadese Chazelle, probeerde hij het eerst als jazzdrummer in de band van zijn middelbare school in Princeton. Chazelle groeide als kind van twee muziekminnende academici op in een huis vol jazz. En dat is in al zijn films terug te horen. De muzikale score vertelt het verhaal net zo goed als het scenario.

De muzikale score vertelt bij Chazelle het verhaal net zo goed als het scenario

Muziek speelde ook de hoofdrol in zijn afstudeerfilm in Harvard: de in zwart-wit gedraaide romantische musical Guy and Madeline on a Park Bench (2009). Het was in die tijd dat de ideeën voor La La Land en Babylon al kiem schoten in zijn hoofd.

Zijn liefde voor het klassieke filmverhaal is niet nostalgisch, maar meer gedreven door een verlangen naar tijdloosheid. Van klassieke films is die bewezen, maar hoe maak je anno nu een film die dezelfde emotionele impact heeft en tegelijkertijd iets vertelt over de tijd waarin hij is gemaakt?

Het lijkt alsof Chazelle met Babylon een nieuwe weg inslaat. Maar de imposante schaal van het project, de openingsscène in één take, talloze sets, ontelbare figuranten en zijlijntjes die maar moeilijk aan elkaar te knopen zijn, ontnemen het zicht op het feit dat hij als een jazzmuzikant aan het improviseren is op zijn thema’s.

Margot Robbie en Li Jun Li in Babylon. Foto Paramount Pictures

In een interview met het online platform No Film School vertelde Chazelle zich vaak met de positie van de toeschouwer te identificeren. Hij beschrijft heel mooi dat moment van betovering, vlak voordat de film gaat beginnen. „Op het moment dat de film begint, het scherm nog zwart is, dan is het publiek het meest ontvankelijk. Het is het enige moment waarop je hun volle aandacht hebt en ze er klaar voor zijn om jouw werk op de grootst mogelijke manier te waarderen. Dat moment wil je niet verknallen.”

Beste film ooit

Als je dat zo hoort, dan lijkt het erop dat Chazelle zich het meest met ‘de tovenaars’ in zijn werk identificeert. De mensen die in staat zijn om anderen even mee te voeren in hun droom. In het geval van Babylon is dat iemand als de door Spike Jonze gespeelde Duitse regisseur Otto Van Strassberger. Cinefielen zullen in deze cameo Erich von Stroheim herkennen, de Oostenrijks-Amerikaanse regisseur die alom wordt beschouwd als een van de grote visionairs van de vroege cinema. In 1924 liep hij stuk op wat zijn magnum opus moest worden: het psychologische drama Greed, geheel op locatie gedraaid, gemonteerd uit 85 uur aan materiaal, oorspronkelijk acht uur lang en slechts door een handvol mensen gezien. Volgens de overlevering noemden ze het de beste film ooit gemaakt.

Daarna begint de mythe. De film werd stukgeknipt, er kwam een kortere versie, de rest van het materiaal werd vernietigd of verdween, maar af en toe duikt er een filmarchivaris op die dagdroomt dat de film ergens nog bestaat. De heilige graal van de filmgeschiedenis.

Chazelle is zowel Von Stroheim als de archivaris. Hij wil de filmgeschiedenis heruitvinden en zo laten voortbestaan. Hij is slim en getalenteerd genoeg om daarin te slagen. Maar we kunnen uit de vele faalverhalen in Babylon ook concluderen dat de film net zozeer over de vrees om te mislukken en bedriegerssyndroom gaat. Chazelle heeft grote ambities, maar de filmgeschiedenis beslist uiteindelijk. En die is grillig en wispelturig. Als het voorbeeld van Erich von Stroheim één ding illustreert is het dat je als filmmaker vleugels kunt uitvinden om mee naar de zon te vliegen, maar dat je er ook mee te pletter kunt slaan.


Lees ook de recensie: ‘Babylon: een dynamische, uitputtende ondergangsfantasie van Hollywood’